ECLI:NL:TACAKN:2019:52 Accountantskamer Zwolle 18/2054 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2019:52
Datum uitspraak: 12-07-2019
Datum publicatie: 12-07-2019
Zaaknummer(s): 18/2054 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met berisping
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager had samen met een ander aandelen in een vennootschap. In 2018 is hij met zijn mede-aandeelhouder overeengekomen dat hij diens aandelen zou overnemen. De accountant heeft de opdracht gekregen om de waarde van aandelen in een onderneming van klager per 1 april 2018 te bepalen, daarbij uitgaande van de intrinsieke waarde van de onderneming en de prognose 2018/2019. De waardebepaling zou bindend zijn. Klager verwijt aan de accountant onder meer dat de rapportage fouten bevat en niet onderbouwd is en dat hij is uitgegaan van aannames en onrealistische toekomstverwachtingen. Dit klachtonderdeel is gegrond. De accountant heeft de veronderstellingen met betrekking tot de prognose over 2019 onvoldoende uitgewerkt; onder meer heeft hij niet toegelicht hoe hij het vertrek van één DGA en de gevolgen daarvan voor de omzet in de toegepaste veronderstellingen heeft meegenomen. De accountant heeft verder zich ten onrechte tegenover klager op het standpunt gesteld dat voor het corrigeren en aanpassen van de door hem opgestelde waardebepaling een aanvullende opdracht nodig is, zodat de klacht op dit onderdeel eveneens gegrond is. Correcties die noodzakelijk zijn om te komen tot een rapportage met een deugdelijke grondslag dienen immers zonder meer te worden doorgevoerd, waarbij het wel aangewezen is dat eventuele correcties en wijzigingen naar aanleiding van opmerkingen van de ene opdrachtgever ook worden voorgelegd aan de andere opdrachtgever. Dit is met name van belang in een situatie als hier aan de orde, waarbij beide opdrachtgevers tegenstrijdige belangen hebben. Schending van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Maatregel: berisping  

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/2054 Wtra AK van 12 juli 2019 van

X ,

wonende te [plaats1],

K L A G E R ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats2],

B E T R O K K E N E .

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de aan partijen bekende stukken van het dossier in deze zaak, waaronder:

-          het op 7 november 2018 ingekomen klaagschrift van 4 november 2018 met bijlagen;

-          het op 6 december 2018 ingekomen verweerschrift van 5 december 2018.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld op de openbare zitting van 22 februari 2019 waar zijn verschenen: klager in persoon, vergezeld van zijn echtgenote en betrokkene in persoon.

1.3       Klager en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten toegelicht (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde op de zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sinds [datum1] ingeschreven als accountant-administratieconsulent in het register van (thans) de Nba.  Betrokkene is werkzaam bij [kantoor1] te [plaats2].

2.2       Klager exploiteerde met zijn medeaandeelhouder [naam1] (hierna: [naam1]) een groothandel in stukadoors-gereedschappen, [BV1]. Op 28 februari 2018 heeft [naam1] schriftelijk aan klager laten weten zijn ontslag in te dienen. Vervolgens hebben [naam1] en klager onderhandeld over de overdracht van de aandelen van (de holding van) [naam1] aan (de holding van) klager.  

2.3       Klager en [naam1] hebben betrokkene verzocht om de waarde van de aandelen per 1 april 2018 te bepalen en daarbij uit te gaan van de intrinsieke waarde van de onderneming en de prognose 2018/2019. Klager en [naam1] hebben afgesproken dat de kosten voor de waardebepaling en overdracht door hen gedeeld en in de uiteindelijke afrekening meegenomen worden en dat daarnaast alle door klager aan [naam1] verschuldigde bedragen in mindering worden gebracht op de verkoopprijs van de aandelen. Afgesproken is dat de waardebepaling bindend is.

2.4       Op 20 juni 2018 heeft een Algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) plaatsgevonden, waarbij klager, [naam1] en betrokkene aanwezig waren.

Tijdens die bijeenkomst is vastgesteld dat het recht van koop van de aandelen diende te worden uitgeoefend voor 24 juni 2018 en is besloten de overdracht op te schorten tot uiterlijk 3 juli 2018 om tot de waardering van de aandelen te komen.

Tevens zijn afspraken gemaakt over het aanleveren van informatie aan betrokkene.

2.5       Op 28 juni 2018 heeft betrokkene aan [naam1] en klager laten weten dat de koopsom van 50% van de aandelen in [BV1] per 1 april 2018 € 22.500,-- bedraagt.

2.6       Klager heeft betrokkene op 28 juni 2018 gevraagd om een toelichting op de prognose van de omzet over 2018 en 2019. Ook heeft hij betrokkene erop gewezen dat een door [naam1] opgenomen bedrag van € 600,-- niet is meegenomen. Klager heeft daarnaast een andere adviseur ingeschakeld met het verzoek om naar het rapport van betrokkene te kijken. Deze heeft contact opgenomen met betrokkene.

Op 29 juni 2018 heeft betrokkene een nadere toelichting gegeven op de vragen van deze andere adviseur. Ook heeft hij klager verzocht contact op te nemen met zijn advocaat als hij het niet eens is met de door betrokkene berekende waardering en daarbij aan klager laten weten dat hij er geen prijs op stelt om door derden te worden gebeld.

Op 2 juli 2018 heeft klager zijn advocaat bericht dat hij niet akkoord kan gaan met de overdracht van de aandelen en een andere deskundige wil inschakelen.

De advocaat van [naam1] heeft dezelfde dag gereageerd dat het klager niet vrijstaat zich terug te trekken en dat de aandelenoverdracht conform afspraak op 3 juli 2018 moet plaatsvinden.

Op 3 juli 2018 heeft klager betrokkene opnieuw gewezen op het nog te verrekenen bedrag van € 600,--, waarna betrokkene klager en [naam1] heeft laten weten dat hij dit bedrag is vergeten en dat het in mindering moet worden gebracht op het aan [naam1] te betalen bedrag.

2.7       Op 4 juli 2018 heeft klager betrokkene verzocht om toezending van de aan zijn rapport ten grondslag liggende berekening en toelichting. Bij e-mailbericht van 5 juli 2018 heeft betrokkene zijn onderbouwing van de aandelenwaardering aan klager en [naam1]  gestuurd.

Op 6 juli 2018 heeft betrokkene klager nog een aanvullende toelichting gezonden, waarna klager hem nog een vraag heeft gesteld, waarop hij het antwoord van belang achtte alvorens de aandelen over te dragen.

3.         De klacht

3.1       Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2       Aan de klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klager gegeven toelichting, de volgende verwijten ten grondslag:

a. Betrokkene heeft overleg tussen klager en [naam1] geëntameerd terwijl klager te kennen had gegeven dat hij dat niet wenselijk vond.  

b. Tijdens het overleg op 20 juni 2018 heeft betrokkene zich niet als een onafhankelijke accountant opgesteld en zijn zorgplicht geschonden.

c. Betrokkene heeft verzuimd een e-mailbericht door te sturen terwijl was afgesproken alles naar elkaar door te zenden.

d. Betrokkene heeft gewerkt met een kilometerregistratie die niet aan de eisen voldeed.

e. Betrokkene heeft een rapportage opgesteld die niet is onderbouwd en fouten bevat.

f. Betrokkene heeft niet willen antwoorden op vragen die hem werden gesteld in het kader van een second opinion.

g. Betrokkene is bij het opstellen van zijn rapport een post vergeten.

h. Bij het opstellen van zijn rapport is betrokkene uitgegaan van aannames en onrealistische toekomstverwachtingen.

i. Betrokkene heeft ten onrechte geweigerd zijn rapportage aan te passen.

j. Betrokkene stelt zich ten onrechte op het standpunt dat voor het corrigeren van fouten  toestemming van beide aandeelhouders nodig is.

k. Betrokkene is bij de omzetprognose 2019 ten onrechte uitgegaan van de inzet van maar één werknemer.

l. Betrokkene heeft klager onder druk gezet om zijn nota te voldoen.

3.3       Wat door klager bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook in strijd zou zijn met de beginselen van een behoorlijke procesorde) maar - voor zover het daartoe kan dienen - als ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.

4.         De gronden van de beslissing

Over de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet, nu dit plaatshad ná 4 januari 2014, worden getoetst aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       In klachtonderdeel a. verwijt klager betrokkene dat hij een gesprek heeft geëntameerd met [naam1], terwijl klager had laten weten dat niet te willen, gelet op de slechte verstandhouding tussen hen.

Mede in het licht van het niet weersproken verweer dat de aandelenoverdracht op (zeer) korte termijn moest plaatsvinden en dat het horen van beide partijen ertoe diende om de uitgangspunten snel eenduidig te krijgen, ziet de Accountantskamer in dit enkele feit geen grond voor het oordeel dat sprake is van klachtwaardig optreden, zodat klachtonderdeel a. ongegrond is.

4.5       Klachtonderdeel b. ziet op de AVA die op 20 juni 2018 plaatsvond. Klager verwijt aan betrokkene dat hij bij de verslaglegging teksten van de advocaat van [naam1] heeft gebruikt. Klager stelt dat hij een document heeft ondertekend waarvan hij de strekking niet begreep doordat betrokkene hem niet heeft uitgelegd wat hij ondertekende. Volgens klager was betrokkene niet onafhankelijk en heeft hij zijn zorgplicht geschonden.

4.6       Betrokkene heeft uiteengezet dat de oproep voor de AVA is gedaan door mr. Gadellaa, de advocaat van [naam1] en dat zij hem, om onnodig tijdverlies te voorkomen, ook het format voor het verslag heeft aangeleverd. Op de zitting heeft betrokkene verklaard dat hij zich realiseerde dat daardoor de schijn van partijdigheid kon ontstaan en dat hij daarom heeft uitgelegd dat dit format van mr. Gadellaa afkomstig was en dat partijen wijzigingen daarin konden aanbrengen. Verder heeft betrokkene verklaard dat lang stilgestaan is bij wat de uitgangspunten waren en dat hij het besprokene ook vaak heeft samengevat. Het format is tijdens een schorsing ter plekke door hem ingevuld. De beide aandeelhouders konden tijdens deze schorsing overleggen met hun advocaat. Nadat de gewenste aanpassingen in de tekst waren verwerkt, is deze door klager en [naam1] getekend.

4.7       Mede in het licht van de door betrokkene geschetste omstandigheden, die door klager niet (voldoende) zijn weersproken, heeft klager naar het oordeel van de Accountantskamer niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene zich tijdens de bespreking niet als een onafhankelijk accountant heeft opgesteld en zijn zorgplicht jegens klager heeft geschonden, zodat ook klachtonderdeel b. niet kan slagen.

4.8       De klachtonderdelen c. en d. zien op de kilometerregistraties. Zo zou betrokkene volgens klager hebben verzuimd een essentieel e-mailbericht over de kilometerregistratie door te sturen terwijl was afgesproken alles naar elkaar door te zenden. Ook is betrokkene volgens klager bij zijn werkzaamheden ten onrechte uitgegaan van een ongespecificeerde kilometerregistratie waarover discussie bestond.

4.9       Dat betrokkene het e-mailbericht over de kilometerregistraties, anders dan was afgesproken, niet heeft doorgezonden heeft hij erkend. Hij heeft dat over het hoofd gezien. Anders dan klager acht de Accountantskamer dit van onvoldoende tuchtrechtelijk gewicht, zodat dit klachtonderdeel ongegrond is.

4.10     Dat de kilometerregistraties niet zijn gespecificeerd en niet voldoen aan de door de belastingdienst daaraan gestelde eisen levert evenmin een gegronde klacht op. Niet alleen heeft betrokkene onweersproken betoogd dat de kilometerregistraties niet aan deze eisen hoeven te voldoen; ook zag de opdracht die aan hem was verstrekt op het bepalen van de waarde van de aandelen. De kilometerregistratie staat daar los van, zoals betrokkene ook heeft toegelicht.

4.11     De klachtonderdelen e., h. en k. zien alle op de inhoud en onderbouwing van de rapportage die betrokkene heeft opgesteld zodat de Accountantskamer deze klachtonderdelen samen zal bespreken.

4.12     Volgens klager bevat de rapportage fouten en is deze niet onderbouwd. Betrokkene zou verder zijn uitgegaan van aannames en onrealistische toekomstverwachtingen. Zo is de omzet over 2019 hoger geprognotiseerd met (het salaris van) één directeur-grootaandeelhouder (hierna: DGA) dan de omzet in 2017 was met twee DGA’s.

4.13     De klacht is op dit punt gegrond. Op de zitting heeft betrokkene verklaard dat de rapportage van 28 juni 2016 in zoverre niet geheel compleet is. De zaken die tijdens de AVA zijn besproken, zijn niet ook nog eens apart in de rapportage verwerkt. Feitelijk vormen de rapportage en het verslag van de AVA van 20 juni 2016 samen het resultaat van zijn werkzaamheden, aldus betrokkene.

4.14     De Accountantskamer overweegt dat betrokkene de rapportage op verzoek van klager weliswaar heeft voorzien van een aanvullende onderbouwing, maar dat ook in die aanvulling – onder meer - de veronderstellingen met betrekking tot de prognose over 2019 onvoldoende zijn uitgewerkt. Onder meer heeft betrokkene daarin niet toegelicht hoe hij het vertrek van één DGA en de gevolgen daarvan voor de omzet in de toegepaste veronderstellingen heeft meegenomen. Evenmin heeft hij de gehanteerde marges voldoende toegelicht.

4.15     Klager heeft het rapport van betrokkene voorgelegd aan een andere waarderingsdeskundige. In klachtonderdeel f. verwijt klager betrokkene dat hij niet heeft willen antwoorden op vragen die hem door deze adviseur werden gesteld in het kader van die second opinion.

4.16     Uit de mail van 29 juni 2018 die door klager als bijlage 4 bij zijn klaagschrift is overgelegd en waarvan de inhoud niet door klager is weersproken, blijkt dat betrokkene, anders dan klager heeft betoogd, wel antwoord heeft gegeven op de aan hem in het kader van de second opinion gestelde vragen. Dit onderdeel van de klacht ontbeert derhalve feitelijke grondslag.

Klager verwijt betrokkene verder dat deze hem heeft verzocht hem niet meer door derden te laten benaderen maar contact te zoeken met zijn advocaat (van klager). De Accountantskamer acht deze handelswijze van betrokkene niet onjuist en vanuit tuchtrechtelijk oogpunt niet verwijtbaar. Dit verwijt is derhalve ongegrond.

4.17     Klager verwijt betrokkene met klachtonderdeel g. dat hij bij de opstelling van zijn rapport vergeten is een post van € 600,-- op te nemen, terwijl dat bedrag nog moest worden verrekend.

Klager heeft betrokkene daarop bij e-mailbericht van 3 juli 2016 gewezen. Nog diezelfde dag heeft betrokkene klager per e-mailbericht laten weten dat hij deze post inderdaad is vergeten en dat hierover tijdens de AVA al afspraken zijn gemaakt. Daarbij heeft betrokkene toegelicht dat dit bedrag niet van belang is voor de waardering van de aandelen, maar alleen gevolgen heeft voor het bedrag dat klager aan [naam1] moet uitbetalen.

4.18     Betrokkene heeft deze omissie per omgaande erkend en gecorrigeerd. Nu deze post ook niet van invloed is op de waardering van het aandelenpakket, acht de Accountantskamer dit klachtonderdeel in zoverre van onvoldoende tuchtrechtelijke relevantie. 

In klachtonderdeel g. heeft klager betrokkene verder aangewreven dat hij het traject heeft vertraagd door te wachten met correcties en het beantwoorden van vragen. De Accountantskamer stelt evenwel vast dat betrokkene steeds op korte termijn op alle vragen en opmerkingen van klager heeft gereageerd, zodat dit klachtonderdeel ongegrond is.

4.19     De klachtonderdelen i. en j. komen, gelet op de strekking daarvan, voor gezamenlijke bespreking in aanmerking.

Volgens klager had betrokkene zijn rapportage moeten aanpassen naar aanleiding van zijn opmerkingen en vragen. In de visie van klager behoort het doorvoeren van correcties bij de opdracht en was daarvoor geen toestemming van de andere aandeelhouder nodig. Klager verwijst in dit verband naar een e-mailbericht van betrokkene van 6 juli 2018 (bijlage 7 bij het klaagschrift), waaruit een en ander zou blijken. In deze e-mail heeft betrokkene klager een toelichting gegeven op zijn rapportage naar aanleiding van vragen van klager over de gehanteerde marge en de begrote omzetstijging over 2019 en klagers verzoek de rapportage op deze punten aan te passen.

Verder heeft betrokkene in zijn reactie opgenomen:

“Zoals u al eerder heeft aangegeven bent u het niet eens met de opgestelde begroting. Echter pas ik mijn waardering nu niet aan omdat:

  • u alleen de opdracht geeft, dus eenzijdig, en niet beide aandeelhouders;
  • ik heb mijn opdracht uitgevoerd zoals besproken waarbij ik aangegeven heb hoe ik het zal aanpakken en dat vindt u terug in de ontvangen berekening.

Als laatste deel ik u mede dat aanvullende werkzaamheden of verdere uitleg van mijn kant buiten het bestek van de afgesproken vergoeding vallen en zullen apart aan u in rekening gebracht worden”.

4.20     De Accountantskamer is van oordeel dat de reactie van betrokkene niet juist is. Voor het corrigeren en aanpassen van de door betrokkene opgestelde waardebepaling is geen aanvullende opdracht nodig. Correcties die noodzakelijk zijn om te komen tot een rapportage met een deugdelijke grondslag dienen zonder meer te worden doorgevoerd. Wel is het aangewezen dat eventuele correcties en wijzigingen naar aanleiding van opmerkingen van de ene opdrachtgever ook worden voorgelegd aan de andere opdrachtgever. Dit is met name van belang in een situatie als hier aan de orde, waarbij beide opdrachtgevers tegenstrijdige belangen hebben.

Deze klachtonderdelen zijn dan ook gegrond.

4.21     Tot slot heeft klager in klachtonderdeel l. betoogd dat betrokkene hem onder druk  heeft gezet om zijn nota te voldoen terwijl afgesproken was dat de kosten zouden worden gedragen door klager en [naam1] gezamenlijk.

4.22     Betrokkene heeft in het verweerschrift aangevoerd dat de kosten inderdaad door beide partijen zouden worden gedeeld en dat daadwerkelijk ook zo is gegaan.

Klager heeft vervolgens niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene klager onder druk zou hebben gezet om de gehele nota, in afwijking van de gemaakte afspraak, te voldoen. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

4.23     Uit het vorenstaande volgt dat de klacht gedeeltelijk gegrond moet worden verklaard. De Accountantskamer kan dan ook een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij de beslissing daarover houdt zij rekening met de aard en de ernst van het verzuim van de betrokkene en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van berisping passend en geboden. Daarbij heeft de Accountantskamer er mede op gelet dat de rapportage die betrokkene heeft opgesteld ten behoeve van de waardering van aandelen een deugdelijke grondslag ontbeert. Immers, deze rapportage is met betrekking tot een belangrijk onderdeel, te weten het vertrek van één DGA in relatie tot de stijgende omzet in 2019, onvoldoende onderbouwd. Dit klemt eens te meer omdat de waardebepaling bindend zou zijn. Daardoor heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Anderzijds is meegewogen dat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld.

4.24      Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht voor wat betreft de onderdelen e., h., i., j. en k. gegrond, op de wijze als hiervoor is omschreven, en voor het overige ongegrond;

·         legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van berisping ;

·         verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;

·         verstaat dat, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra, betrokkene het door klager betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan klager vergoedt.

Aldus beslist door mr. drs. M. Stempher, voorzitter, mr. A.A.J. Lemain en mr. R.P. van Eerde (rechterlijke leden) en drs. R.G. Bosman RA en E.M. van der Velden AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. P.A.M. Spreuwenberg, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2019.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient de gronden van het beroep te bevatten en te zijn ondertekend.