ECLI:NL:TADRARL:2021:297 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-275/AL/OV

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:297
Datum uitspraak: 22-02-2021
Datum publicatie: 19-01-2022
Zaaknummer(s): 20-275/AL/OV
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht van advocatenkantoor over een advocaat. Klager heeft verweerder ingeschakeld om een deelgeschilprocedure jegens de verzekeraar van M., de cliënt van klager, aanhangig te maken. Klager verwijt verweerder dat hij een beroepsfout heeft gemaakt. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is aan de vertegenwoordiger van klager verzocht toe te lichten of en zo ja in welk eigen belang klager zich door het in de klachtomschrijving bedoelde nalaten van verweerder getroffen achtte. Deze heeft in antwoord daarop medegedeeld dat hij een eigen en rechtstreeks belang bij de klacht heeft omdat indien zijn cliënt hem aanspreekt, klager vervolgens verweerder kan aanspreken. Voorts heeft klager medegedeeld dat hij ontvankelijk is in zijn klacht omdat verweerder is ingeschakeld door klager en niet door klagers cliënt. De raad stelt vast dat M. in deze procedure zowel door klager als verweerder is bijgestaan. De raad is van oordeel dat enkel M.  in deze een rechtstreeks belang heeft. Klager zelf heeft slechts een afgeleid belang. Een rechtstreeks belang volgt niet uit hetgeen klager heeft aangevoerd. Daarbij acht de raad van belang dat klager de mogelijkheid noemt dat zijn cliënt hem kan aanspreken, maar dat die cliënt dat niet heeft gedaan. De raad verklaart klager derhalve niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 22 februari 2021
in de zaak 20-275/AL/OV
naar aanleiding van de klacht van:

klager
gemachtigde: mr. J.
over
verweerder
gemachtigde: mr. K.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 2 maart 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 15 april 2020 heeft de raad het klachtdossier van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 4 december 2020. Daarbij waren de gemachtigde van klager en verweerder en zijn gemachtigde aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 en 2.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 De heer M. heeft tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden een bedrijfsongeluk gekregen met blijvend letsel tot gevolg. (De rechtsbijstandsverzekeraar van) M. heeft klager benaderd om hem bij te staan bij het aansprakelijk stellen van zijn werkgever. Bij brief van 2 oktober 2007 heeft de werkgever de aansprakelijkheid erkend.
2.3 Klager heeft verweerder in 2016 ingeschakeld om een deelgeschilprocedure jegens de verzekeraar van M. aanhangig te maken. Hiertoe heeft klager aan verweerder (een deel van) het dossier van M. verstrekt. Klager en verweerder hebben afgesproken dat verweerder voor zijn werkzaamheden een bedrag van € 225 per uur in rekening zou brengen.
2.4 Op 5 juni 2018 is de werkgever door verweerder gesommeerd. Nadat hierop niet werd gereageerd heeft verweerder op 4 februari 2019 het deelgeschil aanhangig gemaakt bij de rechtbank te Rotterdam.
2.5 Op 13 mei 2019 heeft mevrouw mr. F., advocaat van de verzekeraar, contact opgenomen met verweerder. Mr. F. heeft aangegeven dat in het geval er geen contact meer is geweest tussen (de advocaten van) M. en (de advocaten van) de werkgever zij zich zal beroepen op verjaring. Nu klager heeft aangegeven dat hij in de periode van 2012-2018 geen contact heeft gehad met (de advocaten van) werkgever heeft er geen stuitingshandeling plaatsgevonden en lijkt de vordering van M. te zijn verjaard.
2.6 In 2019 heeft klager verweerder aansprakelijk gesteld en hem gesommeerd de vermeende schade van M. te voldoen.

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij een beroepsfout heeft gemaakt doordat hij de verjaringstermijn van de vordering van M. had moeten stuiten omdat verweerder als letselschadespecialist door klager was ingeschakeld. Ook verwijt klager verweerder dat hij heeft aangegeven dat hij zich aan de procedure gaat onttrekken.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING
De klacht - ontvankelijkheid
5.1 De raad zal eerst onderzoeken of klager voldoende eigen en rechtstreeks belang heeft bij zijn klacht. Uitgangspunt is dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat niet aan een ieder toekomt, maar slechts aan degene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen.
5.2 Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is aan de vertegenwoordiger van klager verzocht toe te lichten of en zo ja in welk eigen belang klager zich door het in de klachtomschrijving bedoelde nalaten van verweerder getroffen achtte. Deze heeft in antwoord daarop medegedeeld dat hij een eigen en rechtstreeks belang bij de klacht heeft omdat indien zijn cliënt hem aanspreekt, klager vervolgens verweerder kan aanspreken. Voorts heeft klager medegedeeld dat hij ontvankelijk is in zijn klacht omdat verweerder is ingeschakeld door klager en niet door klagers cliënt M.
5.3 De raad stelt vast dat M. in deze procedure zowel door klager als verweerder is bijgestaan. De raad is van oordeel dat enkel M. in deze een rechtstreeks belang heeft. Klager zelf heeft slechts een afgeleid belang. Een rechtstreeks belang volgt niet uit hetgeen klager heeft aangevoerd. Daarbij acht de raad van belang dat klager de mogelijkheid noemt dat zijn cliënt hem kan aanspreken, maar dat die cliënt dat niet heeft gedaan. De raad zal klager derhalve in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.N. Paanakker, M.J.J.M. van Roosmalen, H.K. Scholtens, P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2021.

Griffier                                                     Voorzitter

Verzonden d.d. 22 februari 2021