ECLI:NL:TGZRSGR:2018:164 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-176

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2018:164
Datum uitspraak: 30-10-2018
Datum publicatie: 30-10-2018
Zaaknummer(s): 2018-176
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Gegronde klacht tegen een tandarts. Vast is komen te staan dat de tandarts tijdens de behandeling met een boor of frees de mondbodem van klaagster heeft geraakt, waardoor een verwonding is ontstaan. Dit is een voorkomende complicatie die niet als onzorgvuldig handelen kan worden aangemerkt. De professionele norm van informatievoorziening binnen de medische beroepsgroep vereist in het geval van complicaties dat de tandarts de patiënt onmiddellijk, in ieder geval aan het einde van de behandeling afdoende, informeert over de opgetreden complicatie en uitleg geeft over de gevolgen daarvan. De tandarts heeft dit nagelaten. Het feit dat klaagster gespannen was, rechtvaardigt niet dat de informatievoorziening achterwege is gebleven. Waarschuwing.  

Datum uitspraak: 30 oktober 2018

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C , tandarts

werkzaam te B,

verweerster,

1.         Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 19 juni 2018;

- het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 30 juli 2018.

1.2       De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 18 september 2018. De partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

2.         De feiten

2.1       Klaagster is als patiënt behandeld door verweerster als tandarts op 13 februari 2018.  Op die dag heeft verweerster kies 36 geëxtraheerd. Tijdens deze behandeling heeft verweerster met een boor of frees bedoeld voor het splitsen van tandwortels de mondbodem van klaagster geraakt en daarmee een verwonding toegebracht. Verweerster heeft tijdens en direct na de behandeling hiervan geen melding gemaakt.

3.         De klacht

Klaagster verwijt verweerster - zakelijk weergegeven zoals dit door klaagster ter zitting is gepreciseerd - dat verweerster tijdens en na afloop van deze behandeling heeft nagelaten klaagster omtrent deze verwonding te informeren. Zij geeft aan dat toen zij de wond zag, zij erg is geschrokken.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft erkend ten onrechte ervan afgezien te hebben om klaagster te informeren over de toegebrachte verwonding in de mondbodem. Zij meende toen dat deze informatie de situatie van dat moment, gelet op de gespannenheid van klaagster,  alleen maar zou verergeren.

5.         De beoordeling

5.1       schending van informatieverplichting;

Ter toetsing staat of verweerster bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klaagster klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard. Ter zitting is komen vast te staan dat verweerster tijdens de behandeling met een boor of frees bedoeld voor het splitsen van tandwortels de mondbodem van klaagster heeft geraakt, waardoor een verwonding is ontstaan, en vervolgens heeft nagelaten klaagster tijdens of direct na de behandeling hier over te informeren. Het raken van de mondbodem tijdens het splitsen van wortels zelf is een voorkomende complicatie, die op zich – hoe te betreuren ook – niet als onzorgvuldig handelen kan worden aangemerkt. De professionele norm van informatievoorziening binnen de medische beroepsgroep vereist evenwel dat in dergelijke gevallen de tandarts de patiënt onmiddellijk,  in ieder geval aan het einde van de behandeling, afdoende informeert over de opgetreden complicatie en uitleg geeft over de gevolgen daarvan. Dat heeft verweerster nagelaten. De daarvoor aangevoerde reden – het feit dat klaagster gespannen was – rechtvaardigde niet dat informatievoorziening achterwege is gebleven. Hiermee heeft verweerster niet aan voormelde norm voldaan.

De conclusie is dat verweerster in strijd heeft gehandeld met de zorg die zij ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten zoals deze bedoeld is in artikel 47, eerste lid onder a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De klacht is dan ook gegrond.

5.2       de op te leggen maatregel.

Klaagster heeft ter zitting aangegeven dit nalaten ernstig te betreuren en daardoor tot aan de volgende dag in onzekerheid te hebben verkeerd wat zich precies heeft voorgedaan.  Verweerster heeft ter zitting aangegeven dit te betreuren en hiervan geleerd te hebben. Zij zal in dergelijke situaties in de toekomst de patiënt zo tijdig mogelijk informeren met betrekking tot de complicaties die zich eventueel hebben voorgedaan. Bij de vaststelling van de maatregel speelt voor het College tevens mee dat het niet tijdig geïnformeerd hebben door verweerster, de wijze van herstel van de wond niet heeft beïnvloed. Gezien het vorenstaande acht het College het geven van een waarschuwing een passende maatregel.

6.         De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

verklaart de klacht gegrond;

legt op de maatregel van waarschuwing.

Deze beslissing is gegeven door E.J. Daalder, voorzitter, G.P. van de Beek lid-jurist, J.M.W. Croes, M.M.L.F. Smulders, H.W. Luk leden-beroepsgenoten, bijgestaan door R. van der Vaart, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2018.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij

niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur Gezondheidszorg en Jeugd , wie de

aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.