ECLI:NL:TGDKG:2019:101 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/647418 / DW RK 18/242 verzet

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:101
Datum uitspraak: 12-03-2019
Datum publicatie: 26-07-2019
Zaaknummer(s): C/13/647418 / DW RK 18/242 verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen een voorzittersbeslissing. Het verzet is niet tijdig gedaan en wordt niet-ontvankelijk verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 maart 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 17 april 2018 met zaaknummer C/13/629327 DW RK 17/536 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/647418 / DW RK 18/242 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

1. [     ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [     ],

2. [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier, ingekomen op 24 mei 2017 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. Bij brief ingekomen op 15 juni 2017 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 17 april 2108 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van dezelfde datum. Bij op 26 april 2018 gedateerde brief, ingekomen op 4 mei 2018 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beschikking van de voorzitter.  Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 22 januari 2018 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster heeft kort voor de zitting medegedeeld niet ter zitting te kunnen verschijnen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 12 maart 2019.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

2.1 Het verzet dient op grond van de wet te worden ingediend binnen veertien dagen na verzending van de brief met de beslissing van de voorzitter. Die beslissing is verzonden bij brief van 17 april 2018. De termijn begon daarmee te lopen op 18 april 2018 en eindigde op 1 mei 2018. De brief waarmee verzet is ingesteld is gedateerd op 26 april 2018, maar blijkens de poststempel op de envelop verzonden op 2 mei 2018. De brief is dus verzonden na het verstrijken van de termijn van veertien dagen waarbinnen verzet kon worden gedaan.

2.2 Door klaagster is geen aanhouding van de behandeling verzocht en zij heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Klaagster heeft daarvoor wel de gelegenheid gehad, omdat in de brief van 4 mei 2018, waarmee de ontvangst van het verzet aan klaagster is bevestigd, haar al kenbaar is gemaakt dat het ernaar uitzag dat het verzet te laat was ingediend maar dat het aan de kamer was te beslissen of er wellicht bijzonder omstandigheden waren die maken dat klaagster desondanks toch in het verzet zou kunnen worden ontvangen.

2.3 Klaagster wordt dan ook niet-ontvankelijk in het verzet verklaard.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart klaagster niet ontvankelijk in het verzet.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend voorzitter, en mr E. Diepraam en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.