ECLI:NL:TADRARL:2020:322 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-775/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2020:322
Datum uitspraak: 30-11-2020
Datum publicatie: 06-07-2022
Zaaknummer(s): 19-775/AL/MN
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 30 november 2020
in de zaak 19-775/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 24 februari 2020 op de klacht van:

klaagster
gemachtigde: C.V.
over:
verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 30 september 2018 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 12 november 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 18-0299(Z710424) HH/sd van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 24 februari 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht ingevolge artikel 46g lid 1, aanhef en onder a Advocatenwet niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is verzonden aan partijen.
1.4 Op 10 maart 2020 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 19 maart 2020 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 5 oktober 2020. Daarbij waren verweerster en als gemachtigden van klaagster C.V. en R.V. aanwezig. 
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet zijn opgenomen in het verzetschrift. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van de klacht is - kort gezegd - aangevoerd dat klaagster pas eind 2017 bekend is geworden met de handelen van verweerster.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard.
De raad overweegt daartoe nog als volgt. Kort gezegd heeft verweerster klaagster bijgestaan als advocaat van 1998 tot 2012. In 2013 heeft klaagster verweerster aansprakelijk gesteld en is deze aansprakelijkstelling door verweerster doorgezonden naar haar beroepsaansprakelijkheidsassuradeur. Eind 2015 heeft deze laten weten niets meer te hebben gehoord van klaagster. Begin 2018 heeft klaagster verweerster opnieuw aansprakelijk gesteld en heeft zij op 30 september 2018 een klacht ingediend bij de deken. Dat is daarmee buiten de 3-jaarstermijn van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet. Dat zij nooit door verweerster op de hoogte is gehouden van de voortgang van haar zaak, inclusief de gevoerde onderhandelingen en de financiƫle afwikkeling, zoals klaagster in verzet aanvoert, is in strijd met hetgeen tussen partijen vaststaat, nu zij mede daarover reeds in 2013 heeft geklaagd. Ook snijdt daarmee geen hout dat zij een en ander pas in december 2017 zou hebben gehoord. Aan klaagster komt dan ook geen beroep toe op het bepaalde in het tweede lid van voormelde wettelijke bepaling. De raad is met de Voorzitter van oordeel dat de klacht te laat is.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. P.J.F.M. de Kerf en J.J.W. Lamme, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 november 2020.

Griffier                                        Voorzitter
 
Verzonden d.d. 30 november 2020