ECLI:NL:TADRARL:2019:8 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-1028

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:8
Datum uitspraak: 07-01-2019
Datum publicatie: 28-01-2019
Zaaknummer(s): 18-1028
Onderwerp: Artikel 60 b e.v., subonderwerp: Artikel 60 c Advocatenwet
Beslissingen: Anders
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Benoeming rapporteur conform verzoek deken ex artikel 60c Advocatenwet.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 7 januari 2019

in de zaak 18-1028

naar aanleiding van het verzoek ex artikel 60c Advocatenwet, van:

deken

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 10 december 2018 met kenmerk 749076, door de raad digitaal ontvangen op diezelfde dag, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord Nederland (hierna: de deken) een verzoek ex artikel 60ab, subsidiair ex artikel 60b en meer subsidiair ex artikel 60c Advocatenwet tegen verweerder ingediend.

1.2    De verzoeken van de deken zijn met zaaknummer 18-982 behandeld ter zitting van de raad van 17 december 2018 in aanwezigheid van de deken en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    Bij beslissing van 7 januari 2019 heeft de raad de verzoeken ex artikel 60ab (primair) en 60b (subsidiair) Advocatenwet afgewezen. De beslissing op het meer subsidiaire verzoek ex 60c Advocatenwet is in voornoemde beslissing verwezen naar de voorzitter van de raad. Over dat verzoek zal de voorzitter in deze beslissing oordelen.

1.4    De voorzitter heeft kennis genomen van:

-    de onder 1.1 genoemde brief van de deken;

-    de brief van verweerder van 13 december 2018 met bijlagen, door de raad digitaal ontvangen op diezelfde dag.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft een eenmanskantoor en voert praktijk middels Advocatenkantoor [naam] B.V. (hierna: het ‘Advocatenkantoor’). Bestuurder van het advocatenkantoor is [naam] Beheer B.V. (hierna: de ‘Beheer B.V.’). Verweerder is directeur grootaandeelhouder (DGA) van de Beheer B.V.

2.3    Verweerder heeft sinds 2016 werkzaamheden verricht voor [H.M.] Beheer B.V. en haar (dochter)vennootschappen. Zij houdt/houden kantoor in dezelfde straat als het Advocatenkantoor. Bestuurder van de voormelde beheermaatschappij is de heer V. Voor de werkzaamheden door verweerder hebben partijen in 2016 een overeenkomst van opdracht gesloten.

2.4    Op 4 juli 2017 hebben partijen een ‘nadere overeenkomst van opdracht’ gesloten. Deze overeenkomst vermeldt onder meer het volgende:

“IN AANMERKING NEMENDE DAT:

-    de concerns van [de heer V.] en haar dochtervennootschappen sedert maart 2016 ernstige liquiditeitsproblemen kennen;

-    diverse crediteuren, respectievelijk kredietverzekeraars, aanzeggen en dreigen het faillissement van [de heer V.] en of haar vennootschappelijke dochters te willen bewerkstelligen;

-    [de heer V.] zich daar tegen verzet en [verweerder] in maart 2016 heeft verzocht [de heer V.] daarin bij te staan;

-    (…)

-    [de heer V.] en [verweerder] zich realiseren dat de betaling van de facturen van [verweerder] de liquiditeit van [de heer V.] verder zullen aantasten;

-    [de heer V.] voorstelt aan [verweerder] om nadere zekerheden omtrent de betaling van de facturen aan [verweerder] af te geven waarbij [verweerder] voorlopig afziet van daadwerkelijke betaling van de werkzaamheden;

-    [verweerder] zulks nog immer accepteert en bereid is en aangeeft enigszins geduld te hebben ter zake de daadwerkelijke betaling van haar facturen, echter onder aanvullende voorwaarden en zonder dat er daarbij sprake is van enige vorm van achterstelling;

-    de liquiditeitsdruk nog immer aanwezig is en het zeer bezwaarlijk is voor [de heer V.] thans al een deel van de betalingsafspraken na te komen

-    daarom [de heer V.] zich verplicht op eerste verlangen van [verweerder] aan [verweerder], onbelaste roerende of onroerende zaken in eigendom aan [verweerder] aan te bieden tegen verrekening van openstaande facturen (...);

-    [verweerder] reeds heeft bedongen aanspraak te maken op een fixed fee exclusief BTW van € 100.000,- op jaarbasis ingaande 1 maart 2016, steeds per 1 maart vooraf opeisbaar;

-    [de heer V.] al hetgeen in deze considerans is opgenomen onvoorwaardelijk heeft geaccepteerd en zal nakomen.

2.5    Volgens artikel 2 van de nadere overeenkomst van opdracht worden alle werkzaamheden onder de fixed fee verricht en noteert verweerder de tijd voor de ten behoeve van de heer V. verrichte werkzaamheden, waarbij een uurtarief van € 450,- exclusief btw wordt gehanteerd.

2.6    De liquiditeitsproblemen van zijn cliënt hebben ertoe geleid dat verweerder enige tijd op betaling voor zijn werkzaamheden heeft moeten wachten.

2.7    Op 14 mei 2018 heeft verweerder de heer V. een verzamelfactuur gestuurd van in totaal € 354.242,01 voor door hem verrichte werkzaamheden in 2016, 2017 en 2018 alsmede voor de handelsrente.

2.8    [H.M.] Beheer B.V. heeft aan het Advocatenkantoor van verweerder enkele percelen bouwterrein verkocht voor een totale koopsom van € 250.000,- exclusief btw.

2.9    De notariële leveringsakte van 22 mei 2018 vermeldt onder meer het volgende:

“KOOPPRIJS, VERREKENING DIVERSE BEDRAGEN

De koopprijs bedraagt twee honderd vijftig duizend euro (€ 250.000,00), (…) welk bedrag te dezen wordt voldaan door middel van verrekening van dit bedrag met een vordering welke koper op verkoper heeft uit hoofde van verrichte werkzaamheden, waarvan mede blijkt uit een aan deze akte gehecht, door partijen gewaarmerkt, overzicht.

Verkoper verleent koper kwijting voor de betaling van de koopprijs. Koper verleent verkoper kwijting voor de voldoening van een bedrag ter grootte van de koopprijs als gedeeltelijke aflossing van het door haar aan koper verschuldigde.”

2.10    Het Advocatenkantoor van verweerder heeft de aangekochte percelen doorverkocht aan de Beheer B.V. van verweerder voor een koopprijs van € 250.000,-. De akte van levering van 22 juni 2018 vermeldt geen btw bij de koopprijs.

3    GRONDEN VAN HET VERZOEK

3.1    De deken verzoekt de voorzitter van de raad een onderzoek te gelasten naar de toestand waarin de praktijk van verweerder, al dan niet inbegrepen de Beheer B.V. van verweerder, zich bevindt met benoeming van een onderzoeker, voor rekening van verweerder.

3.2    Ter toelichting op het verzoek heeft de deken gesteld dat hij op 7 december 2018 een signaal heeft ontvangen over mogelijke betrokkenheid van verweerder bij het plegen van fraude, paulianeus handelen en/of ongebruikelijke transacties in de zin van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna: ‘Wwft’). Ter zitting heeft de deken toegelicht niet nader op dit signaal te kunnen ingaan omdat zijn bron vooralsnog geen toestemming heeft gegeven om hierover – in aanwezigheid van verweerder - meer te verklaren.

3.3    Na ontvangst van dit signaal heeft de deken onderzoek gedaan en daaruit is gebleken dat twee van de dochtervennootschappen van [H.M.] Beheer B.V. (te weten: [V. B.V.] en [E. B.V.]) liquiditeitsproblemen hebben. De verwachting is dat deze vennootschappen binnenkort insolvent zullen zijn. Dit heeft mogelijk ook gevolgen voor de beheermaatschappij. Verder is de deken gebleken dat de bewuste bouwpercelen na de verkoop aan het Advocatenkantoor van verweerder zijn aangeboden als kavels in een nieuwbouwproject voor verkoopprijzen tussen de € 124.800,- en € 232.800,- v.o.n. Dit is aanzienlijk hoger dan de verkrijgingswaarde door verweerder.

3.4    Uit de nadere overeenkomst van opdracht volgt dat verweerder vanwege de liquiditeitsdruk van zijn cliënt(en) aanvullende zekerheden heeft bedongen zonder dat de deken daarover is benaderd. Verweerder heeft bij deze financieel kwetsbare cliënt(en) een honorarium bedongen dat in deze omstandigheden onredelijk is. Het lijkt er op dat de holding en haar dochters zich hebben uitgeleverd aan de willekeur van verweerder. De door verweerder bedongen zekerheden in combinatie met de overige afspraken leiden tot ongewenste belangenverstrengeling en tasten zijn onafhankelijkheid als advocaat aan. Het overdragen van registergoederen door de holding aan het Advocatenkantoor van verweerder is in deze omstandigheden aan te merken als een besmette transactie. Op dit moment is (nog) niet duidelijk of verweerder meer goederen en/of vorderingen van de holding en/of haar dochters tot zekerheid heeft laten overdragen. Verweerder heeft geen overleg gevoerd met de deken over de verrekening van zijn vorderingen op zijn cliënt(en) en evenmin over de transacties met de bouwpercelen. Verweerder heeft gehandeld in strijd met gedragsregels 2 en 19 (nieuw).

3.5    De deken heeft een ernstig vermoeden van fraude en de gewraakte transacties met de percelen zijn hoogstwaarschijnlijk aan te merken als ongebruikelijke transacties in de zin van de Wwft (artikel 1a lid 4c en artikel 5 Wwft). De tot nu toe boven water gekomen informatie is reden voor zodanige ernstige zorgen dat onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk is. Daarom verzoekt de deken de raad om een onderzoeker te benoemen om, in samenwerking met de unit FTA, onderzoek te laten verrichten naar de omstandigheden die hebben geleid tot de gemelde grondtransactie en de mogelijke betrokkenheid van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat bij handelingen van [H.M.] Beheer B.V., diens bestuurder en haar dochtervennootschappen. Het onderzoek zal volgens de deken daarnaast gericht moeten zijn op de wijze van praktijkvoering nu er sterke aanwijzingen zijn voor het handelen in strijd met artikel 46 Advocatenwet. Volgens de deken is op grond van de thans bekende informatie sprake van handelen of nalaten waardoor een door artikel 46 Advocatenwet beschermd belang ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad en dus van een onbehoorlijke praktijkuitoefening in de zin van artikel 60b Advocatenwet. Verweerder dient volledige inzage te verstrekken in de administratie van zijn advocatenkantoor en zijn Beheer B.V., maar ook in de dossiers die (in)direct betrekking hebben op de werkzaamheden van verweerder ten behoeve van [H.M.] Beheer B.V., de heer V. en de dochtermaatschappijen. Verweerder is gehouden aan dit onderzoek onvoorwaardelijk zijn medewerking te verlenen. Voor het overige kan slechts via (voor)onderzoek door de unit FTA een beeld worden verkregen van de geldstromen van het advocatenkantoor en de Beheer B.V. van verweerder.

De deken stelt voor om als onderzoeker/rapporteur te benoemen mr. R.P. van Boven, advocaat te Assen. Mr. Van Boven heeft zich bereid verklaard om als onderzoeker/rapporteur op te treden.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft tijdens de zitting van de raad verweer gevoerd en betwist dat sprake is van (een ernstig vermoeden van) fraude, paulianeus handelen en/of ontoelaatbare Wwft-transacties.

4.2    Het was de taak van verweerder om te voorkomen dat het concern van de heer V. of een of meer dochtervennootschappen failliet zouden gaan. Tot op heden is geen van de vennootschappen in staat van faillissement verklaard. De liquiditeit van zijn cliënten is steeds het probleem geweest maar het vermogen is goed. Het gaat om een groot concern met een miljoenenomzet.

4.3    De in 2017 gesloten nadere overeenkomst van opdracht houdt in dat enerzijds sprake is van een fixed fee van € 100.000,- en anderzijds, in het geval het bedrag van de fixed fee op basis van genoteerde werkzaamheden tegen een uurtarief van € 450,- de fee overschrijdt, er nagecalculeerd kan worden. Verweerder heeft bijgehouden hoeveel uren hij aan de zaken heeft besteed en dat dekt de jaarlijkse fixed fee. Verweerder heeft daarbij gerekend met zijn reguliere uurtarief van € 225,-,exclusief btw, dus niet tegen het hogere uurtarief van € 450,- zoals de nadere overeenkomst van opdracht vermeldt. Voor zijn werkzaamheden in 2016 is verweerder gedeeltelijk betaald. Daarna niet meer. Op 14 mei 2018 heeft verweerder een verzamelfactuur opgesteld voor een totaal van € 354,242,01. Verweerder heeft vooraf overleg gehad met zijn accountant hoe deze factuur moest worden ingericht. Vanwege de liquiditeitsproblemen van zijn cliënt heeft verweerder een beroep gedaan op de nadere overeenkomst van opdracht waarna het concern een aantal bouwpercelen aan het advocatenkantoor van verweerder heeft verkocht en geleverd. Het betrof bouwpercelen die moeilijk verkoopbaar waren. Deze percelen had de cliënt al lange tijd in de verkoop staan en in 2013 was het laatste perceel verkocht. Dit heeft vermoedelijk van doen met een nabij aan te leggen windmolenpark. De bouwpercelen zijn kort voor de verkoop aan verweerder door een accountant gewaardeerd op € 200.000,-. Verweerder heeft op eigen initiatief € 50.000,- meer betaald om te voorkomen dat hij de grond voor een te laag bedrag zou kopen.

4.4    Verweerder betwist dat de bouwpercelen nu in de verkoop staan voor veel hogere bedragen. Verweerder heeft de grond enkel doorverkocht aan zijn Beheer BV omdat hij zich er ongemakkelijk bij voelde om de gronden in eigendom te laten zijn van zijn advocatenkantoor. De gronden staan niet te koop en verweerder gaat ze ook niet te koop aanbieden. Waarschijnlijk zal de heer V. (of diens concern of dochtervennootschappen) de bouwpercelen op een later moment van verweerder terugkopen als de liquiditeit dit toelaat. Hierover is niets op papier gezet.

4.5    Verweerder erkent dat hij voor de verrekening van zijn vorderingen met de bouwpercelen van zijn cliënt vooraf overleg met de deken had moeten hebben. Verweerder is dit vergeten en heeft zich hiervoor verontschuldigd. Het is de eerste maal dat verweerder met een dergelijke transactie en verrekening te maken heeft gehad. Andere, soortgelijke betalingsafspraken en/of verrekeningen zijn er niet.

4.6    Verweerder heeft geen geheimen en is bereid de administratie van het Advocatenkantoor en de dossiers van voornoemde cliënt(en) aan de deken of een onderzoeker ter beschikking te stellen. In zoverre verzet verweerder zich niet tegen een onderzoek, mocht de raad hiertoe besluiten. Verweerder heeft ter zitting wel bezwaar gemaakt tegen enig onderzoek naar de administratie en/of activiteiten van zijn Beheer B.V. Volgens verweerder staat de Beheer B.V. hierbuiten. In de Beheer BV zijn ook andere activiteiten ondergebracht dan die het advocatenkantoor betreffen. Verweerder heeft enkel de bouwpercelen in de Beheer B.V. ondergebracht en maakt zo nu en dan geld over naar de Beheer B.V. zodra het saldo van het advocatenkantoor oploopt. Meer verwevenheid is er niet.

4.7    Verweerder heeft ook bezwaar gemaakt tegen de door de deken voorgestelde persoon van de onderzoeker, mr. Van Boven. Verweerder vindt het vreemd dat de deken een concreet voorstel heeft gedaan, los van de persoon, nu de deken hier de rol van aanklager heeft. Verweerder vindt het zuiverder als de raad iemand aanwijst.

5    BEOORDELING VAN HET VERZOEK

5.1    Volgens artikel 60c Advocatenwet kan de voorzitter van de raad, op verzoek van de deken, tot het instellen van een onderzoek naar de toestand waarin de praktijk van een advocaat zich bevindt besluiten, indien de deken aanwijzingen heeft dat een situatie als bedoeld in artikel 60b lid 1 Advocatenwet zich voordoet.

5.2    Het is de voorzitter op grond van het dossier en de behandeling ter zitting genoegzaam gebleken dat er sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden dat verweerder tijdelijk of blijvend er geen blijk van geeft zijn praktijk behoorlijk uit te oefenen, in die zin dat er mogelijk sprake is van misstanden rondom financiële afspraken en activiteiten, betreffende de percelen en/of cliënt(en). Daarnaast is onduidelijk hoe en welke geldstromen er lopen tussen het Advocatenkantoor en de Beheer B.V.

5.3    Naar het oordeel van de voorzitter zijn er geen aanwijzingen dat het verzoek ex artikel 60c Advocatenwet op oneigenlijke gronden is ingediend en is er voldoende aanleiding om te twijfelen of de praktijk van verweerder wel naar behoren wordt uitgeoefend. Het verzoek van de deken tot nader onderzoek en aanwijzing van een rapporteur ligt dan ook voor toewijzing gereed.

5.4    Het bezwaar van verweerder tegen benoeming van mr. Van Boven als rapporteur wordt gepasseerd. Verweerder heeft geen concrete bezwaren tegen benoeming van mr. Van Boven als rapporteur geformuleerd, anders dan het algemene bezwaar dat het voorstel van de deken niet zou moeten worden gevolgd. Nu verweerder ook niet met een tegenvoorstel is gekomen, zal de voorzitter het voorstel van de deken volgen en

mr. Van Boven als rapporteur aanwijzen.

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline:

1.    wijst het verzoek toe;

2.    benoemt mr. R.P. van Boven, advocaat te Assen, tot onderzoeker/rapporteur;

3.    bepaalt dat de rapporteur binnen vier weken na dagtekening van deze beslissing, zich een oordeel vormt over de door de deken genoemde aanwijzingen beschreven in r.o. 3.2 e.v., en zich voorts in het algemeen een oordeel vormt over de toestand waarin de praktijk van verweerder zich bevindt alsmede over de vraag of de financiële activiteiten en geldstromen van het Advocatenkantoor van verweerder en, indien de rapporteur dat nodig acht ook die van de Beheer B.V. van verweerder voor zover deze betrekking hebben op de advocatenpraktijk, voldoen aan de eisen die aan een behoorlijke praktijkuitoefening worden gesteld;

4.    bepaalt dat de rapporteur ten behoeve van het onderzoek de beschikking krijgt over het dossier zoals dat aan de voorzitter ter beschikking is gesteld;

5.    draagt verweerder op de rapporteur, alsmede de eventueel door hem aangewezen personen die hem vergezellen, toegang te verlenen tot de plaats waar hij zijn praktijk uitoefent en alle gevraagde inlichtingen te verschaffen die de rapporteur nodig oordeelt voor zijn onderzoek en rapporteur inzage te verschaffen in dossiers, boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, betrekking hebbend op de praktijk van verweerder;

6.    machtigt de rapporteur om, zo nodig met behulp van de sterke arm, zich inzage te verschaffen in de onder 5 genoemde gegevensdragers;

7.    bepaalt dat de rapporteur zijn werkzaamheden zal uitvoeren tegen betaling van een vergoeding van € 175,-- per uur (exclusief btw en reiskosten), met een maximumbedrag van € 6.000,-- (exclusief btw en reiskosten) en dat de rapporteur, indien nodig, hangende het onderzoek een gemotiveerd verzoek tot de voorzitter kan richten om het maximumbedrag te verhogen;

8.    bepaalt dat deze vergoeding ten laste van verweerder komt, zoals artikel 60d lid 4 Advocatenwet bepaalt;

9.    draagt verweerder op de voet van artikel 60d lid 2 Advocatenwet op om het onder sub 7 genoemde maximumbedrag aan honorarium (€ 6.000,-- exclusief btw en reiskosten) te storten op een door de rapporteur aan te wijzen rekening, zulks binnen een week nadat de rapporteur het rekeningnummer aan verweerder heeft opgegeven.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 7 januari 2019.

griffier                                                   voorzitter

Verzonden d.d. 7 januari 2019