ECLI:NL:TGZRZWO:2019:114 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 267/2018

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2019:114
Datum uitspraak: 13-08-2019
Datum publicatie: 13-08-2019
Zaaknummer(s): 267/2018
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen huisarts ongegrond. Een minderjarige is door de huisarts verwezen naar de KNO-arts. Op dat moment hadden beide ouders het ouderlijk gezag over de minderjarige. De huisarts heeft voor de doorverwijzing geen toestemming gevraagd aan de vader. Uit het medisch dossier en de rapportage van de KNO-arts blijkt dat beide ouders en de gezinsvoogd aanwezig zijn geweest bij een eerder onderzoek van de minderjarige door de KNO-arts. Daaruit kon beklaagde redelijkerwijs afleiden dat klager geen bezwaren had tegen de doorverwijzing naar de KNO-arts.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 13 augustus 2019naar aanleiding van de op 25 september 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , huisarts, (destijds) werkzaam te B,

bijgestaan door mr. A.W. Hielkema, VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

b e k l a a g d e

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- het proces-verbaal van het op 11 februari 2019 gehouden gehoor in het kader van het vooronderzoek;

- het aanvullende klaagschrift;

- de brief van mr. Hielkema van 26 maart 2019.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 28 juni 2019, waar zijn verschenen klager in persoon en beklaagde, bijgestaan door zijn gemachtigde.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is de vader van D, geboren in 2013..

Sinds 20 december 2013 is D als patiënt bij beklaagde ingeschreven. De vader van D heeft een andere huisarts.

D woont bij zijn moeder en verblijft om de twee weken een weekend bij klager. Klager en de moeder van D hebben gezamenlijk ouderlijk gezag.

D is bij beschikking van de kinderrechter met ingang van 8 april 2016 onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassing. Op

26 mei 2017 is ook een machtiging tot uithuisplaatsing gegeven, waarna D twee weken bij klager heeft verbleven.

Op 26 juni 2017 heeft D met zijn ouders de polikliniek KNO van de E bezocht. F, specialist Keel-, Neus-, en Oorheelkunde bij de E heeft daarover op 26 juni 2017 onder meer gerapporteerd:

D wordt via de kinderartsen verwezen ivm recidiverende bovenste luchtweginfecties. Regelmatig geur uit de keel/mond. Keelpijn: +. ademhaling. Regelmatig verkouden. (…)

Met ouders besproken dat mijn advies t.a.v. de keelklachten een adenotonsillectomie is.

Zij zullen dit in overweging nemen. Er werden vooralsnog geen nieuwe afspraken gemaakt.”

Op 6 september 2017 heeft klager contact opgenomen met de praktijk van beklaagde. In het medisch dossier is daarover, voor zover van belang, het volgende genoteerd:

06-09-17

(…)

P Tevens wil vader med. info journaal regels vd

P laatste periode ivm zicht houden op de gezondheid

P van D. -> IOM FV: het is beter met moeder

P overleggen en van haar informatie krijgen over

P actuele gezondheid en welzijn van D .”

De moeder van D is op 13 september 2017 met hem op het spreekuur van beklaagde geweest. Daarover staat in het medisch dossier het volgende:

13-09-2017

S Sinds 3 dagen weer keelpijn. Bij verdere vraag kan

S hij moeilijk ademhalen en loopt altijd met open

S mond. Verder snurkt hij nu ruim 1 jaar.

O Keel: fors hypertrofische tonsillen bdz., geen pus

E Hypertrofie tonsillen/adenoïd,

P Via G verwezen naar KNO-heelkunde E

P locatie B .”

In een door H, specialist Keel-, Neus-, en Oorheelkunde bij de Ziekenhuisgroep Twente, op 9 oktober 2017 over D opgemaakte rapportage is onder meer vermeld:

“Op 09-10-2017 werd bovengenoemde patiënt gezien op de polikliniek KNO.

Reden consult

Vergrote tonsillen.

Anamnese

Pt komt met moeder. Het afgelopen jaar al meer dan 4x een tonsillitis doorgemaakt. Pt heeft al een jaar keelpijn, bronchitisachtige hoest waarbij overgeven en zwaar ademen.

Drinken doet pijn. Klachten bestaan langer dan een jaar maar zijn verergerd sinds juli. Pt sindsdien ook om de week verkouden.

(…)

Op grond van anamnese en KNO-onderzoek werd de indicatie gesteld voor een adenotonsillectomie (Sluder). De ingreep zal binnenkort onder kapnarcose plaatsvinden. Poliklinische controle na de ingreep is niet afgesproken. De ouders/verzorgers van het kind zijn geinstrueerd om bij aanhoudende klachten opnieuw contact op te nemen.”

H heeft in een rapportage van 26 oktober 2017 over D geschreven:

“Bovengenoemde patient werd op 25-10-2017 in ons ziekenhuis opgenomen voor het ondergaan van een adenotonsillectomie.”

Klager heeft op 26 oktober 2017 contact met beklaagde opgenomen. Daarover is het volgende vermeld in het medisch dossier:

“26-10-17

S Tel P: kreeg zojuist te horen van moeder van

S D, dat D is geopereerd aan zijn

S amandelen. Vraagt of dit klopt.

P Uitleg over consult van 13-9, brief KNO meegedeeld.”

En:

P aan balie: vraagt om gehele dossier.

O Kopie gemaakt van gehele dossier.

P Naar: Med. geg. eigen verzoek (ligt klaar ).”

Op 27 oktober 2017 is klager naar de praktijk van beklaagde gegaan. Beklaagde heeft daarover het volgende genoteerd in het medisch dossier:

“27-10-17

S Vader komt samen met een vriendin. Bij binnenkomst

S zeer agressief en vraagt waarom heb ik hem

S verwezen naar kno-arts zonder zijn toestemming.

O Uitleg gegeven dat D woont bij zijn moeder

O en dus als hij klachten heeft komt hij samen met

O zijn moeder naar mijn SU en desnoods wordt hij

O verwezen. Moeder kan dan de vader informeren over

O consult en eventuele verwijzing of verdere

O onderzoek. Als allebei de ouders voor alles moeten

O toestemming geven wordt het dan een onwerkbare

O situatie. Tijdens mijn uitleg begint hij mij uit

O te schelden en verbaal agressief te zijn en te

O dreigen. Hij vertelt dat hij zal mijn praktijk in

O brand steken en ik zal niet meer leven. Gezien

O zijn zeer agressieve houding en schreeuwen zeg ik

O dat ik me niet veilig voel en ik wil niet meer met

O hem verder praten. Ik vraag hem dan mijn

O spreekkamer en mijn praktijkpand te verlaten. Hij

O gaat midden in mijn SK staan en vertelt dat

O niemand kan hem van mijn praktijk wegsturen.

O Daarom zeg ik dat ik ga dan politie bellen en

O vragen voor ingreep van politie. Hij wacht totdat

O ik gebeld heb en als ik politie spreek vertrekt

O hij van mijn praktijk en gaat vóór mijn

O praktijkpand (in de uitgang) staan. Als hij

O politie-auto ziet naderen gaat hij snel vandoor.”

Met een brief van 2 november 2017 heeft beklaagde klager de toegang tot de huisartsenpraktijk ontzegd.

In een brief van KNO-arts H aan klager van 2 november 2017 is vermeld:

“Uit het medisch dossier kan ik opmaken dat D eerder op de poli KNO is geweest bij mijn collega op 27-06-2017. Bij dit consult waren u en de moeder van D aanwezig. Gezien de klachten van D is tijdens dit consult door mijn collega geadviseerd om de neus- en keelamandelen te verwijderen. Uiteindelijk is toen besloten om af te wachten.

Een paar maanden later is D opnieuw verwezen door de huisarts met een verwijzing daterend van 13-09-2017 waarin werd aangegeven dat D veel klachten had die zijn gerelateerd aan de neus- en keelamandelen. Ik heb D en zijn moeder gezien op mijn spreekuur van 9-10-2017. De klachten zouden zijn toegenomen in de voorliggende maanden. Op grond van de gegevens van de huisarts, de verergering van de klachten en het lichamelijk onderzoek werd de indicatie gesteld tot het verwijderen van de neus- en keelamandelen. De te verwachten uitkomsten van deze ingreep en de risico’s op complicaties zijn besproken met de moeder. Moeder heeft vervolgens toestemming gegeven voor de ingreep.

De ingreep heeft plaatsgevonden op 25 oktober j.l. en verliep zonder problemen. Dezelfde dag kon D weer naar huis. De volgende dag heeft u opgebeld naar de poli KNO met de mededeling dat u niet op de hoogte bent van de ingreep. Uiteraard is dit een ongewenste situatie en u bent daarover terecht verontwaardigd. In het algemeen geldt dat beide ouders instemming behoren te geven over een operatieve ingreep bij een kind waarover beide ouders gezag hebben. Ik heb toestemming voor de ingreep gekregen van de moeder en ben er daarbij van uit gegaan dat zij mede namens u sprak. Van u begrijp ik dat u niet op de hoogte bent gesteld. Ik betreur dat u niet bij de besluitvorming betrokken bent geweest. Dat is onjuist en spijtig.”

Bij brief van 18 februari 2019 heeft beklaagde de moeder van D verzocht een andere huisarts te zoeken voor D. Beklaagde heeft daarvoor als reden vermeld dat er een onwerkbare situatie is ontstaan om goede zorg aan D te kunnen bieden, omdat klager heeft aangegeven dat hij geen vertrouwen in beklaagde heeft als huisarts van D en dat hij voor D alleen via de huisartsenpost en zijn eigen huisarts om medische zorg zal vragen. Daarnaast is als reden voor het verzoek in de brief vermeld dat klager niet heeft willen toezeggen dat hij bereid is in eventuele contacten met zijn praktijk over de medische zorg aan D kalm te blijven. Een kopie van die brief is aan klager toegezonden. 

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven - :

-te hebben nagelaten hem als wettelijk gezaghebbende vader te informeren over de behandeling en doorverwijzing van D; en

- hem zonder respect te hebben bejegend en te hebben gescholden op het moment dat hij het dossier kwam halen, valse verklaringen te hebben afgelegd en onzorgvuldig te hebben gehandeld.

4.    HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert - zakelijk weergegeven - aan dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Hij stelt zich op het standpunt dat hij nimmer bewust heeft nagelaten klager te informeren over de behandeling en doorverwijzing van D. Beklaagde is van mening te hebben gehandeld in overeenstemming met de van toepassing zijnde KNMG-Wegwijzer. De verantwoordelijkheid voor het overleg berust volgens beklaagde bij de ouders zelf. Daarom heeft hij klager er op 6 september 2017 op gewezen dat het beter is met de moeder van D te overleggen en van haar actuele informatie te krijgen over de gezondheid en het welzijn van D.

Beklaagde heeft over het tweede klachtonderdeel gesteld, dat hieraan de feiten en gronden ontbreken. Hij heeft klager nooit respectloos bejegend en ook niet gescholden of valse verklaringen afgelegd. Wel heeft hij zich op 27 oktober 2017 genoodzaakt gezien de politie te bellen, vanwege de handelwijze van klager in de praktijk van beklaagde, en hem nadien de toegang tot de praktijk ontzegd.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2    

Op het moment waarop D opnieuw werd gezien door een KNO-arts en op het moment waarop hij werd geopereerd hadden beide ouders het ouderlijk gezag over D. Uit artikel 7:450 lid 1 in verbinding met artikel 7:465 van het Burgerlijk Wetboek vloeit voort dat voor die operatie de toestemming van beide ouders nodig was.   

5.3    

Uit het medisch dossier en de rapportage van de KNO-arts blijkt dat beide ouders en de gezinsvoogd aanwezig zijn geweest bij het eerste onderzoek van D op 27 juni 2017 door die arts. Daaruit kon beklaagde redelijkerwijs afleiden dat klager geen bezwaren had tegen de doorverwijzing naar de KNO-arts. Klager heeft tijdens de zitting ook erkend dat hij samen met de moeder van D een bezoek heeft gebracht aan de KNO-arts. Beklaagde heeft verder uitgelegd dat de (hernieuwde) verwijsbrief die hij op 13 september 2017 heeft uitgeschreven naar de KNO-arts slechts nodig was voor vergoeding van de medische kosten door de ziektekostenverzekeraar, omdat de eerdere verwijzing door de kinderarts gedaan was.

Tijdens de zitting heeft klager duidelijk gemaakt dat hij op zichzelf ook geen bezwaren heeft tegen het feit dat de operatieve ingreep bij D heeft plaatsgevonden, maar dat hij vooral ontevreden is over het feit dat hij niet op tijd is geïnformeerd over de datum waarop deze operatie plaatsvond. Het gevolg daarvan is geweest dat klager niet bij de operatie kon zijn en D toen niet kon steunen.   

Hoewel het voor klager pijnlijk moet zijn geweest dat hij niet bij de operatie van zijn zoon heeft kunnen zijn, valt dat niet aan beklaagde te verwijten. Beklaagde heeft immers slechts D opnieuw laten onderzoeken door een KNO-arts in hetzelfde ziekenhuis, maar hij was niet degene die de beslissing tot het opereren van D heeft genomen, terwijl hij ook geen invloed heeft gehad op de datum waarop de operatie is gepland. Die beslissing is genomen door de KNO-arts, die er daarbij ten onrechte van uit is gegaan dat de moeder van D, mede namens klager toestemming voor de operatie had gegeven.  

Het klachtonderdeel dat beklaagde zou hebben nagelaten hem als wettelijk gezaghebbende vader te informeren over de behandeling en doorverwijzing van D kan daarom niet slagen.

5.4

Uit het overgelegde dossier valt verder niet af te leiden dat beklaagde klager zonder respect heeft bejegend en heeft gescholden op het moment dat hij het dossier kwam halen, valse verklaringen heeft afgelegd en/of onzorgvuldig heeft gehandeld.

Tijdens de zitting heeft beklaagde meegedeeld dat hij het medisch dossier van D aan klager wilde meegeven toen klager daarom vroeg. Het medisch dossier was om die reden op 26 oktober 2017 klaargelegd voor klager. In het medisch dossier is vermeld dat klager zich op 27 oktober 2017, toen hij het medisch dossier kwam ophalen, zeer agressief in de praktijk en in de spreekkamer van beklaagde heeft gedragen en dat beklaagde om die reden de politie heeft gebeld en aan klager heeft gevraagd om het praktijkpand te verlaten. Uit de geschetste omstandigheden kan niet worden afgeleid dat beklaagde klager zonder respect heeft bejegend of heeft uitgescholden. Ook van het afleggen van valse verklaringen is niets gebleken, terwijl evenmin is komen vast te staan dat beklaagde onzorgvuldig jegens klager heeft gehandeld.

Het door beklaagde aan de moeder van D gedane verzoek om een andere huisarts voor D te zoeken kan ook niet worden aangemerkt als onzorgvuldig handelen. Daarentegen heeft beklaagde juist getoond zijn verantwoordelijkheid te nemen door de moeder te wijzen op de gevolgen die de verstoorde verhouding tussen klager en beklaagde mogelijkerwijs zou kunnen hebben voor het bieden van goede medische zorg aan D.

Ook dit klachtonderdeel kan niet slagen.   

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door P.E.M. Messer-Dinnissen, voorzitter, S.B. Boorsma, lid-jurist,

P.H. Wiersma, R.J. Wolters en M.H. Blanker, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van F. Ernens, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2019 door

J. Recourt, plv-voorzitter, in tegenwoordigheid van H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op de klachtonderdelen waarop die beslissing betrekking heeft.

b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.