ECLI:NL:TGZRGRO:2018:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2018/82

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2018:67
Datum uitspraak: 06-11-2018
Datum publicatie: 06-11-2018
Zaaknummer(s): G2018/82
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen huisarts. Klagers minderjarige zoontje is door diens moeder, klagers ex-echtgenote, ingeschreven in de praktijk van verweerster. Klager verzocht verweerster per e-mail om een afschrift van het medisch dossier van zijn zoontje. Verweerster kende klager toen nog niet en wilde het dossier niet verstrekken zonder eerst een afschrift van een identificatiebewijs van klager te ontvangen. Klager weigerde dit en verwijt verweerster deze handelwijze. Verweerster had hem niet mogen vragen naar (een kopie van) zijn identificatiebewijs. Zij had zonder voorwaarden aan klager te stellen een afschrift van het medisch dossier aan hem moeten verstrekken. Het college deelt klagers standpunt niet. Verweersters werkwijze in deze is juist zorgvuldig geweest. Het college wijst de klacht als ongegrond af. 

Rep.nr. G2018/82

6 november 2018

Def. 221

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Beslissing op de klacht van:  

a,

klager,

wonende te B,

tegen

C ,

werkzaam als huisarts te D,

verweerster,

BIG-reg.nr:,

gemachtigde: mr. S.J. Berkhoff-Muntinga. 

1. Verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift van 9 juni 2018, ingekomen op 25 juni 2018;

- het verweerschrift met bijlagen van 13 juli 2018, ingekomen op 13 juli 2018 per fax en op 20 juli 2018 per post;

- aanvullende stukken van klager, ontvangen op 4 respectievelijk 25 september 2018;

- een aanvullend stuk van verweerster, ingekomen op 18 september 2018.

In het kader van het vooronderzoek zijn partijen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 25 september 2018. Partijen zijn verschenen. Verweerster werd vergezeld door haar gemachtigde.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

2.1

Verweerster is sinds 2012 werkzaam als huisarts in D.

2.2

Op 18 juli 2017 heeft de ex-echtgenote van klager zich met haar twee zoontjes laten inschrijven bij de praktijk van verweerster. Een van de zoontjes, E, geboren op XX-XX-XXXX, is tevens de zoon van klager. Klager is niet om toestemming verzocht aangaande de inschrijving van zijn zoon bij verweersters praktijk.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Klager is het niet eens met het feit dat hij als vader en co-ouder niet is benaderd met de vraag of hij instemde met de inschrijving van zijn zoon in de praktijk van verweerster. Toen hij erachter kwam dat dit was gebeurd, heeft hij contact gezocht met verweerster om zijn onvrede over de gang van zaken met haar te delen en om een afschrift van het medisch dossier van zijn zoon op te vragen. Verweerster weigerde hieraan gevolg te geven zonder dat klager eerst een afspraak maakte op de praktijk, dan wel een afschrift van een identificatiebewijs naar haar toezond. Verweerster had in klagers optiek zich niet zo mogen opstellen. Zij behoorde klagers ex-echtgenote te vragen om een uittreksel uit het gezagsregister waaruit blijkt dat klager de vader en tevens co-ouder is van zijn zoon.

Klager verwijt verweerster dat:

1. zij zonder klagers toestemming zijn minderjarige zoon heeft ingeschreven in haar praktijk;

2. zij herhaaldelijk heeft geweigerd hem het medisch dossier te verstrekken toen hij daar om verzocht en

3. zij zonder toestemming van klager zijn zoon heeft behandeld en heeft verwezen naar een specialist voor een niet-noodzakelijke ingreep.

4. Het verweer

Verweerster heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Waar nodig zal hier in het navolgende nader op ingegaan worden.

5. Beoordeling van de klacht

5.1

Het college wijst er allereerst op dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2 Reikwijdte van de klacht

Tijdens de zitting heeft klager het eerste en derde klachtonderdeel ingetrokken. Dit betekent dat de hierna te beoordelen klacht beperkt is tot het tweede klachtonderdeel.

5.3 Weigeren het medisch dossier te verstrekken

Uit de bijlagen bij verweerschrift blijkt dat klager per e-mail contact met verweerster heeft gezocht om zich te beklagen over het feit dat zijn zoon zonder zijn instemming is ingeschreven en om het medisch dossier van zijn zoon op te vragen. Verweerster heeft hierop per e-mail gereageerd. Wat betreft het verzoek om het medisch dossier heeft zij klager verzocht om op de praktijk langs te komen met een identificatiebewijs. Klager heeft dit geweigerd en opnieuw gevraagd om verstrekking van het medisch dossier zonder dat hij eerst een (kopie van een) identificatiebewijs behoefde te tonen of te verstrekken. Verweerster herhaalde echter haar verzoek om eerst met klager af te spreken dan wel een afschrift van zijn identificatiebewijs te ontvangen. Pas daarna was zij bereid een afschrift van het medisch dossier te verstrekken.

De vraag ligt voor of deze werkwijze verweerster tuchtrechtelijk verweten behoort te worden. Deze vraag dient naar het oordeel van het college ontkennend te worden beantwoord. Zoals verweerster in haar verweerschrift en ter zitting heeft toegelicht, en zoals ook volgt uit de uitgebreide e-mailwisseling tussen haar en klager, wilde zij zorgvuldig te werk gaan en er geheel zeker van zijn dat klager degene is die hij in zijn e-mailberichten stelde te zijn. Het college onderschrijft deze zorgvuldige benadering van klagers verzoek en ziet hierin geen aanknopingspunt voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verweerster heeft niet enkel op basis van herhaalde e-mailverzoeken van een voor haar onbekende persoon, die stelt dat hij de vader is van een van haar patiënten, het medisch dossier van de desbetreffende patiënt willen  verstrekken. Hiermee heeft zij gehandeld zoals van een – minstens  – redelijk bekwaam handelend beroepsbeoefenaar verwacht mocht worden. De klacht is ongegrond.

6. Slotsom

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de klacht als ongegrond behoort te worden afgewezen.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

G. Tangenberg, voorzitter;

L. Groefsema, lid-jurist;

P.F. Bögels, lid-beroepsgenoot;

M.J.E. Mourits, lid-beroepsgenoot;

H. Rumpt, lid-beroepsgenoot,

bijgestaan door L.C. Commandeur, secretaris.

en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2018 door J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, in tegenwoordigheid van C.A. Verstraaten, secretaris.

De secretaris:                                                                         De voorzitter:                                    

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.