ECLI:NL:TADRARL:2021:189 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-344

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:189
Datum uitspraak: 13-09-2021
Datum publicatie: 20-09-2021
Zaaknummer(s): 19-344
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Eindbeslissing met ongegrond verzet. De raad is van oordeel dat verweerster geen voor klaagster belangrijke informatie heeft achtergehouden, nog daargelaten dat verweerster, zoals zij stelt en klaagster niet heeft weersproken, daarmee niet bekend was. Niet is gebleken van overtreding van enige gedragsregel door verweerster.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 13 september 2021

in de zaak 19-344/AL/MN

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 7 oktober 2019 op de klacht van:

klaagster

over

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE EN TUSSENBESLISSING VAN DE RAAD

1.1    Voor het verloop van de procedure, het verzet, het verweer, de feiten, de klacht en de overwegingen van de raad tot de tussenbeslissing van 15 februari 2021 wordt verwezen naar deze tussenbeslissing, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd.

1.2    In de tussenbeslissing heeft de raad het nodig geacht dat partijen zich, gelet op de door hun in eerste aanleg en in verzet ingenomen standpunten, daarover op een nadere mondelinge behandeling kunnen uitlaten. Om die reden heeft de raad bepaald dat deze verzetzaak, gelijktijdig met de samenhangende verzetzaak 19-345, op de zitting van de raad van 7 juni 2021 zullen worden behandeld en heeft iedere verdere beslissing aangehouden.

1.3    Deze twee verzetzaken zijn, na een aanhoudingsverzoek, gevoegd behandeld ter zitting van de raad van 28 juni 2021. Daarbij was verweerster aanwezig, daarin bijgestaan door haar gemachtigde. Namens klaagster is, met kennisgeving vooraf, niemand verschenen.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van de stukken zoals genoemd in de tussenbeslissing. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klaagster van 1 maart 2021.

2    BEOORDELING

2.1    De raad stelt voorop dat sprake moet zijn van een gegrond verzet voordat de raad een klacht inhoudelijk kan beoordelen. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

2.2    Verweerster heeft ter zitting verklaard dat verweerder haar bij de overdracht van de zaak vanwege zijn vakantie alleen heeft gemeld dat er nog vier ondergeschikte puntjes in de vaststellingsovereenkomst geregeld moesten worden. Die punten hadden niets te maken met de B-transactie, waarbij verweerder noch zij betrokken waren. Verweerster heeft betwist dat zij van verweerder of anderszins heeft gehoord dat er kennelijk al een overeenkomst tussen partijen was gesloten, zodat zij met betrekking tot dat punt niet kan hebben gelogen of belangrijke informatie voor klaagster heeft achtergehouden tijdens haar waarneming.

2.3    De raad is van oordeel dat verweerster geen voor klaagster belangrijke informatie heeft achtergehouden, nog daargelaten dat verweerster, zoals zij stelt en klaagster niet heeft weersproken, daarmee niet bekend was. Niet is gebleken van overtreding van enige gedragsregel door verweerster. De raad is dan ook van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval, ook die van na 29 juni 2018. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

2.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. Ook aan het schadevergoedingsverzoek van klaagster, wat daar ook van zij, komt de raad niet toe. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.E. Veerman, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing, C.W.J. Okkerse, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 september 2021.

Griffier                              Voorzitter

Verzonden d.d. 13 september 2021