ECLI:NL:TGZCTG:2021:164 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.170

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2021:164
Datum uitspraak: 08-10-2021
Datum publicatie: 15-10-2021
Zaaknummer(s): C2020.170
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Beklaagde heeft op verzoek van de gemeente in het kader van de WMO een sociaal-medisch advies uitgebracht met over het toekennen van hulp bij de huishouding. De klacht bestaat uit drie onderdelen. Het eerste onderdeel luidt dat: het medisch advies onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat beklaagde geen acht heeft geslagen op de oordelen van de specialisten en geen (aanvullende) medische informatie heeft opgevraagd waardoor hij een onjuist advies heeft gegeven. Het tweede onderdeel luidt dat het niet inzichtelijk is geworden hoe beklaagde tot het advies is gekomen. Het derde onderdeel luidt dat beklaagde klagers het correctie- en blokkeringsrecht en de mogelijkheid van een second opinion heeft ontnomen.Het Regionaal Tuchtcollege heeft zowel de klacht van de vader als de klacht van de zoon kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2020.170 van:

A., en B., beiden wonende te C.,

appellanten, klagers in eerste aanleg,

tegen

D., arts, werkzaam te B., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: K. Yigit te Den Haag.

1.         Verloop van de procedure

A. en B. – hierna samen klagers - hebben op 7 november 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen D. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 april 2020, onder nummer 2019-244b heeft dat College de klachten kennelijk ongegrond verklaard.

Klagers zijn van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2020.169 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 3 september 2021, waar zijn verschenen A. en de arts, bijgestaan door haar gemachtigde.  

B. is niet ter terechtzitting verschenen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2.       De feiten

2.1       Klager 2, geboren in 1997, is de zoon van klager 1.

2.2       In het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) is op 16 mei 2019 door de gemeente B. een sociaal-medisch advies gevraagd aan GGD Haaglanden voor klager 1 en klager 2. Het advies is gevraagd met betrekking tot hulp voor de lichte huishoudelijke werkzaamheden. Beklaagde heeft een advies gegeven. De vraagstelling van de gemeente aan beklaagde luidde als volgt:

‘(…) Consulent vraagt fysieke en/of psychische beperkingen van cliënt beperkingen?

Wat is de prognose?

Er wordt tevens gevraagd of cliënt in staat is om (lichte) huishoudelijke taken uit te voeren? (…)’

In de brief waarin klagers zijn uitgenodigd voor de medische beoordeling is onder andere verzocht relevante medische gegevens van de behandelaars mee te nemen.

2.3       Op 4 juni 2019 hebben klager 1 en klager 2 het spreekuur bezocht.

2.4       Het advies van beklaagde met betrekking tot klager 1 van 31 juli 2019 over het toekennen van hulp voor de lichte huishoudelijke werkzaamheden luidt onder meer als volgt:

‘(…) Onderzoeksactiviteiten (…)

Dossierstudie werd verricht. (…)

Client komt zelfstandig lopend zonder loophulpmiddel op het spreekuur (..)

Anamnese heeft plaatsgevonden.

Er heeft observatie van het functioneren plaatsgevonden(loop, houding- en bewegingsonderzoek) (…)

Medicatie werd gezien.

Schriftelijke medische gegevens van de huisarts, fysiotherapeut en specialisten werden aangeleverd en kennis van genomen. (…)

Medische gegevens van de  longarts zijn ontvangen d.d. 12-6-2019

Er zijn medische gegevens opgevraagd bij de cardioloog, maar ondanks herhaaldelijk rappelleren niet ontvangen. (…)

Lichamelijk en psychisch functioneren (…)

Cliënt vertelt, dat hij in 2013 en 2018 een hartinfarct heeft gehad. In oktober 2018 heeft hij een chirurgische ingreep gehad. Hij heeft gerevalideerd, nu regelmatig gecontroleerd door de specialist. Hij gebruikt ook medicatie. Hij vertelt, dat ten gevolge hiervan hij nog pijn heeft op de borst en aan de linkerschouder. (…) Daarnaast geeft hij pijnklachten aan, van de onderrug. (…) Hij geeft verder aan last te hebben van kortademigheid als gevolg van een longstoornis. (…). Ook geeft hij aan bekend te zijn met een intern/metabole stoornis in behandeling met medicatie. Hij merkt hierdoor klachten te hebben van een verminderd gevoel en onrustige benen. Zijn bloeddruk vertelt hij, is niet stabiel ondanks medicatie. Tenslotte heeft hij wisselend ontstekingen aan zijn voeten en enkels. (…)

Conclusie

(…) er is sprake van medische stoornissen met beperkingen. Client heeft beperkingen op lokomotoor, cardiaal en pulmonaal gebied. Hij is hierdoor beperkt in staan en lopen. Zwaar tillen, dragen, repeterende bewegingen met linkerarm. Met name waarbij hij zijn arm naar voren en opzij moet tillen/heffen. Buigen en Bukken en boven schouderhoogte bezig zijn. (…)

Beantwoording van de vraagstelling:

1. Medisch gezien bestaan er geen bezwaren voor het uitvoeren van lichte huishoudelijke werkzaamheden. Wat de allergie voor stof betreft kan geconcludeerd worden, dat met de adviezen met betrekking tot de woning door een gespecialiseerd longverpleegkundige, bovengenoemde klachten en beperkingen geen belemmering vormen voor het schoonhouden van de woning.

2. Of er verder herstel zal plaatsvinden is nog onduidelijk. Client zal gezien de voorgeschiedenis en het beloop mogelijk op termijn deels kunnen verbeteren. (…)’

2.5       Het advies van beklaagde met betrekking tot klager 2 van 31 juli 2019 over het toekennen van hulp voor de lichte huishoudelijke werkzaamheden luidt onder meer als volgt:

‘(…) Onderzoeksactiviteiten (…)

Dossierstudie werd verricht. (…)

Client komt zelfstandig lopend zonder loophulpmiddel op het spreekuur (..)

Anamnese heeft plaatsgevonden.

Er heeft observatie van het functioneren plaatsgevonden (loop, houding- en bewegingsonderzoek) (…)

Medicatie werd gezien. (…)

Schriftelijke medische gegevens van de orthopedisch manueel therapeut, neuroloog, huisarts, arts spoedeisende hulp, Kno arts, orthopedisch chirurg werden aangeleverd en kennis van genomen.

Er zijn medische gegevens opgevraagd bij de neuroloog, maar ondanks herhaaldelijk rappelleren niet ontvangen. (…)

Lichamelijk en psychisch functioneren (…)

Uit aangeleverde informatie van de   orthopedisch manueel therapeut d.d. 27-2-2019 blijkt behandeling/verloop(orthopedische manuele therapie, medische therapietraining en rug scholing/ergonomische adviezen) na trauma d.d. januari 2018 tot  26-2-2019. Na de behandeling  is de bewegelijkheid goed verbeterd en de pijn beduidend minder bij bewegen.

Uit gegevens van de neuroloog  d.d. 20-3-2019 blijkt tijdens trauma reeds volledig neurologisch onderzoek verricht zonder uitval en is ook een CT van de   boven rug verricht zonder afwijkingen. De kans op spier/bindweefselklachten is hoog.

Brief van de huisarts 25-6-2018 betreft aanvraag specialistisch onderzoek. Rug, schouder en nekklachten, vergeetachtigheid, concentratie en oververmoeidheid met ongeval te maken zou moeten hebben.

Brief SEH d.d. 31-1-2018 via ambulance i.v.m. auto ongeval blijkt pijn in de cervicale en thoracale wervelkolom en drukpijn op de bovenste ribben. Bij onderzoek   geen letsel van botten. Contusie van spieren. Behandeling pijnstilling en naar huis.

Brief KNO arts d.d. 16-3-2018 blijkt ontsteking, geen aanwijzing posttraumatische KNO problematiek.

Brief orthopedie d.d. 31-1-2018 gezien vanwege lage rugklachten. Chronische a specifieke rugklachten. Geen aanwijzing voor orthopedie. Advies poliklinische revalidatie. (…)

Conclusie

(…) er is sprake van medische stoornissen met beperkingen als omschreven. Client heeft beperkingen op lokomotoor gebied door spier/bindweefsel problematiek. Hij is hierdoor licht beperkt. (…) De prognose van de fysiek-medische problematiek is dat er met verdere behandeling van de rug en training verdere verbetering kan optreden.

Beantwoording van de vraagstelling :

1. Client heeft lichte fysieke beperkingen bij bukken en buigen, knielen en hurken alsook zwaar tillen.

2. Client kan gezien bovengenoemde in staat worden geacht de lichte huishoudelijke werkzaamheden te doen. (…)’

2.6       In de adviezen staat dat klager 1 en klager 2 het niet eens zijn met de conclusies van beklaagde.

  • De klacht

De klacht luidt - zakelijk weergegeven – dat:

- het medisch advies onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat beklaagde geen acht heeft geslagen op de oordelen van specialisten en geen (aanvullende) medische informatie heeft opgevraagd waardoor zij een onjuist advies heeft gegeven;

- niet inzichtelijk is geworden hoe beklaagde tot het advies is gekomen;

- beklaagde klagers het correctie- en blokkeringsrecht en de mogelijkheid van een second opinion heeft ontnomen. 

  • Het standpunt van beklaagde

De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

  • De beoordeling

5.1       Voor medische rapportage hanteert het College de volgende criteria.

1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Daarbij wordt ten volle getoetst of het onderzoek door de arts uit het oogpunt van

vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.

5.2       In dit verband stelt het College voorop dat aan een arts die een WMO-advies uitbrengt, niet de eis kan worden gesteld dat deze gespecialiseerd is in de specifieke medische aandoening die de reden is van een WMO-aanvraag. Bij WMO-zaken is sprake van zeer diverse problematiek. Wat betreft de meer specialistische medische gedeeltes kan de arts gebruik maken van informatie afkomstig van de behandelaars. Dat heeft beklaagde in dit geval ook gedaan.

5.3       Het College oordeelt dat de rapportage de tuchtrechtelijke toets kan doorstaan. De feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het advies berust zijn vermeld. Ook is vermeld welke verschillende onderzoeksactiviteiten er zijn verricht door beklaagde, welke informatie is betrokken en welke aanvullende informatie is opgevraagd bij de behandelaars. Verder is op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen. Daarbij is beklaagde binnen de grenzen van haar deskundigheid gebleven. De conclusie van de rapportage kon in alle redelijkheid uit de voorhanden zijnde gegevens en beschouwingen worden getrokken.

5.4       Over het informeren van klagers op het inzage-, correctie- en blokkeringsrecht, lopen de verklaringen van klagers en beklaagde uiteen. Dat brengt met zich mee dat niet kan worden vastgesteld of beklaagde klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klagers minder geloof verdient dan dat van beklaagde, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het College dus, ook als aan het woord van klagers en van beklaagde evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen. Hoewel dit had kunnen voorkomen door in de adviezen op te nemen dat klagers zijn gewezen op het inzage-, correctie- en blokkeringsrecht, acht het College dit niet van dien aard dat dit tot een tuchtrechtelijke maatregel moet leiden. In dit verband is ook van belang dat beklaagde naar het oordeel van het College in redelijkheid tot het advies heeft kunnen komen zoals onder 5.3 is overwogen.

5.5       Het is niet aan beklaagde om toestemming te geven voor een second opinion. Voor zover aan klagers geen mogelijkheid is geboden om een second opinion aan te vragen, kan dat beklaagde daarom niet worden verweten.

5.6       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Klagers beogen met hun beroep de oorspronkelijke klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concluderen tot gegrondverklaring van het beroep.

4.2       De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot verwerping van het beroep.

4.3       In beroep zijn de schriftelijke klachten over het beroepsmatig handelen en nalaten van de arts en is het door de arts gevoerde verweer daartegen nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klachten en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 september 2021 is dat debat voortgezet.

Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                                    verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: S.M. Evers, voorzitter; E.F. Lagerwerf-Vergunst en

       T. Dompeling, leden-juristen en W.A. Faas en M.L. van den Kieboom-de Groen,

leden-beroepsgenoten en M. van Esveld, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 8 oktober 2021.

Voorzitter  w.g.          Secretaris  w.g.