ECLI:NL:TADRAMS:2018:155 Raad van Discipline Amsterdam 18-085/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2018:155
Datum uitspraak: 24-07-2018
Datum publicatie: 06-08-2018
Zaaknummer(s): 18-085/A/A
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat wederpartij. Klager is niet-ontvankelijk in zijn klacht vanwege tijdsverloop.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 24 juli 2018

in de zaak 18-085/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 8 september 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 25 januari 2018 met kenmerk 4017-0602, door de raad ontvangen op 26 januari 2018, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 juni 2018 in aanwezigheid verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde. Klager is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 16 van de bij die brief gevoegde inventarislijst. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de brief van klager aan de raad van 7 juni 2018, door de raad ontvangen op 8 juni 2018, van de op voorhand aan de raad toegezonden pleitnota van de gemachtigde van verweerder, door de raad ontvangen op 8 juni 2018, en van de brief van klager aan de raad van 12 juni 2018, door de raad ontvangen op 12 juni 2018.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 De (inmiddels) ex-echtgenote van klager heeft zich begin 2014 tot verweerder gewend met het verzoek haar bij te staan in een nog op te starten echtscheidingsprocedure tegen klager. Bij brief van 7 februari 2014, die op diezelfde datum per e-mail aan klager is verzonden, heeft verweerder klager onder meer geschreven:

“Tot mij wendde zich [de ex-echtgenote van klager] (…) met het verzoek haar bij te staan in een nog op te starten echtscheidingsprocedure tegen u.

(…)

Met betrekking tot de woning, de inboedel, de auto’s en eventuele andere goederen alsmede het minderjarige kind dienen er (indien mogelijk) afspraken te worden gemaakt, welke kunnen worden vastgelegd in een ouderschapsplan en een echtscheidingsconvenant.

(…)

Om de echtscheidingsprocedure snel, correct en met zo min mogelijk kosten te regelen verzoek ik u om contact met mij op te nemen om te bekijken of u beiden tot overeenstemming kunnen komen (…) Op verzoek van cliënte heb ik reeds een ouderschapsplan en echtscheidingsconvenant opgesteld welke u in concept als bijlage bij dit schrijven aantreft. Ik verzoek u om deze concepten aandachtig door te nemen en mij te melden of u akkoord gaat met de inhoud hiervan. (…)

De kosten (griffiekosten, kosten uittreksels en de eigen bijdrage) worden door u beiden gezamenlijk gedragen. (…)

Het staat u echter vrij om eventueel zelf een advocaat in te schakelen.”

2.2 In de begeleidende e-mail bij deze brief staat:

“Als bijlage stuur ik u mijn schrijven aan u, een concept van het ouderschapsplan en het echtscheidingsconvenant. Ik verzoek u alle stukken goed door te nemen en contact met mij op te nemen.”

2.3 Bij e-mail van 10 februari 2014 heeft klager verweerder onder meer geschreven:

“Zoals afgesproken stuur ik jou deze mail ter bevestiging voor akkoord wat in de bijlagen staat.”

2.4 Klager is op 14 februari 2014 op het kantoor van verweerder geweest om het echtscheidingsconvenant (hierna: het convenant) en ouderschapsplan te ondertekenen. In het convenant staat onder meer dat de echtelijke woning uiterlijk binnen twee maanden na ondertekening van het convenant ten verkoop zal worden aangeboden, dat de ex-echtgenote en het minderjarige kind in de woning zullen verblijven totdat de woning is verkocht en dat klager de kosten van de hypotheek en levensverzekering zal voldoen totdat de woning is verkocht. Ook staat in het convenant dat de kosten van juridische bijstand alsmede de proceskosten door beide partijen gelijkelijk worden voldaan.

2.5 Op 18 maart 2014 heeft verweerder klager een factuur gestuurd voor de helft van de eigen bijdrage en de helft van de griffierechten ten bedrage van in totaal € 295,-.

2.6 Op 19 mei 2014 heeft verweerder namens de ex-echtgenote van klager het verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank ingediend en de rechtbank daarbij verzocht het aangehechte ouderschapsplan en echtscheidingsconvenant te bekrachtigen.

2.7 In juni 2014 heeft klager een referteverklaring ondertekend.

2.8 De echtscheiding is op 6 augustus 2014 uitgesproken. Op 13 augustus 2014 heeft klager een akte van berusting ondertekend.

2.9 In 2015 heeft de ex-echtgenote executoriaal beslag doen leggen op het salaris van klager omdat klager volgens haar zijn verplichtingen uit het convenant niet nakwam.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) een convenant heeft opgesteld zonder dat hij klager heeft gezien en/of gesproken en zonder dat klager hem opdracht heeft gegeven om zijn zaken te regelen;

b) klager geen uitleg heeft gegeven over het convenant;

c) de echtscheiding inhoudelijk (in acht punten te onderscheiden) niet goed heeft behandeld.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

5 BEOORDELING

5.1 Allereerst dient te worden nagegaan of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Ingevolge artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Op deze regel bevat lid 2 van genoemd artikel een uitzondering voor het geval de gevolgen van het handelen of nalaten van de advocaat pas later bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar nadat de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. De raad dient deze voorschriften ambtshalve toe te passen. Alleen onder (zeer) bijzondere omstandigheden kan een overschrijding van deze termijn verschoonbaar zijn.

5.2 De raad overweegt als volgt. De verwijten die klager verweerder maakt zien op, kort gezegd, de totstandkoming van het convenant, de inhoud van het convenant en het gebrek aan advisering en uitleg hierover aan klager. Klager heeft het convenant op 14 februari 2014 voor akkoord getekend. De termijn uit artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet is dan ook op die datum gaan lopen. Klager wist toen immers op welke wijze het convenant tot stand was gekomen en op welke wijze de gemaakte afspraken in het convenant waren neergelegd. Door hierover pas in september 2017 een klacht in te dienen, heeft klager de in artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet genoemde termijn overschreden. Voor zover klager stelt dat hij pas later bekend is geworden met de gevolgen van het handelen of nalaten van verweerder kan hem dat niet baten. Volgens klager heeft hij in 2015 ontdekt dat verweerder tekort was geschoten doordat klager het convenant aan minstens vier andere advocaten had laten zien die “hem allemaal hebben uitgelachen” vanwege de inhoud van het convenant. Door vervolgens pas in september 2017 een klacht in te dienen heeft klager ook de in artikel 46g, tweede lid, Advocatenwet genoemde termijn overschreden. Klager is dan ook niet-ontvankelijk in zijn klacht.

5.3 De raad overweegt ten overvloede dat als klager wel zou kunnen worden ontvangen in zijn klacht, de klacht ongegrond zou zijn verklaard nu  onvoldoende is gebleken dat klager heeft mogen begrijpen dat verweerder ook zijn advocaat was.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. S. van Andel en P. van Lingen, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2018.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 24 juli 2018 verzonden.