ECLI:NL:TGZCTG:2018:339 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.167

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2018:339
Datum uitspraak: 13-09-2018
Datum publicatie: 20-02-2019
Zaaknummer(s): c2018.167
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2018.167 van:

A. wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

           E. verweerder in beide instanties.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 20 februari 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen E. - hierna verweerder - een klacht ingediend. Bij beslissing van 13 april 2018, onder nummer 054/2018 heeft dat College klager in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaard. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

Het Centraal Tuchtcollege heeft de zaak in beroep op 23 augustus 2018 buiten aanwezigheid van partijen in raadkamer behandeld.

2.         De beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“(…)

2.  DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

2.1

Op grond van artikel 65 lid 2 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) in samenhang met artikel 4 van het Tuchtrechtbesluit BIG (Tuchtrechtbesluit) moet het klaagschrift voldoen aan de in dat besluit genoemde eisen. Op grond van artikel 5 van het Tuchtrechtbesluit wordt de klager in de gelegenheid gesteld de gebreken in het klaagschrift te herstellen. Indien de klager de gebreken in het klaagschrift niet of onvoldoende herstelt, wordt klager op grond van artikel 66 lid 4 Wet BIG niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht.

Nu het inleidend klaagschrift daarmee niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed, heeft de secretaris van het college klager op 2 maart 2018 een brief geschreven, waarin hij werd uitgenodigd de in die brief gestelde vragen te beantwoorden om zodoende de gebreken te herstellen. Het hierop ontvangen aanvullende klaagschrift is bij brief van 20 maart 2018 aan klager teruggestuurd vanwege het onacceptabele taalgebruik in deze brief.

2.2

Daarop heeft klager een gewijzigde aanvulling gestuurd. Hierover het volgende.

Het college en een beklaagde in een tuchtrechtelijke procedure moeten tegen een stootje kunnen. Maar er moet tegelijkertijd een (onder)grens worden getrokken aan hetgeen als acceptabel woordgebruik is te beschouwen. En deze moet van meet af aan duidelijk zijn.

Naar het oordeel van het college is het woordgebruik in de gewijzigde aanvulling op de klacht nog steeds onacceptabel. Het college doelt met name op de volgende zinsneden:

“Jullie breken met wet, mensenrechten en de taak zoals jullie die geaccepteerd hebben. (…) Jullie zijn niet respectabel. Als u de brief goed had gelezen en enige vorm van empathie had getoond, in plaats van antisociale treken en een narcistische persoonlijkheidsstoornis (…) Als u me niet gelooft, wederom, ga maar even met het PBC spreken en laat hun maar oordelen over uw karakter en of u een stoornis heeft.”

Het voorgaande klemt temeer omdat klager slechts de inleiding van zijn gewijzigde aanvulling, die niet concreet ingaat op zijn klacht, hoeft te wissen. Dat hij wel in staat is een zakelijke toon aan te slaan, blijkt uit zijn inleidende klaagschrift. En dat hij begrijpt waar het om gaat blijkt uit het feit dat hij verschillende teksten uit zijn eerdere aanvulling, die met deels seksuele aantijgingen nog veel verder af lag van hetgeen als acceptabel is te beschouwen, in de gewijzigde aanvulling op de klacht heeft weggelaten.

Bij deze stand van zaken dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht. In de brief van 20 maart 2018 is klager erop gewezen dat hij de kans hierop liep als het taalgebruik in zijn nieuwe aanvulling op de klacht wederom onacceptabel zou zijn.

2.3

Het college wijst klager erop dat hij, als hij wel aan de gestelde eisen kan voldoen, alsnog een klaagschrift bij het college kan indienen. Daarbij wordt klager er voorts op gewezen dat het uitbreiden van zijn klacht tot 25 zorgverleners, zoals in zijn nieuwe aanvulling op de klacht, ertoe kan leiden dat de onderbouwing per klacht verwatert en daardoor tekortschiet waardoor hij alsnog vanwege onvoldoende concretisering en onderbouwing niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Het college geeft klager in overweging zich (in eerste instantie) te beperken tot de drie aangeklaagden waartegen hij in eerste instantie een klacht heeft ingediend. (…)”.

3.         Beoordeling van het beroep

3 .1       Klager is ontvankelijk in zijn hoger beroep. Eerst moet worden beoordeeld of het Regionaal Tuchtcollege klager terecht in zijn klacht niet-ontvankelijk heeft verklaard, nu klager tegen deze beslissing bezwaren uit.

3.2       Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege heeft het Regionaal Tuchtcollege ten onrechte geoordeeld dat het inleidend klaagschrift niet voldoet aan de krachtens artikel 65, tweede lid van de Wet BIG gestelde eisen, omdat het taalgebruik van het (gewijzigd) aanvullend klaagschrift onacceptabel is. Als uitgangspunt geldt dat een klaagschrift in de Nederlandse taal moet zijn opgesteld, dat het een duidelijke omschrijving bevat van de verweten gedraging(en) en vermeldt aan wie het verwijt of de verwijten wordt of worden gemaakt. Nu het klaagschrift, ingekomen bij het Regionaal Tuchtcollege op 20 februari 2018, en de daarop gezonden (gewijzigde) aanvulling, in de Nederlandse taal zijn opgesteld en, in onderlinge samenhang bezien met de bijgevoegde stukken, ook aan de overige hiervoor vermelde eisen is voldaan, is klager ontvankelijk in zijn klacht. De enkele omstandigheid dat het door klager gebezigde woordgebruik niet zakelijk is maakt dit in het onderhavige geval niet anders.

3.2       Dit betekent dat het Regionaal Tuchtcollege klager ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn klacht. Centraal Tuchtcollege zal daarom de bestreden beslissing van het Regionaal Tuchtcollege vernietigen en de zaak terugverwijzen naar het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle voor een inhoudelijke behandeling van de klacht.

4.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan hoger beroep, en verwijst de zaak ter behandeling terug naar het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle.

Deze beslissing is gegeven door E.J. van Sandick, voorzitter, A. Smeeïng-van Hees en

L.F. Gerretsen-Visser, leden-juristen en B. van Giessen en drs. R.M.H. Schmitz, leden- beroepsgenoten en J.S. Heidstra, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 13 september 2018.

                        Voorzitter   w.g.                                             Secretaris  w.g.