ECLI:NL:TADRSGR:2019:2 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-301/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2019:2
Datum uitspraak: 07-01-2019
Datum publicatie: 14-05-2019
Zaaknummer(s): 18-301/DH/RO
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft klaagster onvoldoende duidelijk geïnformeerd over de bijstand die zij zou verlenen, door afspraken niet schriftelijk vast te leggen. Als gevolg daarvan is tussen klaagster en verweerster een geschil ontstaan. Verweerster heeft gehandeld op een wijze die een behoorlijk handelend advocaat niet betaamt en dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerster heeft ter zitting meegedeeld dat zij voor haar werkzaamheden niets in rekening heeft gebracht bij klaagster en dat zij haar werkzaamheden ook niet heeft gedeclareerd bij de Raad voor Rechtsbijstand. Verder heeft verweerster laten blijken spijt te hebben van en lering te hebben getrokken uit, de gang van zaken. Gelet op dit alles acht de raad de maatregel van waarschuwing passend waarbij verweerster niet zal worden veroordeeld in de kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 7 januari 2019

in de zaak 18-301/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

gemachtigde: mr. S

over:

verweerster

gemachtigde: de heer B

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij e-mail van 25 oktober 2017 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 25 april 2018 met kenmerk R 2018/26 edl/dh, door de raad ontvangen op 26 april 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 oktober 2018 in aanwezigheid van klaagster en verweerster, beiden bijgestaan door hun gemachtigden.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het door de deken toegezonden klachtdossier en van:

-    de e-mail van 24 oktober 2018 met bijlagen van de zijde van verweerster;

-    de brief van 25 oktober 2018, met bijlagen, van de zijde van klaagster.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Klaagster heeft zich in verband met een bestuursrechtelijke kwestie met betrekking tot kinderopvangtoeslag gewend tot HelloLAW. Verweerster is als advocaat geregistreerd bij HelloLAW. Op de website van  HelloLAW staat vermeld dat het eerste gesprek van een half uur bij de aangesloten advocaten gratis is.

2.2    Klaagster had in deze bestuursrechtelijke kwestie zelf, zonder juridische bijstand, reeds bezwaar, beroep en hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep zou dienen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) op 9 oktober 2017.

2.3    Op 15 september 2017 heeft HelloLAW verweerster laten weten dat klaagster naar haar was doorverwezen. Diezelfde dag heeft de secretaresse van verweerster contact opgenomen met klaagster en een afspraak gemaakt voor 21 september 2017. De secretaresse heeft daarbij aan klaagster meegedeeld dat voor het gesprek € 50,- in rekening gebracht zou worden.

2.4    Op 21 september 2017 hebben klaagster en verweerster elkaar gesproken op het kantoor van verweerster.

2.5    Verweerster heeft voor klaagster een toevoeging aangevraagd.

2.6    Bij besluit van 10 oktober 2017 heeft de Raad voor Rechtsbijstand de toevoeging toegekend en de eigen bijdrage vastgesteld op € 770,-. Verweerster heeft deze eigen bijdrage niet bij klaagster in rekening gebracht.

2.7    Op 22 januari 2018 heeft de deken met klaagster en verweerster gesproken.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster heeft klaagster niet goed bijgestaan en heeft klaagster in de steek gelaten. Verweerster heeft klaagster pas een uur voor de zitting laten weten dat zij haar niet ter zitting bij de Afdeling zou bijstaan, hetgeen beter zou zijn voor de zaak. Door toedoen van verweerster was klaagster bijna te laat op de zitting gekomen.

b)    Verweerster heeft klaagster verzocht om € 50 te betalen, terwijl klaagster was doorverwezen naar verweerster door HelloLAW en daarom het eerste half uur gratis zou zijn.

3.2    De stellingen die klaagster aan haar klacht ten grondslag heeft gelegd zullen hierna, voor zover van belang, worden besproken.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft in verband met klachtonderdeel a aangevoerd dat zij klaagster tijdens hun eerste gesprek op 21 september 2017 duidelijk heeft gemaakt dat zij zich niet als advocaat-gemachtigde zou stellen, maar dat zij klaagster wel op de achtergrond wilde adviseren. Verweerster heeft vervolgens voor klaagster een toevoeging aangevraagd. Na het gesprek heeft klaagster verweerster stukken toegezonden en op 29 september 2017 hebben partijen elkaar opnieuw gesproken. Volgens verweerster heeft zij tijdens dit gesprek met klaagster afgesproken dat zij “een aantal belangrijke punten, tips en tricks die [klaagster] voor de zitting op 9 oktober 2017 kan gebruiken” op papier zou zetten. Op 1 oktober 2017 heeft verweerster “deze punten en een aantal uitspraken van de Afdeling” naar klaagster gemaild.

4.2    Op 9 oktober 2017, in de ochtend, voor de zitting, hebben klaagster en verweerster opnieuw met elkaar gesproken. Volgens verweerster heeft zij tijdens dit gesprek de punten die klaagster tijdens de zitting naar voren moest brengen gedicteerd. Verweerster heeft aan klaagster kenbaar gemaakt dat zij haar tijdens de zitting niet zou bijstaan. Verweerster was bereid om mee te gaan naar de Afdeling, maar zij zou dan buiten de zittingzaal wachten. Volgens verweerster heeft klaagster ervoor gekozen om alleen te gaan, zij voelde zich voldoende voorbereid.

4.3    Klaagster heeft verweerster na de zitting een sms-bericht gestuurd om te laten weten dat het goed was gegaan. Op 10 oktober 2017, de dag na de zitting, heeft klaagster verweerster een e-mail bericht gezonden, waarin zij haar ongenoegen heeft geuit over de afwezigheid van verweerster tijdens de zitting.

4.4    Verweerster heeft aangevoerd dat zij op 9 oktober 2017 van 9 tot 10 uur met klaagster heeft gesproken, op een locatie in Den Haag, nabij de Afdeling. Volgens verweerster had klaagster voldoende tijd om op tijd bij de Afdeling te arriveren voor de zitting.

4.5    Verweerster heeft ten aanzien van klachtonderdeel b aangevoerd dat zij tijdens het gesprek op 21 september 2017 aan klaagster heeft uitgelegd dat sprake was van een misverstand over de kosten voor het eerste gesprek. Verweerder brengt haar cliënten doorgaans € 50,- in rekening voor het eerste gesprek. Voor cliënten die via HelloLAW bij haar terecht komen geldt dat het eerste gesprek gratis is. Volgens verweerster heeft het eerste gesprek met klaagster 1 uur en 49 minuten geduurd. Verweerster heeft daarvoor niets bij klaagster in rekening gebracht.

5    BEOORDELING

Klachtonderdeel a)

5.1    Volgens verweerster heeft zij klaagster meerdere malen en uitdrukkelijk uitgelegd dat zij ter zitting niet voor haar zou optreden en was dit voor klaagster ook duidelijk. Klaagster heeft dit met klem betwist. Klaagster ging er tot de dag van de zitting van uit dat verweerster mee zou gaan naar de zitting. Klaagster zou weliswaar zelf het woord voeren, maar verweerster zou in haar nabijheid blijven.

5.2    Gelet op het over en weer gestelde kan de raad niet vaststellen welke afspraken zijn gemaakt en of deze voor klaagster duidelijk hadden moeten zijn. Dit valt in de risicosfeer van verweerster. Het ligt immers op de weg van een advocaat om zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke afspraken en om deze, ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, schriftelijk aan de cliënt te bevestigen. Verweerster heeft dit nagelaten, zij heeft de door haar gestelde afspraak dat zij klaagster niet ter zitting zou vertegenwoordigen niet schriftelijk vastgelegd. Dit leidt de raad tot de conclusie dat verweerster klaagster onvoldoende duidelijk heeft geïnformeerd over de bijstand die verweerster klaagster zou verlenen en aldus niet heeft gehandeld zoals dat een behoorlijk handelend advocaat betaamt. Klachtonderdeel is in zoverre gegrond.

5.3    Gesteld noch gebleken is dat klaagster te laat was bij de Afdeling, in die zin dat de zitting geheel of gedeeltelijk buiten haar aanwezigheid heeft plaatsgevonden. Gelet daarop kan niet worden vastgesteld dat klaagster door toedoen van verweerster op dit punt in haar belangen is geschaad. Klachtonderdeel a is in zoverre ongegrond.

Klachtonderdeel b)

5.4    Tussen partijen is niet in geschil dat verweerster niets in rekening heeft gebracht bij klaagster, niet voor het eerste gesprek en ook niet voor de werkzaamheden die verweerster nadien voor klaagster heeft verricht. De mededeling van de secretaresse van verweerster zoals weergegeven in 2.3 berustte op een misverstand, dat door verweerster is gecorrigeerd. Klachtonderdeel b is ongegrond. 

6    MAATREGEL

6.1    Verweerster heeft klaagster onvoldoende duidelijk geïnformeerd over de bijstand die zij zou verlenen, door afspraken niet schriftelijk vast te leggen. Als gevolg daarvan is tussen klaagster en verweerster het onderhavige geschil ontstaan. Verweerster heeft gehandeld op een wijze die een behoorlijk handelend advocaat niet betaamt en dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar.

6.2    Verweerster heeft ter zitting meegedeeld dat zij voor haar werkzaamheden niets in rekening heeft gebracht bij klaagster en dat zij haar werkzaamheden ook niet heeft gedeclareerd bij de Raad voor Rechtsbijstand. Verder heeft verweerster laten blijken spijt te hebben van en lering te hebben getrokken uit, de gang van zaken. Gelet op dit alles acht de raad de maatregel van waarschuwing passend waarbij verweerster niet zal worden veroordeeld in de kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50 aan haar vergoeden.

7.2     Omdat de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten € 25 reiskosten van klaagster.

7.3     Verweerster moet het bedrag van € 25 reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden betalen aan klaagster. Klaagster geeft tijdig haar rekeningnummer schriftelijk door aan verweerster.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel a gegrond zoals weergegeven in 5.2 en voor het overige ongegrond;

-    verklaart klachtonderdeel b ongegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50 aan klaagster;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 25 aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2019.