ECLI:NL:TGDKG:2018:95 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/636981 / DW RK 17/1029

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:95
Datum uitspraak: 24-08-2018
Datum publicatie: 31-12-2018
Zaaknummer(s): C/13/636981 / DW RK 17/1029
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De klacht betreft de beslagvrije voet. Wie is de beklaagde gerechtsdeurwaarder en welke handelingen zijn door hem verricht. De voorzitter heeft de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 31 augustus 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 3 oktober 2017 met zaaknummer C/13/622227 / DW RK 17/48 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/636981 / DW RK 17/1029 ingesteld door:

1. [     ],

2. [     ],

beiden wonende te [     ],

klagers,

gemachtigde mr. K.G.A.P. Boemaars, advocaat te Zundert,

tegen:

[     ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 16 januari 2017, hebben klagers een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij brief ingekomen op 9 mei 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 3 oktober 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klagers is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 3 oktober 2017. Bij brief van 12 oktober 2017 heeft klager sub 1 verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld op de openbare zitting van 6 juli 2018. Verschenen zijn de gemachtigde van klager en de gerechtsdeurwaarder vergezeld door zijn gemachtigde. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 31 augustus 2018.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

3. De oorspronkelijke klacht

In de inleidende klacht verwijten klagers de gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal van het gelegde beslag niet binnen acht dagen na het beslag aan de beslagene te hebben betekend. Daarnaast verwijten klagers de gerechtsdeurwaarder dat hij de beslagvrije voet niet tijdig en met terugwerkende kracht heeft aangepast.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat klagers er blijkens de klacht van uitgaan dat de beklaagde gerechtsdeurwaarder werkzaam is bij [     ] te[     ] zaakdoende aan de van [     ], waar het dossier van klager sub 2 kennelijk in behandeling is. Het door klagers genoemde adres betreft echter het kantoor van [     ] waaraan gerechtsdeurwaarder [     ] is verbonden. Door de gerechtsdeurwaarder is aangevoerd dat hij per 1 juli 2016 werkzaam is bij [     ] Gerechtsdeurwaarders te [     ] . Dan rijst de vraag hoe een gerechtsdeurwaarder die stelt per 1 juli 2016 werkzaam te zijn bij [     ] , in het exploot van 20 december 2016 kan opnemen dat hij werkzaam is op de [     ] vestiging van [     ] , gerechtsdeurwaarder te [     ], kantoorhoudende te [     ].

4.2 Uit bij de KBvG uit het register opgevraagde gegevens is gebleken dat de beklaagde gerechtsdeurwaarder van 30 juni 2016 tot 8 april 2017 als tweede was toegevoegd aan gerechtsdeurwaarder [     ]. Vanaf 10 april 2017 is de gerechtsdeurwaarder als tweede toegevoegd aan gerechtsdeurwaarder [     ], gerechtsdeurwaarder bij [     ] gerechtsdeurwaarders te [     ]. Uit door de voorzitter bij de KBvG ingewonnen inlichtingen blijkt dat indien iemand aan een gerechtsdeurwaarder is toegevoegd dit niet perse wil zeggen dat hij ook in dienst is van die gerechtsdeurwaarder. Dat is wel zo als het een eerste toevoeging betreft, maar niet perse in het geval van een tweede of derde toevoeging. Dit verklaart dus de hiervoor beschreven situatie.

4.3 De voorzitter heeft vervolgens overwogen dat kan worden vastgesteld dat het dossier van klagers in behandeling is bij [    ], gevestigd aan de [    ]. Dit kantoor heeft de [     ] vestiging te [     ] verzocht beslag te leggen ten laste van klager sub 2. De [     ] vestiging te [     ] is eveneens verzocht het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager sub 2 te betekenen. Deze laatste handeling is de enige handeling die de beklaagde gerechtsdeurwaarder in het dossier van klagers heeft verricht. Dat de beklaagde gerechtsdeurwaarder verdere bemoeienis heeft gehad met het dossier van klager is niet gebleken. Het betrof hier een zogenaamde losse opdracht. Hieruit volgt dat de beklaagde gerechtsdeurwaarder niets van doen heeft met de vaststelling van de beslagvrije voet of de herziening daarvan, zodat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond dient te worden verklaard.

4.4 De voorzitter heeft als laatste het volgende overwogen. Door de beklaagde gerechtsdeurwaarder wordt erkend dat het proces-verbaal van het beslag te laat aan klager sub 2 is betekend. Hij stelt echter dat de opdracht tot de betekening van het proces-verbaal van het gelegde beslag pas op donderdag 15 december 2016 door hem is ontvangen. Dit was dus al buiten de wettelijke termijn die voor betekening van een proces-verbaal van een gelegd beslag staat. Op 20 december 2016 is het proces-verbaal betekend. Het hoort tot de verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarder die een collega verzoekt een proces-verbaal van beslag te betekenen, het exploot zodanig tijdig aan die collega te doen toekomen dat het proces-verbaal binnen de wettelijke termijn kan worden betekend. Dat is hier niet gebeurd maar dit kan dus niet aan de beklaagde gerechtsdeurwaarder worden toegerekend.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij zich er niet in kan vinden dat zijn klacht is afgewezen, hoewel de kamer meermalen meldt het met hem eens te zijn. De voorzitter is blijkbaar zelf, ambtshalve, op onderzoek uitgegaan, en komt tot de conclusie dat alles toch klopt. Maar die informatie was voor klager niet kenbaar en had ook niet voor hem kenbaar kunnen zijn. Hij moet uit kunnen gaan van de juistheid van een exploot. Van een kennelijk ongegronde klacht kan in zijn visie dan ook geen sprake zijn. Anders dan gesteld, is de verwarring voor klager helemaal nog niet opgelost, en hij wenst dat zijn klacht inhoudelijk bekeken wordt. Indien en voor zover zulks niet mogelijk is, dient klager hierbij de klacht alsnog in tegen de gerechtsdeurwaarder die een collega verzoekt een proces-verbaal van beslag te betekenen, zoals in overweging 4.7 van de beslissing wordt overwogen. Klager is van mening dat de interne verhoudingen tussen gerechtsdeurwaarders hem niet regarderen: als dat wel zo is, dient de verantwoordelijke gerechtsdeurwaarder aangesproken te worden.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Het indienen van een klacht in het kader van een procedure in verzet is niet mogelijk. Voor zover klager een klacht wenst in te dienen tegen de gerechtsdeurwaarder die een collega verzoekt een proces-verbaal van beslag te betekenen, zal klager een nieuwe klacht moeten indienen.

6.2 De kamer kan klager volgen in zijn stelling dat interne verhoudingen tussen gerechtsdeurwaarders niet altijd duidelijk zijn. Als een klacht is gericht tegen een bepaalde gerechtsdeurwaarder, zoals hier het geval is, staat het de kamer echter niet vrij zelfstandig een andere gerechtsdeurwaarder als beklaagde aan te merken (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Ook is het niet mogelijk een gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk verantwoordelijk te houden voor een gedraging die weliswaar is verricht binnen zijn organisatie maar waarbij hij in werkelijkheid in het geheel niet betrokken is geweest (ECLI:NL:GHAMS:2017:5490).

6.3 Met inachtneming van het voorgaande overweegt de kamer dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. Het handelen van beklaagde is beoordeeld. Die heeft enkel twee losse opdrachten uitgevoerd. Weliswaar is daarbij erkend dat het proces-verbaal van het beslag te laat aan klager sub 2 is betekend, maar toen beklaagde dit stuk ontving, was het al niet meer mogelijk dat tijdig te doen. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren dan ook geen nieuwe gezichtspunten op. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend voorzitter, en mr. C.W. Inden en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 augustus 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.