ECLI:NL:TGDKG:2019:159 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/648702 / DW RK 18/289

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:159
Datum uitspraak: 12-11-2019
Datum publicatie: 19-12-2019
Zaaknummer(s): C/13/648702 / DW RK 18/289
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Klacht over verschil in bedragen die door de gerechtsdeurwaarder worden opgegeven en beantwoorden van gestelde vragen. Het verschil in de opgegeven bedragen is door de gerechtsdeurwaarder genoegzaam opgehelderd. Vragen niet binnen een redelijke termijn beantwoordt. Deze klacht wordt gegrond verklaard en daarvoor wordt de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Geen kostenveroordeling aan de Staat uitgesproken. Door klaagster betaalde griffierecht dient wel aan haar te worden vergoed.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 november 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/648702 / DW RK 18/289 (LV/FK) van:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen ingekomen op 31 mei 2018, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder. Bij e-mail van 10 juli 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij e-mail van 29 september 2019 heeft klaagster meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op de openbare zitting van 1 oktober 2019. Verschenen is de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 12 november 2019.

1. Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     De gerechtsdeurwaarder heeft in december 2016 beslag gelegd onder het UWV ten laste van klaagster.

b)     De gerechtsdeurwaarder incasseert en verdeelt als eerste beslaglegger namens een aantal andere beslagleggers de door hem van klaagster ontvangen bedragen.

c)     Bij e-mail van 2 mei 2018 om 12:24 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster op haar verzoek een overzicht van de restschuld in het dossier met nummer 1116111224 toegezonden.

d)     Bij e-mail van 2 mei 2018 om 19:07 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder onder meer meegedeeld: “(.....) u stuurt mij een overzicht dat ik nog een bedrag van € 184,= moet betalen, ik heb van mijn nieuwe UVW uitkering de nieuwste specificatie binnen en nu zie ik dat er weer een bedrag van € 953,= door jullie beslag is gelegd, hoe kan dit? Vindt dit nogal vreemd, waar gaat de rest naartoe?”

e)     Op 2 mei 2018 om 20:14 deelt klaagster de gerechtsdeurwaarder onder meer mee: “In de bijlage stuurt u mij uitkeringsspecificatie, graag verwacht ik van jullie een uitleg over € 770,= die jullie teveel beslag hebben geleegd, wat mij betreft vind ik dat ik al genoeg betaald heb om het dossier helemaal af te betalen.”

f)      Op 2 mei 2018 om 23:56 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder - voor zover van belang – meegedeeld: (.....) Ik heb al mijn uitkeringsspecificaties nagetrokken en hieruit blijkt dat ik vanaf december 2016 tot heden € 9305,89 aan [     ] heb betaald door beslagleggingen, graag wil ik een overzicht ontvangen naar welke schuldeisers dit totaalbedrag is gegaan? Hieronder geef ik u de maand, jaartal en het beslagbedrag wat u bij mij heeft gevorderd (.....)”.

g)     Na een nieuw verzoek om opgave wordt dit door de gerechtsdeurwaarder op 15 mei 2018 aan klaagster toegezonden.

h)     Op 27 juni 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder een gespecificeerd overzicht van alle dossiers die in de verdeling van het loonbeslag bij klaagster hebben gelopen.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder ondanks herhaaldelijk verzoek daartoe haar geen overzicht verstrekt van waar de ontvangen bedragen van klaagster naartoe zijn gegaan. De gerechtsdeurwaarder stuurt wel twee overzichten van het openstaand bedrag. Op 2 mei 2018 is dat € 183,73 en op 15 mei 2018 is dat € 179,88. Klaagster kan het verschil in de overzichten van € 4,00 niet plaatsen, terwijl de gerechtsdeurwaarder € 953,-- per maand ontvangt uit het gelegde beslag onder de UWV.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1. De klacht is gericht tegen het gerechtsdeurwaarderskantoor [     ]. Op grond van de Gerechtsdeurwaarderswet kan een gerechtsdeurwaarderskantoor niet als beklaagde worden aangemerkt. Bij een klacht ingediend tegen een samenwerkingsverband geldt dat volgens vaste rechtspraak de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt. De in aanhef van deze beslissing vermelde gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het dossier van klaagster onder haar verantwoordelijkheid valt. Daarom wordt deze gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Onderzocht dient te worden of er gehandeld is in strijd met de tuchtrechtelijke norm als neergelegd in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat de specificatie van het openstaande bedrag, verzonden per e-mail van 2 mei 2018, alleen zag op het dossier met nummer 111611224. Dit omdat uit het verzoek van klaagster in een e-mail van 24 april 2018 niet duidelijk heeft verzocht om een opgave van alle verdeeldossiers die de gerechtsdeurwaarders onder zich had. Het is juist dat € 953,86 is ingehouden. Alle verdeeldossiers omvatten in totaal € 15.062,84 aan vorderingen en in dossier 111611224 werd slechts € 3,85 ontvangen. Dit verklaart het geringe verschil in het openstaande saldo in de aan klaagster toegezonden overzichten van dossier 111611224 op 2 mei 2018 en 15 mei 2018. Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder daaraan toegevoegd dat op 15 mei 2018 een specificatie aan klaagster is verzonden en op 6 juni 2018 opgave is gedaan van alle verdeeldossiers. Een gespecificeerd overzicht van alle dossiers en de daarin gedane betalingen is op 27 juni 2018 naar klaagster verzonden. Vanwege de miscommunicatie over wat klaagster nu precies wilde hebben, heeft dit enige tijd geduurd.

4.4. De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder genoegzaam heeft opgehelderd waar het verschil tussen het op 2 mei 2018 opgegeven bedrag en de opgave van 15 mei 2018 in is gelegen. Voor zover de gerechtsdeurwaarder aanvoert dat het hem niet duidelijk was dat klaagster een overzicht wenste van alle dossiers (de e-mail van 24 april 2018 is overigens niet overgelegd), had dit de gerechtsdeurwaarder op zijn minst duidelijk moeten zijn na de e-mail van klaagster van 2 mei 2018. Ook in een reactie op de e-mail van 15 mei 2018 aan de gerechtsdeurwaarder heeft klaagster nogmaals om een totaaloverzicht verzocht.

4.5.Van een zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij vragen over een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Omdat het verzoek is gedaan op 2 mei 2018 en pas op 27 juni 2019 aan klaagster een volledig overzicht is toegezonden, is de klacht terecht voorgesteld. Bovendien heeft deze toezending pas plaatsgevonden nádat de klacht bij de kamer is ingediend. De klacht zal gegrond worden verklaard en de gerechtsdeurwaarder zal de maatregel van waarschuwing worden opgelegd.

5. Kosten

5.1. Onder de voorwaarde dat een klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard en een maatregel wordt opgelegd, kan, ingevolge het bepaalde in artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882), een kostenveroordeling worden opgelegd.

5.2. Op grond van voormelde richtlijn is het uitgangspunt dat een kostenveroordeling wordt opgelegd, tenzij er (bijzondere) omstandigheden zijn om dat niet te doen of om een lagere kostenveroordeling op te leggen. In dit geval ziet de kamer aanleiding om af te zien van een kostenveroordeling. De op te leggen maatregel betreft de lichtste maatregel, die een zakelijke terechtwijzing inhoudt van de onjuistheid van de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken.

5.3. Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de gerechtsdeurwaarder op grond van de artikel 37 lid 7 Gdw het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 aan haar dient te vergoeden.

5.4 Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht gegrond;

-       legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op;

-       veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klaagster van haar kosten nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden, bestaande uit € 50,00 aan griffierecht.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mrs. C.A. van Dijk en J.M. Wisseborn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 november 2018 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.