ECLI:NL:TGZRAMS:2018:63 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2017/381AP

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2018:63
Datum uitspraak: 12-06-2018
Datum publicatie: 12-06-2018
Zaaknummer(s): 2017/381AP
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager, die in het kader van een samenwerkingsproject met klagers huisarts ter verbetering van de farmacotherapeutische zorg is uitgenodigd voor een gesprek, verwijt de apotheker dat deze hem in dit gesprek heeft misleid. Voorts verwijt klager de apotheker dat deze beschikte over zijn telefoonnummer. Verweerder voert verweer. Klacht ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 13 oktober 2017 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

apotheker,

werkzaam te B,

v e r w e e r d e r.

1.1.          De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift;

-                      het verweerschrift met de bijlage;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 26 januari 2018 gehouden vooronderzoek.

De klacht is op de openbare zitting van 29 mei 2018 behandeld.

Partijen waren aanwezig.

2.2.          De feiten

2.1.2.1.       De apotheek waar verweerder werkzaam is, is een samenwerkingsproject (hierna: het project) met de huisarts van klager aangegaan, waarbij de apotheker spreekuur hield in de huisartsenpraktijk. Het doel van de samenwerking was om te onderzoeken of de kwaliteit van de zorg verbeterd kon worden door middel van deze nauwere samenwerking.

2.2.2.2.       Verweerder is met de huisarts van klager overeengekomen dat de verantwoordelijkheid voor het informeren van de patiënten van de huisarts over het project bij de huisarts lag.

2.3.2.3.       Een van de onderdelen van het project betrof de beoordeling van medicatie die werd aangevraagd via de herhaalreceptenlijn.

2.4.2.4.       Verweerder beschikte over een account waarmee hij toegang had tot de persoonsgegevens en de medicatie van de patiënten die de herhaalreceptenlijn belden. Dit betrof ook patiënten die, net als klager, niet stonden ingeschreven bij de praktijk van verweerder. Nadat via de herhaalreceptenlijn om herhaalmedicatie was verzocht controleerde verweerder of de aangevraagde medicijnen up to date waren en of de veiligheid van de patiënt gewaarborgd was. Bovendien werd beoordeeld of er fouten werden gemaakt bij het medicatiegebruik en of er mogelijk therapieverbetering teweeggebracht kon worden. Indien daarvan sprake was, werd de betreffende patiënt door verweerder telefonisch uitgenodigd voor een gesprek.

2.5.2.5.       Klager is door verweerder uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek. Het doel van het gesprek was om te beoordelen of klager zijn medicijnen wel op een veilige manier innam en om klager te adviseren over zijn medicijnen, waaronder over het tijdstip van inname.

2.6.2.6.       Klager heeft aan de uitnodiging om op gesprek te komen gehoor gegeven. Bij aanvang van het gesprek wist hij dat verweerder niet aan de apotheek van klager verbonden was.

2.7.2.7.       Bij het gesprek was naast klager en verweerder ook een huisarts in opleiding aanwezig. Het gesprek heeft ongeveer een half uur geduurd. Na afloop van het gesprek heeft klager zich tot zijn eigen apotheek gewend met de vraag of deze apotheek zijn persoonlijke gegevens (waaronder de gegevens over medicatie) had doorgegeven aan verweerder. Toen bleek dat dat niet zo was heeft de eigen apotheker van klager hem vergezeld naar verweerder. Tussen verweerder en de betreffende apotheker vond vervolgens een discussie plaats tijdens welke discussie klager is vertrokken.

3.3.          De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in 1) dat verweerder klager heeft misleid door de indruk te wekken dat het gesprek zou worden gevoerd met een apotheker werkzaam bij de praktijk waar klager staat ingeschreven en 2) dat verweerder zonder toestemming van klager beschikte over persoonlijke gegevens van klager.

4.4.          Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Hij heeft aangevoerd dat hij zich tijdens de telefonische uitnodiging voor het gesprek heeft voorgesteld en dat hij tijdens het gesprek met klager meermaals heeft uitgelegd dat hij niet bij de apotheek waar klager staat ingeschreven werkzaam is. Ook heeft hij aangevoerd dat klager voorafgaand aan het gesprek over het project geïnformeerd is, zodat hij kon weten dat het gesprek niet zou plaatsvinden met zijn eigen apotheker. Het telefoonnummer van klager heeft hij van de huisarts van klager gekregen.

5.5.          De beoordeling

5.1.5.1.       Ter toetsing staat of verweerder bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met hetgeen in de beroepsgroep als norm is aanvaard.

5.2.5.2.       Klager heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder hem heeft misleid. Volgens hem heeft verweerder zich tijdens de telefonische uitnodiging voor het gesprek niet voorgesteld en heeft hij daardoor de indruk gewekt dat het gesprek zou plaatsvinden met de apotheker van de apotheek waar klager staat ingeschreven. Het college stelt vast dat verweerder ontkent dat hij zich tijdens de telefonische uitnodiging voor het gesprek niet heeft voorgesteld. Nu alleen klager en verweerder aan het telefoongesprek hebben deelgenomen, is niet vast te stellen hoe dit gesprek precies is verlopen. Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of verweerder op dit punt klachtwaardig heeft gehandeld. Daar komt bij dat het college niet inziet welk belang verweerder erbij zou hebben gehad om klager te misleiden. Het doel van het project was immers om te beoordelen of klager zijn medicijnen wel op een veilige manier innam en om klager te adviseren over zijn medicijnen, waaronder over het tijdstip van inname. Het doel van het project was niet om aan klager (vanuit de eigen apotheek van verweerder) medicatie te verschaffen. Vast staat ook dat klager bij het begin van het gesprek met verweerder ermee bekend was dat verweerder niet aan de apotheek van klager was verbonden. Er is dan ook geen enkele aanleiding om te concluderen dat verweerder klager heeft misleid. De conclusie hiervan is dat de eerste klacht ongegrond is.

5.3.5.3.       De tweede klacht van klager is dat verweerder zonder toestemming van klager beschikte over zijn persoonlijke gegevens, zoals zijn telefoonnummer en medicatie. Verweerder heeft niet weersproken dat hij over deze gegevens beschikte. Hij heeft aangevoerd dat hij over deze gegevens beschikte door middel van een daartoe door (of namens) de huisarts speciaal daartoe aangemaakt account.

5.4.5.4.       De hoofdregel in de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst luidt dat een arts toestemming moet hebben van de patiënt voor het verstrekken van informatie aan derden. Uit de Richtlijn omgaan met medische gegevens volgt dat op deze hoofdregel uitzonderingen mogelijk zijn, bijvoorbeeld als de informatie wordt verstrekt om te worden gebruikt voor kwaliteitsdoeleinden. Het verstrekken van de informatie voor deze doeleinden ligt in het verlengde van het verlenen van goede zorg. Daarom geldt voor die gevallen dat sprake is van veronderstelde toestemming van de patiënt (mits die gegevens uitsluitend voor kwaliteitsdoeleinden gebruikt worden). De patiënt moet dan wel vooraf kennis hebben kunnen nemen van de mogelijkheid dat zijn gegevens voor kwaliteitsdoeleinden worden gebruikt. Ook moet hij in staat zijn gesteld om hiertegen bezwaar te maken. Klager heeft aangevoerd dat hij niet is geïnformeerd over het bestaan van het project en dus niet wist dat zijn gegevens zouden worden verstrekt aan verweerder. Zelfs ervan uitgaande dat klager inderdaad geen weet had van het bestaan van het project, dan betekent dit niet dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Het was immers de verantwoordelijkheid van de huisarts om zijn patiënten in te lichten over het feit dat hun gegevens zouden worden verstrekt aan verweerder. De tweede klacht is daarom ook ongegrond.

5.5.5.5.       Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college wijst de klacht af.

Aldus beslist door:

mr. M. van Walraven, voorzitter,

D.P. Krom en drs. D. Houvast, leden-apotheker,

bijgestaan door mr. M.G. Verkerk, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2018 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

secretaris w.g.                                                                                   voorzitter w.g.