ECLI:NL:TADRAMS:2018:6 Raad van Discipline Amsterdam 17-814/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2018:6
Datum uitspraak: 09-01-2018
Datum publicatie: 16-01-2018
Zaaknummer(s): 17-814/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat wederpartij met betrekking tot grievende uitlatingen deels gegrond. Klacht ongegrond voor zover erover wordt geklaagd dat verweerder feitelijke gegevens heeft verstrekt waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat deze onjuist zijn. Gezien specifieke omstandigheden geen maatregel opgelegd.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 9 januari 2018

in de zaak 17-814/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 1 juni 2017 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 3 oktober 2017 met kenmerk 4017-0375, door de raad ontvangen op 5 oktober 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 28 november 2017 in aanwezigheid van de heer J. Kuijpers (aandeelhouder/medebestuurder van klagers sub 1 en 2), en klager sub 3 (tevens gemachtigde). Verweerder is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de onder 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 12 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klagers sub 1 en 2 zijn verwikkeld in een geschil met de cliënte van verweerder. Klager sub 3 staat klagers sub 1 en 2 daarin bij.

2.2 Op 2 mei 2017 heeft verweerder een brief gestuurd aan klager sub 3 met de volgende inhoud:

“Ik beperk mij in deze reactie tot een kleine greep uit alle aantoonbare onjuistheden in uw sommatie onder verwijzing naar enkele toepasselijke bepalingen die ik voor u heb geciteerd. Het is immers niet mijn taak uw gebrek aan inlezen volledig te compenseren.

(…)

Tevens merk ik op dat u een tuchtrechtelijke grens hebt overschreden door cliënten een sommatie toe te zenden die slechts bestaat uit een aaneenschakeling van volledig ongefundeerde aantijgingen, feitelijke onjuistheden, juridische nonsens en loze dreigementen. Aan een advocaat komt weliswaar een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen, maar die vrijheid is niet onbeperkt. In onderhavige casus hebt u de grens van uw vrijheid overschreden door “feiten” te poneren waarvan u redelijkerwijs kon weten dat zij in strijd met de waarheid zijn. Vervolgens gebruikt u bedoelde “feiten” als onderbouwing van een zogenaamd overwogen aangifte. Uw herhaald telefonisch lastigvallen van [cliënt van verweerder] is tevens volstrekt onaanvaardbaar. Cliënten behouden zich ter zake alle rechten voor.”

2.3 Op 30 mei 2017 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager sub 3, met als bijlage een concept-brief aan de voorzieningenrechter. Deze bijlage bevat de volgende inhoud:

“[Cliënten van verweerder] hebben de opties van [klagers sub 1 en 2] afgewezen omdat beide aangedragen organisaties een aanzienlijk hoger uurtarief hanteren dan beoogd is. [Cliënten van verweerder] menen dat afgesproken is dat een AA Acountant is gekozen ter vermijding van hoge kosten en omdat het een relatief eenvoudige opdracht betreft en hebben aldus WGS Accountants te Woerden aangedragen.”

2.4 Op 31 mei 2017 om 14:19 uur heeft verweerder een voicemailbericht achtergelaten aan klager sub 3 met de volgende inhoud:

“ik word nu werkelijk ziek domme briefjes elke keer. (…) Wellicht wilt u zich een beetje verdiepen in de materie voordat u elke keer lukraak mailtjes verstuurt en elke keer weer dreigt met domme kort gedingen (…)”

2.5 Op 31 mei 2017  om 15:17 uur heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager sub 3 met onder meer de volgende inhoud:

“U bent kennelijk gestoord.”

2.6 Op 31 mei 2017 om 15:36 uur heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager sub 3 met de volgende inhoud:

“Kletspraat.”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) klagers heeft bejegend op een wijze welke tuchtrechtelijk laakbaar is;

b) feitelijke gegevens heeft verstrekt waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat deze onjuist zijn.

4 VERWEER

4.1 Verweerder erkent dat zijn e-mail d.d. 31 mei 2017, met de woorden “U bent kennelijk gestoord” (zie hiervoor onder paragraaf 2.5), ongepast is en biedt hiervoor zijn excuses aan. Voor wat betreft de inhoud van het voicemailbericht (zie hiervoor onder paragraaf 2.4) voert verweerder aan dat hij zijn bewoordingen weliswaar zorgvuldiger had kunnen kiezen, maar dat van onheuse bejegening geen sprake is. Het enkele woord “kletspraat” in zijn e-mail d.d. 31 mei 2017 (zie hiervoor onder paragraaf 2.6) acht verweerder evenmin onheuse bejegening. Ook de inhoud van zijn brief van 2 mei 2017 (zie hiervoor onder paragraaf 2.2) bevat volgens verweerder geen onheuse bejegening.

4.2 Verweerder voert voorts aan dat de als bijlage bij zijn e-mail van 30 mei 2017 (zie hiervoor onder paragraaf) 2.3) gevoegde concept-brief nooit aan de voorzieningenrechter is verzonden. Van onjuist informeren van de rechtbank is geen sprake geweest. Daarbij had verweerder deze informatie van zijn cliënten ontvangen en mocht hij afgaan op de juistheid daarvan, aldus steeds verweerder.

5 BEOORDELING

5.1 Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Ad klachtonderdeel a)

5.2 Klagers verwijten verweerder dat hij klagers heeft bejegend op een wijze die tuchtrechtelijk laakbaar is. Ter onderbouwing verwijzen klagers naar de inhoud van de door verweerder op 2 en 31 mei 2017 verzonden correspondentie, alsmede naar de inhoud van het door verweerder op 31 mei 2017 achtergelaten voicemailbericht (zie hiervoor onder paragraaf 2.2, 2.4, 2.5 en 2.6).

5.3 De raad overweegt ten aanzien van de inhoud van de door verweerder op 2 mei 2017 verzonden brief (zie hiervoor onder paragraaf 2.2), de inhoud van het voicemailbericht van 31 mei (zie hiervoor onder paragraaf 2.4), en de inhoud van de door verweerder op 31 mei 2017 om 15:36 uur verzonden e-mail (zie hiervoor onder paragraaf 2.6) dat de ter discussie gestelde bewoordingen – zoals verweerder ook zelf lijkt te onderkennen – niet geheel gelukkig gekozen zijn. Verweerder had er naar oordeel van de raad wellicht beter aan gedaan een en ander op een wat terughoudender wijze te formuleren. Niettemin geldt dat, bezien in het licht van het tussen partijen gevoerde debat, de ter discussie gestelde bewoordingen weliswaar scherp waren, maar tevens functioneel. Hoewel de ter discussie gestelde bewoordingen passen in een patroon van negatieve bejegening, hetgeen weinig constructief is, acht de raad een en ander niet van dien aard dat gezegd moet worden dat verweerder daarmee de grenzen van acceptabel professioneel gedrag heeft overschreden, en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In zoverre is klachtonderdeel a) derhalve ongegrond.

5.4 Ten aanzien van de inhoud van de door verweerder op 31 mei 2017 om 15:17 uur verzonden e-mail (zie hiervoor onder paragraaf 2.5) overweegt de raad als volgt. Met de woorden “U bent kennelijk gestoord” heeft verweerder zich onnodig grievend jegens klager sub 3 uitgelaten, zoals hij zelf overigens ook erkent. In zoverre is klachtonderdeel a) derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.5 Klagers verwijten verweerder dat hij feitelijke gegevens heeft verstrekt waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat deze onjuist zijn. Ter onderbouwing verwijzen klagers naar de door verweerder op 30 mei 2017 verzonden e-mail, met als bijlage een concept-brief aan de voorzieningenrechter (zie hiervoor onder paragraaf 2.3). Klagers stellen dat wat in die concept-brief wordt gesteld met betrekking tot het hogere uurtarief onjuist is, en dat verweerder dat ook wist, althans had behoren te weten.

5.6 De raad overweegt dat verweerder onweersproken heeft gesteld dat hij deze informatie van zijn cliënten heeft ontvangen. Naar het oordeel van de raad mocht verweerder daarop afgaan, en behoefde hij de juistheid daarvan niet te controleren. Daarbij neemt de raad in overweging dat het ging om een concept-brief, die voor verzending werd voorgelegd aan klagers juist met de bedoeling hen in de gelegenheid te stellen daarop te reageren. Klachtonderdeel b) is mitsdien ongegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft de woorden “U bent kennelijk gestoord” opgenomen in een e-mail aan klager sub 3, die optrad als advocaat van klagers sub 1 en 2, en zich daarmee onnodig grievend uitgelaten.

6.2 De specifieke omstandigheden van het geval brengen de raad echter tot het oordeel dat geen maatregel behoeft te worden opgelegd. Daarbij weegt de raad alle omstandigheden van de zaak mee, waaronder dat verweerder ervan blijk heeft gegeven in te zien dat zijn handelwijze onjuist was en hiervoor ook zijn excuses heeft aangeboden. Voorts is er geen sprake van antecedenten. 

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Aangezien de klacht deels gegrond wordt verklaard, moet verweerder het door klagers betaalde griffierecht aan hen vergoeden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a) deels gegrond en deels ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;

- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klagers.

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. E.M.J. van Nieuwenhuizen en K. Straathof, leden, bijgestaan door mr. P.J. Verdam als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2018.

Griffier Voorzitter 

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 9 januari 2018 verzonden.