ECLI:NL:TGZRAMS:2019:28 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/374

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:28
Datum uitspraak: 28-02-2019
Datum publicatie: 28-02-2019
Zaaknummer(s): 2018/374
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerster, tandarts, (onder meer) dat zij hem niet dan wel onvoldoende heeft geïnformeerd over de door haar uit te voeren behandeling in het kader van een gebitsprothese. Deels gegrond. Waarschuwing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 6 september 2018 binnengekomen klacht van:

A,

wonende in B,

k l a g e r ,

gemachtigde: mr. drs. J.E. van de Wint, advocaat in Amsterdam,

tegen

C,

tandarts,

werkzaam in B,

v e r w e e r s t e r ,

gemachtigde: mr. S. Dik, verbonden aan DAS Rechtsbijstand.             

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 9 november 2018 gehouden vooronderzoek.

De klacht is op een openbare zitting behandeld. Partijen waren aanwezig. Klager werd bijgestaan door mr. drs. J.E. van de Wint en verweerster door mr. S. Dik.  

2.         De feiten

2.1       Op 30 augustus 2017 heeft klager zich ingeschreven bij de praktijk waarvan verweerster eigenaar is. In de praktijk werkt ook een tandtechnieker.

2.2.      Klager heeft een afspraak bij de praktijk gemaakt voor 1 september 2017, omdat hij pijn had aan zijn kies. Verweerster heeft tijdens dat consult in de mond van klager gekeken. De kies waaraan klager pijn had bleek zo los te zitten, dat deze direct is geëxtraheerd door verweerster. Daarna resteerden nog twee tanden en een kies in de bovenkaak van klager. Na het trekken van de kies paste het bovenframe dat klager droeg niet meer. In het medisch dossier van klager staat bij 1 september 2017 onder meer:

“(..) meneer wil graag een nieuw bovenframe (..)”

Verweerster heeft klager tijdens dat consult verwezen naar de in de praktijk werkzame tandtechnieker. Verweerster heeft geen behandelplan opgesteld. Het consult op 1 september 2017 is de enige keer geweest dat klager en verweerster elkaar hebben gezien.

2.3.      Op 25 september 2017 vond de eerste afspraak bij de tandtechnieker plaats. In het medisch dossier staat bij die datum:

“Frame boven en onder”

2.4       In totaal zijn er zes afspraken gemaakt bij de tandtechnieker, in verband met de verschillende stadia van het vervaardigen en aanmeten van de frameprotheses. Op 15 januari 2018 zijn de protheses geplaatst door de tandtechnieker. Nazorg door de tandtechnieker heeft plaatsgevonden op 22 januari 2018 en op 26 februari 2018.

2.5.      Enige tijd na het plaatsen van de protheses ontving klager van verweersters factureringsmaatschappij een factuur. Klager diende een eigen bijdrage van

€ 1.200,00 te betalen. Klager was er ten onrechte vanuit gegaan dat hij voor de kosten verzekerd was.

2.6.      Op 30 april 2018 heeft de assistente van verweerster contact opgenomen met klager, omdat zij van de factureringsmaatschappij had begrepen dat de factuur niet werd betaald door klager, omdat hij klachten had over de behandeling. Volgens hem konden de protheses niet gebruikt worden omdat zijn tanden door de protheses ontstoken waren. 

2.7.      Op 2 mei 2018 heeft de tandtechnieker klager gezien. Zij heeft de ankers in het onderframe geactiveerd.

2.8.      Op 9 mei 2018 ontving verweerster een e-mail van de advocaat van klager, waarin werd gesteld dat de factuur werd betwist in verband met ernstige tekortkomingen. Naar aanleiding daarvan heeft verweerster een afspraak gemaakt met klager waarbij ook de tandtechnieker aanwezig zou zijn. Intussen is de factuur bij de factureringsmaatschappij ‘on hold’ gezet. Klager heeft de afspraak afgezegd.

2.9.      Op 20 juni 2018 is in het D een foto gemaakt van het gebit van klager.

3.         De klacht en het standpunt van klager

Samengevat houdt de klacht van klager in dat hij vindt dat hij genegeerd is bij zijn behandeling. Hij wilde dat al zijn tanden getrokken werden, zodat hij een kunstgebit kon krijgen. In plaats daarvan heeft verweerster tijdens het eerste consult na het trekken van een kies een afspraak gemaakt voor het laten maken van een frameprothese, zonder dat klager is gevraagd wat hij wilde en zonder dat hem is gezegd wat de kosten van het laten maken van de nieuwe frameprothese(‘s) waren. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij:

1)    de verzoeken van klager tot behandeling heeft genegeerd, zowel voorafgaand als na afloop van de foute medische behandeling;

2)    klager niet, dan wel onvoldoende heeft geïnformeerd over de door haar uit te voeren behandeling;

3)    klager zonder zijn toestemming heeft behandeld (informed consent ontbrak);

4)    klager tegen zijn wens heeft behandeld;

5)    klager onprofessioneel heeft behandeld zowel voor wat betreft de diagnose als de keuze voor uitvoering van de behandeling en de betreffende nazorg.

4.            Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Zij heeft aangevoerd dat zij de verzoeken van klager tot behandeling niet genegeerd heeft. Tijdens het eerste consult bleek de bestaande frameprothese van klager erg verouderd en door het trekken van de kies niet meer goed passend. Verweerster heeft de verschillende opties om de prothese te vervangen met klager besproken. Een daarvan was alle tanden trekken en een volledige prothese plaatsen. Klager koos echter voor een nieuwe (frame)prothese omdat hij daarmee al bekend was. Verweerster is daarin meegegaan, ook omdat er geen contra-indicaties waren. Zij heeft geen röntgenfoto’s gemaakt van het gebit van klager, omdat zij dat gelet op het feit dat klager geen kiezen meer had niet nodig vond. Klager heeft nooit aangegeven dat hij liever een volledige prothese wilde. Verweerster heeft, zoals zij altijd doet, klager duidelijk geïnformeerd over de globale kosten en de werkwijze bij een frameprothese. Verweerster heeft klaagster vervolgens verwezen naar de tandtechnieker. Daarbij heeft zij geen behandelplan opgesteld. Evenmin heeft zij de tandtechnieker een opdracht gegeven. Wel heeft zij in het medisch dossier genoteerd dat klager graag een nieuw bovenframe wil. De tandtechnieker heeft vervolgens de paradontale situatie onderzocht, nogmaals de mogelijkheden besproken, de indicatie gesteld en de kosten besproken. Verweerster stelt dat zij mondeling een terugkoppeling van de tandtechnieker krijgt als er problemen zijn maar in dit geval nooit een terugkoppeling te hebben gekregen. Verweerster wijst erop dat klager pas voor het eerst heeft geklaagd op het moment dat hij door een incassobureau was aangemaand tot betaling. Eerder, tijdens reguliere nazorg door de tandtechnieker, en tijdens de controle bij de tandtechnieker op 2 mei 2018, heeft hij niet geklaagd. Klager ging telkens juist tevreden weg. Verweerster heeft gepoogd nazorg te verlenen, maar klager heeft de daarvoor gemaakte afspraak van 4 juni 2018 zelf afgezegd.

5.         De beoordeling

Klachten 1 tot en met 4

5.1.      De eerste vier klachten worden gezamenlijk behandeld. Samengevat komen deze klachten erop neer dat verweerster tijdens het consult op 1 september 2017, ondanks het uitdrukkelijk verzoek van klager om zijn tanden te trekken, hem tegen zijn wens heeft doorverwezen naar de tandtechnieker om een nieuw bovenframe te laten maken zonder hem over die behandeling te informeren.

5.2.      Het college stelt vast dat de lezingen van klager en verweerster over wat er is besproken tijdens het consult op 1 september 2017, lijnrecht tegenover elkaar staan. Verweerster heeft immers stellig ontkend dat klager heeft gezegd dat hij graag wilde dat zijn tanden werden getrokken. Volgens haar was klager er juist heel stellig in dat hij een nieuw bovenframe wilde, heeft zij hem over die behandeling geïnformeerd en heeft zij hem –conform die wens - verwezen naar de tandtechnieker.

5.3.      Omdat alleen klager en verweerster aan het gesprek hebben deelgenomen, kan niet worden vastgesteld hoe het gesprek precies is verlopen. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat verweerster het verzoek van klager heeft genegeerd, hem niet heeft geïnformeerd over de uit te voeren behandeling, hem zonder zijn toestemming heeft behandeld of hem tegen zijn wens in heeft behandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerster, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag kunnen worden gelegd. Deze feiten kan het college, ook als aan het woord van klager en verweerster evenveel geloof wordt gehecht, niet vaststellen. Klacht 1 tot en met 4 worden daarom ongegrond verklaard.

5.4.      Wel hecht het college er aan op te merken dat het op de weg van verweerster had gelegen om hetgeen is besproken tijdens het eerste consult, beter vast te leggen in het medisch dossier. Het enige wat zij nu heeft geschreven is: “meneer wil graag een nieuw bovenframe”. Dit, terwijl er volgens verweerster veel meer is besproken tijdens dat consult. Volgens haar heeft zij de verschillende behandelopties besproken en heeft zij ook de kosten daarvan globaal besproken. Zij heeft echter aangevoerd dat zij nooit veel opschrijft van het eerste consult. Het college wijst erop dat een goede verslaglegging in het medisch dossier van groot belang is niet alleen voor de kwaliteit en continuïteit van de zorgverlening en begeleiding, maar ook vanwege de verantwoording en toetsbaarheid van het handelen van de desbetreffende hulpverlener.

Klacht 5

5.5.      Klacht 5 wordt gegrond verklaard. Met klager is het college van oordeel dat verweerster niet heeft gehandeld zoals van haar verwacht mocht worden. Uit de NMT-praktijkrichtlijn ‘Verwijsrelatie van tandarts naar tandprotheticus’ volgt dat de tandarts verantwoordelijk is voor een correcte verwijzing van de patiënt naar de tandprotheticus. De tandarts stelt de diagnose en indicatie op basis waarvan een schriftelijk behandelingsvoorstel aan de tandprotheticus wordt voorgelegd, aangevuld met relevante informatie en aanwijzingen die in het kader van de gevraagde behandeling wenselijk zijn.

5.6.      Vast staat dat klager, na het trekken van de kies, nog drie elementen in de bovenkaak had. Juist in die situatie had verweerster, voordat zij klager doorverwees naar de tandtechnieker, gestructureerd onderzoek moeten doen naar de vraag of het plaatsen van een nieuw bovenframe geïndiceerd was. Dit onderzoek had naast het doen van parodontaal onderzoek, ook moeten bestaan uit röntgenonderzoek. Het doen van deze onderzoeken heeft zij nagelaten.

5.7.      Ook heeft verweerster zich onvoldoende actief getoond in de regierol die zij ten opzichte van de tandtechnieker heeft. Zij heeft geen indicatie gesteld en evenmin een schriftelijk behandelingsvoorstel aan de tandprotheticus voorgelegd. Verweerster heeft dit allemaal overgelaten aan de tandprotheticus. Uit de stukken blijkt bovendien dat de tandtechnicus ook is overgegaan tot het plaatsen van een frameprothese in de onderkaak. Daar ter zitting naar gevraagd heeft verweerster erkend dat zij daarvoor geen opdracht heeft gegeven, en daarvan zelfs niets afwist.

5.8.      Het feit dat deze werkwijze tussen haar en de tandtechnieker volgens verweerster al jarenlang goed gaat, betekent niet dat zij blind mag vertrouwen op de tandtechnieker. Het is immers de verantwoordelijkheid van de tandarts om in de relatie met de tandtechnieker de regierol te vervullen. Verweerster heeft dat volledig nagelaten en daarmee is zij niet binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening gebleven.

5.9.      De conclusie van het voorgaande is dat de klacht deels gegrond is. Verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klager had behoren te betrachten.

5.10.    Alle omstandigheden in ogenschouw nemende is het college van oordeel dat het passend en geboden is om verweerster een waarschuwing op te leggen.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart klachtonderdeel 5 gegrond;

-          legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-          wijst de klacht voor het overige af.

Aldus beslist door:

A. van Maanen, voorzitter,

H.C. van Renswoude, B.D. Stibbe en R.C.M. van Gorp, leden-tandarts,

S. Colsen, lid-jurist,

bijgestaan door M.G. Verkerk, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2019 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

WG  secretaris                                                                                   WG  voorzitter