ECLI:NL:TACAKN:2019:33 Accountantskamer Zwolle 18/578 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2019:33
Datum uitspraak: 13-05-2019
Datum publicatie: 13-05-2019
Zaaknummer(s): 18/578 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Aan betrokkene wordt verweten dat een door hem samengestelde conceptjaarrekening op onderdelen niet juist is en dat hij meer onderzoek had moeten doen naar een aantal kostenposten. Dit klachtonderdeel is ongegrond omdat niet aannemelijk is geworden dat betrokkene op grondslag van paragraaf 32 van Standaard 4410 aanleiding had moeten zien om aanvullende of gecorrigeerde informatie te vragen. Klaagster heeft evenmin voldoende aannemelijk gemaakt dat betrokkene niet eerlijk en oprecht heeft opgetreden en niet objectief is geweest. Ook het op dit verwijt gebaseerde klachtonderdeel is daarom ongegrond.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/578 Wtra AK van 13 mei 2019   van

X ,

wonende te [plaats1],

K L A A G S T E R ,

t e g e n

DRS. Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats2],

B E T R O K K E N E .

1.          Het verloop van de procedure

1.1.       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de aan partijen bekende stukken van het dossier in deze zaak, waaronder:

-        het op 1 mei 2018 ingekomen ongedateerde klaagschrift met bijlagen;

-        het op 2 juli 2018 ingekomen verweerschrift van 28 juni 2018 met bijlagen.

1.2.       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld op de openbare zitting van 2 november 2018 waar zijn verschenen: klaagster in persoon, bijgestaan door de heer [A], Register Belastingadviseur (hierna: [A]), en betrokkene in persoon.

1.3.       Klaagster en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten toegelicht, waarbij klaagster gebruik heeft gemaakt van pleitaantekeningen, en  geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.          De vaststaande feiten

2.1.       Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde op de zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

  2.2.      Betrokkene is sinds [datum] ingeschreven in het register van (thans) de Nba en  was werkzaam bij [accountantskantoor1]. Sinds medio 2012 is hij werkzaam voor zijn eigen vennootschap [accountantskantoor2].

2.3.       Sinds 2009 heeft betrokkene accountantswerkzaamheden verricht voor mevrouw [B] (hierna: [B]) in privé en haar eenmanszaak. [B] is tandarts. In opdracht van [B] heeft betrokkene onder meer de jaarrekeningen van haar eenmanszaak samengesteld. Deze opdracht heeft betrokkene bij brief van 1 januari 2016 aan [B] herbevestigd.

2.4.       Klaagster is mondhygiëniste en (indirect) bestuurder van [BV1] (verder: [BV1]). [BV1] hield zich bezig met dienstverlening en service op het gebied van tandheelkundige en medische zorg alsmede het beheer van gebouwen.

[BV1] is op [datum] failliet verklaard.

2.5.       Op 1 juni 2016 hebben klaagster en [B] een partnerschapsovereenkomst gesloten en de Limited Liability Partnership “[C] LLP”, een vennootschap naar Engels recht, opgericht. Het partnerschap is met terugwerkende kracht met ingang van 21 december 2015 aangegaan.

2.6.       In [C] LLP (verder: de LLP) hebben klaagster en [B] voor gezamenlijke rekening een op kinderen gerichte tandartsenpraktijk/mondhygiënistenpraktijk gedreven.

2.7.       [A] heeft financiële en fiscale diensten verleend aan de LLP. 

2.8.       [B] heeft betrokkene op 3 oktober 2016 op de hoogte gesteld van het bestaan van de LLP.

2.9.       Op 11 december 2016 heeft klaagster per aangetekende brief aan [B] meegedeeld dat zij per 1 januari 2017 als partner wilde stoppen.

2.10.     Op 21 december 2016  heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster, [B], [A] als administrateur van de LLP, drs. [D] RB als fiscaal adviseur van de LLP, en betrokkene als financieel adviseur van [B]. Tijdens dit gesprek is afgesproken dat [A] de jaarrekening 2016 van de LLP zal opstellen.

2.11.     Klaagster is per 1 januari 2017 uit de LLP getreden.

2.12.     Op 10 januari 2017 is op het adres van de LLP een aan klaagster gerichte brief van de curator in het faillissement van [BV1] ontvangen. In deze brief is klaagster – onder meer – aansprakelijk gesteld voor het onttrekken van een groot aantal goederen aan de boedel van [BV1], waaronder een tandartsstoel en -apparatuur. Deze goederen zijn volgens de curator door klaagster ingebracht in de LLP.

2.13.     [B] heeft een bedrag van € 24.200 aan de curator betaald als overnamevergoeding voor de (volgens de curator) door klaagster onttrokken goederen.

2.14.     Bij e-mail van 11 januari 2017 heeft betrokkene ten behoeve van het samenstellen van de jaarrekening 2016 van de LLP de herberekende cumulatieve loonjournaalpost 2016 aan [A] toegezonden. Daarin is de verplichte pensioenafdracht voor de tandarts- en preventieassistenten in dienst van de LLP  verwerkt en ook de op te nemen vakantiegeld- en vakantiedagenverplichting per 31 december 2016.

2.15.     Op 16 januari 2017 heeft [A] betrokkene verzocht om toezending van een aantal stukken ten behoeve van het samenstellen van de jaarrekening 2016 van de LLP. Betrokkene heeft daarop de gevraagde stukken aan [A] laten sturen.

2.16.     Op 18 februari 2017 heeft [A] de conceptjaarrekening 2016 van de LLP aan betrokkene gestuurd. Betrokkene heeft naar aanleiding daarvan op 20 februari 2017 een aantal vragen aan [A] gesteld en een aantal opmerkingen over deze conceptjaarrekening gemaakt, waarop [A] heeft gereageerd. Betrokkene heeft vervolgens stukken met betrekking tot de huurovereenkomst, de gedeponeerde jaarrekening 2015 en de door [B] aan de curator betaalde overnamevergoeding aan [A] gemaild.

2.17.     Op verzoek van [B] heeft betrokkene een conceptjaarrekening 2016 van de LLP opgesteld vanuit haar zienswijze. Deze conceptjaarrekening 2016 heeft betrokkene op 9 november 2017 aan [B] gezonden met het verzoek deze ter becommentariëring aan klaagster en [A] af te geven.

2.18.     Op 13 november 2017 heeft betrokkene van [A] de door deze opgestelde conceptjaarrekening 2016 (versie 18 februari 2017) van de LLP en definitieve jaarrekening 2016 van de LLP, die zonder toelichting afwijkt van zijn conceptjaarrekening van 18 februari 2017, ontvangen. Betrokkene heeft [A] dezelfde dag verzocht om de definitieve jaarrekening 2016 in te trekken, omdat deze volgens hem omissies bevat en [B] niet met deze jaarrekening heeft ingestemd, wat ingevolge de partnerschapsovereenkomst wel is vereist. [A] heeft geweigerd aan dit verzoek te voldoen.

2.19.     Omstreeks 21 november 2017 heeft de advocate van [B], mr. [E], de door betrokkene opgestelde conceptjaarrekening 2016 aan klaagster en haar advocaat/adviseurs toegezonden.

2.20.     Bij e-mail van 27 november 2017 heeft [A] aan betrokkene bericht dat hij bereid is de jaarrekening 2016 aan te passsen. [B] heeft [A] op 29 november 2017 meegedeeld dat dit niet meer nodig is.

2.21.     Op 4 januari 2018 heeft [A] naar aanleiding van de door betrokkene samengestelde conceptjaarrekening 2016 het volgende bericht aan betrokkene gestuurd:

“(…)

Met deze mail reageer ik rechtstreeks op jouw bericht na overleg met mevrouw [X] omdat jij kennelijk het standpunt van mevrouw [B] vertegenwoordigt.

(…)

Kortlopende schulden

Door het opnemen van de navolgende materiële verplichtingen is resultaat materieel afgenomen zonder dat ik de onderbouwende stukken heb gezien.

Puntsgewijs volgen hierna de posten die ik juist niet heb opgenomen wegens gebrek aan onderbouwing:

• Crediteuren, saldo crediteuren ad € 2.005, onderbouwing ontbreekt;

• Accountantskosten, onderbouwing ontbreekt;

• Onderhoud pand € 7.577, onderbouwing ontbreekt en totaal sluit niet aan bij mijn overzicht;

• Nog te ontvangen nota curator [curator], onderbouwing ontbreekt;

• Taxatiekosten, onderbouwing ontbreekt;

• Juridische kosten, onderbouwing ontbreekt;

• Teveel tijd gedeclareerd verzekeraars, onderbouwing ontbreekt.

Het opnemen van voornoemde posten zorgen dat het resultaat wordt verminderd met ruim € 89.000. Dat is een materieel verschil en het is daarom noodzakelijk om de onderliggende stukken voor beide partijen inzichtelijk te maken omdat er over en weer allerlei kosten zijn gemaakt en die bijvoorbeeld niet door slechts een van de partijen ten laste van de onderneming kunnen worden gebracht.

Graag ontvang ik puntsgewijs alsnog de onderbouwing van de doorgevoerde posten en de formele documenten hieromtrent (facturen, betaalbewijzen etc.).

Immateriele vaste activa

Ik mis verder de post immateriële activa, hierna te benoemen als goodwill.

Bij de start van de onderneming heeft [voornaam1] haar patiëntenbestand ingebracht voor een overeengekomen bedrag van € 9.500.

Deze € 9.500 is vastgelegd in de overname brief van 26 februari 2016 (waarvan een kopie in mijn bezit is ). Graag ontvang ik een nadere een toelichting waarom deze post werd geschrapt.

Materiele vaste activa

Ik kan de aansluiting gedeeltelijk maken. Echter kan ik de desinvestering van € 12.100 niet plaatsen. Graag ontvang ik een nadere toelichting.

Vlottende activa

Nog te ontvangen declaraties € 30.000. In ons rapport zijn conform opgave de nog te ontvangen declaraties van december opgenomen Ad € 28.644. De € 30.000 moet dus mijn inziens puur een schatting zijn terwijl dit juist nauwkeurig vastgesteld kan/moet worden.

Graag ontvang ik een nadere toelichting.

Meerjarige financiële verplichtingen

Hier staat dat mevrouw [B] medeschuldenaar is in de huurovereenkomst. Uit de mij te beschikking zijnde huurovereenkomst staat dat de huurovereenkomst slechts op naam is gesteld op mevrouw [B] en ter beschikking kan worden gesteld aan de LLP. De opmerking dat zij medeschuldenaar is kan ik dan ook niet plaatsen. Graag ontvang ik een nadere toelichting.

Winstverdeling

Jouw opmerking op pagina 7 van de concept jaarrekening kan ik niet onderschrijven. Je stelt dat indien er geen andere winstverdeling blijkt deze conform de jaarrekening gelijk dient te worden verdeeld. Partijen hebben immers juist beoogt om rechtstreeks aan hen opkomende kosten, zoals personeel, dentaldepots en studiekosten in de winstverdeling te betrekken. Mevrouw [X] werkte bijvoorbeeld met veel minder personeel dan [B].

In dit kader zijn de navolgende kosten mijns inziens rechtstreeks toerekenbaar aan mevrouw [B];

Loonkosten                     € 42.873;

Scholingskosten               €      469;

Dentaldepots                   €   6.866;

Voor het overige kan ik niet zien welke omzet er door wie is gerealiseerd, graag ontvang ik daar de specificatie daarvan. (…)”

2.22.     Betrokkene heeft dezelfde dag geantwoord dat alle bedragen in zijn conceptjaarrekening 2016 zijn onderbouwd en dat er geen cijfers zijn geschat. Ook heeft betrokkene aan [A] laten weten dat hij bereid is om alle stukken ter onderbouwing te geven en om alle vragen te beantwoorden, maar dat hij daarvoor eerst de toestemming van [B] moet krijgen.

2.23.     Op 5 januari 2018 heeft klaagster het volgende bericht aan betrokkene gestuurd:

“(…)

Ik heb begrepen uit jouw e-mail aan [voornaam2] d.d.  4 januari jl. dat [B] aan jou opdracht heeft gegeven om een nieuwe concept jaarrekening 2016 op te maken. Ik vind het vreemd omdat [voornaam2] de accountant was maar laten we zo beide partijen maar duidelijk een eigen accountant hebben.

Ik zal [voornaam2] verder inschakelen om in mijn belang jouw werk te controleren. Dat is voor mij persoonlijk niet mogelijk maar voor mij is het belang evident groot omdat jij mijn kapitaal in de onderneming decimeert zonder  voor overleg en zonder dat ik het begrijp. Ik vraag mij ook af of een register accountant dat in deze situatie ook zomaar kan doen maar dat laat ik later mijn advocaat wel uitzoeken voor de procedure. Ik accepteer in ieder geval niet de door jou gepretendeerde onafhankelijkheid. Dan had je mijn input moeten vragen voor het maken van de jaarrekening en niet moeten handelen zoals je nu doet.

Het zal er uiteindelijk wel op uitkomen dat een deskundige de doorslag moet geven maar ik wil mij wel eerst goed laten informeren wat de verschillen nu feitelijk zijn zodat het conflict helder is. Ik heb daarvoor (nog steeds) onvoldoende informatie.

Omdat de boekhouding transparant en voor beide partijen volledig dient te zijn verzoek ik je derhalve vriendelijk om een kopie van de gehele boekhouding en de onderliggende stukken per aangetekende post naar mij toe te sturen, en daarnaast op de vragen van [A] aan jou te antwoorden uit zijn e-mail van 4 januari jl. Dat laatste kun je rechtstreeks doen aan [voornaam2]. (…)”

2.24.     Op 12 februari 2018 heeft betrokkene aan klaagster bericht dat hij toestemming heeft om haar de onderliggende stukken bij de conceptjaarrekening 2016 te doen toekomen. Betrokkene zal enkel de stukken die nog niet eerder in het bezit van [A] waren aan haar toezenden.

2.25.     Betrokkene heeft op 15 februari 2018 het volgende bericht aan klaagster gestuurd:

“(…) Hierbij zend ik je, enigszins verlaat wegens ziekte, de door jou gevraagde stukken inzake de conceptjaarrekening 2016 van [C] LLP.

De door mij opgestelde conceptjaarrekening 2016 (bijlage 1), is opgesteld uitgaande van de concept- en definitieve jaarrekening 2016 zoals opgesteld door de heer [A] (bijlagen 2). Ik heb vastgesteld dat deze jaarrekeningen uit bijlagen 2 aansluiten met de financiële administraties in Exact zoals gevoerd door de heer [A] (bijlage 3), waarin de mutaties tot en met oktober 2016 door hem zijn overgenomen welke door mevrouw [X] in de financiële administratie in Snelstart zijn verwerkt (bijlage 4). Ik heb de cijfers volgens de jaarrekeningen van [A] en volgens de Exact-administratie, middels journaalpost 1 ingevoegd in mijn rapportgenerator om tot mijn conceptjaarrekening te komen, nadat ik ook nog correctiejournaalposten 2 tot en met 35 heb gemaakt. Al deze journaalposten zijn bijgevoegd als bijlage 5. Alle journaalposten samen leiden tot de definitieve kolommenbalans (bijlage 6) welke op haar beurt aansluit met mijn conceptjaarrekening.

Aangezien alle cijfers uit journaalpost 1 tot stand zijn gekomen als gevolg van de werkzaamheden van de heer [A] en mevrouw [X] en welke onderbouwd zijn middels de door hen gevoerde administraties in Exact en Snelstart, ga ik daar niet verder op in, aangezien deze feiten bij u in detail bekend zijn.

In een volgende e-mail zal ik mijn correctiejournaalposten 2 tot en met 35 verder toelichten en onderbouwen. (…)”

2.26.     Betrokkene heeft in zijn e-mailbericht aan klaagster van 15 februari 2018 de correctiejournaalposten 2 tot en met 35 afzonderlijk toegelicht. Daarbij heeft betrokkene ook per correctiejournaalpost verwezen naar de aan klaagster toegezonden bijlagen.

2.27.     Op 16 februari 2018 heeft klaagster betrokkene gevraagd om toezending van de betalingen aan [F]/[G] en aan [H] en de koopovereenkomst die behoort bij een goederenlijst, gemaakt door een taxateur. Betrokkene heeft daarop gereageerd dat hij deze stukken niet in zijn bezit heeft en dat hij de vragen van klaagster zal doorspelen aan de huidige boekhouder van de onderneming met het verzoek de stukken rechtstreeks aan klaagster toe te zenden.

2.28.     Op 21 februari 2018 heeft klaagster aan betrokkene meegedeeld dat zij de gevraagde informatie nog niet heeft ontvangen. Daarnaast heeft zij verzocht om toezending van de volledige omzetlijsten van haarzelf en [B], de bevestiging van de terugvordering van de omzet door verzekeraars, de onderbouwing of facturen van de juridische kosten en een afschrift van de jaarcijfers 2016 die naar Engeland zijn verzonden.

2.29.     Betrokkene heeft het bericht van klaagster direct doorgestuurd naar [B], waarbij hij aan klaagster te kennen heeft gegeven dat hij haar niet kan helpen, omdat hij haar alles wat hij ter onderbouwing van de jaarrekening had, al  heeft doorgestuurd. Dit bericht is in cc aan klaagster gestuurd.

2.30.     Op 8 maart 2018 heeft klaagster haar reactie op de door betrokkene opgestelde conceptjaarrekening 2016 aan betrokkene toegestuurd. Betrokkene heeft deze reactie doorgestuurd aan [B] en haar advocate. Betrokkene heeft aan klaagster meegedeeld dat hij geen inhoudelijke reactie zal geven, omdat het volgens hem aan [B] en klaagster is om tot een definitieve jaarrekening 2016 te komen.

3.          De klacht

3.1.       Ten grondslag aan de klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagster gegeven toelichting, de volgende verwijten:

a. Betrokkene heeft in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels gehandeld, omdat hij een conceptjaarrekening 2016 voor de LLP heeft opgesteld, waarin hij:

- betalingen van [B] heeft opgenomen zonder een onderliggende factuur;

- facturen heeft geboekt waarvan de betalingen niet of niet volledig hebben plaatsgevonden;

- omzetlijsten heeft geboekt die door [B] waren gereduceerd, terwijl verzekeraars niets hebben teruggevorderd;

- door [B] in 2017 verrichte betalingen ten onrechte heeft opgevoerd als in 2016 gemaakte kosten;

- de met de curator in maart 2017 gesloten overeenkomst, waar klaagster niet bij betrokken was, heeft opgenomen zonder opgave van een goederenlijst;

- afschrijvingen heeft verwerkt die betrekking hebbben op de van de curator overgenomen goederen.

b. Betrokkene is niet onpartijdig, onafhankelijk en zuiver in zijn werkzaamheden geweest, omdat hij de stukken waarover discussie bestond niet in zijn bezit heeft en hij klaagster niet heeft betrokken bij de totstandkoming van de conceptjaarrekening 2016.

4.          De gronden van de beslissing

4.1.       Over de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.2.      Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.3.      Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet, nu dit plaatshad ná 4 januari 2014, worden getoetst aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.4.      Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.5.      Klachtonderdeel a. komt erop neer dat de door betrokkene opgestelde conceptjaarrekening 2016 van de LLP op onderdelen niet juist is en betrokkene bij het samenstellen daarvan meer onderzoek had moeten doen naar een aantal kostenposten. Voor de beoordeling daarvan geldt als uitgangspunt dat de uitvoering van deze werkzaamheden dient te worden getoetst aan de (destijds geldende) Standaard 4410 van de Nadere voorschriften controle en overige standaarden (NV COS) (hierna: Standaard 4410). Uit  paragraaf 6 van deze Standaard volgt dat een samenstellingsopdracht geen assurance-opdracht is en dat daarom van de accountant niet wordt vereist om de nauwkeurigheid of de volledigheid van de door het management verschafte informatie voor het samenstellen te verifiëren, of anderszins onderbouwende informatie te verzamelen om een controleoordeel of een beoordelingsconclusie over het opstellen van de historische financiële informatie tot uitdrukking te brengen. Indien de accountant echter constateert dat de hem verstrekte gegevens niet compleet, niet nauwkeurig of anderszins onbevredigend zijn, dient de accountant dat onder de aandacht van het management te brengen en dient hij om de aanvullende of gecorrigeerde informatie te verzoeken (paragraaf 32 van Standaard 4410).

4.6.      Klaagster heeft bij haar klaagschrift een aantal bijlagen gevoegd zonder duidelijk te maken op welke wijze deze een onderbouwing van dit klachtonderdeel inhouden. Het is  niet aan de Accountantskamer om zelfstandig in die ingebrachte stukken op zoek te gaan naar wat wel en niet dienstig of een onderbouwing zou kunnen zijn voor de klacht. Betrokkene heeft dit klachtonderdeel daarnaast gemotiveerd weersproken. Geparafraseerd heeft betrokkene naar voren gebracht dat hij de accountant was van [B] en dat hij in die rol op haar verzoek, met het oog op onderhandelingen met [X] vanwege haar uittreden uit de LLP, een conceptjaarrekening 2016 heeft samengesteld. Deze conceptjaarrekening heeft hij gebaseerd op de door [B] verstrekte administratie van de LLP, de door [A] samengestelde concept-jaarrekening 2016 en 34 correctieboekingen. Betrokkene heeft [A] en klaagster in de gelegenheid gesteld daarop te reageren en hij heeft klaagster een toelichting gegeven op de correctieboekingen. De van klaagster ontvangen reactie op de conceptjaarrekening 2016 heeft hij doorgezonden naar [B], omdat [B] en klaagster in zijn optiek gezamenlijk tot een definitieve jaarrekening 2016 moesten komen.

Nu dit verweer onbetwist is gebleven en klaagster haar klacht niet voldoende heeft onderbouwd, is niet aannemelijk geworden dat betrokkene op grondslag van paragraaf 32 van Standaard 4410 aanleiding had moeten zien om, voordat hij zijn concept met [B] en [X] deelde, aanvullende of gecorrigeerde informatie aan hen te vragen. Betrokkene kan daarom ten aanzien van zijn samenstelwerkzaamheden geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Gelet hierop moet klachtonderdeel a. ongegrond worden verklaard.

4.7.      Het tweede klachtonderdeel begrijpt de Accountantskamer aldus dat betrokkene niet eerlijk en oprecht heeft opgetreden en dat hij niet objectief is geweest.

4.8.      Betrokkene heeft ook dit verwijt gemotiveerd bestreden. In dit verband heeft hij aangevoerd dat hij heeft opgetreden als eigen accountant van [B] en dat hij vanuit deze rol de conceptjaarrekening 2016 heeft samengesteld. Hierdoor hoefde hij klaagster niet bij de totstandkoming van de conceptjaarrekening 2016 te betrekken. Deze conceptjaarrekening heeft betrokkene wel laten toesturen aan klaagster, die werd bijgestaan door [A], waardoor zij daarvan kennis kon nemen en daarop kon reageren. Ook heeft betrokkene de vragen van klaagster en [A] beantwoord en heeft hij de onderliggende stukken aan klaagster toegezonden. Voor zover  betrokkene de gevraagde stukken niet in zijn bezit had, heeft hij het verzoek van klaagster om toezending daarvan doorgestuurd aan [B], dan wel aan de boekhouder van de onderneming.

4.9.      Gezien het gemotiveerde verweer van betrokkene, bezien in samenhang met de vaststaande feiten, lag het op de weg van klaagster om dit klachtonderdeel nader te onderbouwen. Nu zij dat niet heeft gedaan, heeft klaagster onvoldoende aannemelijk gemaakt dat betrokkene tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Ook  klachtonderdeel b. faalt daarom.

4.10.    Op grond van het voorgaande zijn de klachtonderdelen ongegrond en wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. drs. M. Stempher, voorzitter, mr. A.A.J. Lemain (rechterlijke leden) en H. Geerlofs AA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2019.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient de gronden van het beroep te bevatten en te zijn ondertekend.