ECLI:NL:TADRAMS:2018:101 Raad van Discipline Amsterdam 17-1029/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2018:101
Datum uitspraak: 30-04-2018
Datum publicatie: 14-05-2018
Zaaknummer(s): 17-1029/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat wederpartij ongegrond. Verweerder heeft klager op een door de wet toegestane manier in kort geding gedagvaard.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 30 april 2018

in de zaak 17-1029/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 14 augustus 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 14 december 2017 met kenmerk 4017-0563, door de raad ontvangen op 15 december 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 maart 2018 in aanwezigheid van verweerder. Klager is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 11 van de bij die brief gevoegde inventarislijst. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van klager aan de raad van 13 maart 2018.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder heeft de ex-echtgenote van klager bijgestaan in de echtscheidingsprocedure tegen klager.

2.2 Bij beschikking van 6 augustus 2014 is de echtscheiding tussen klager en zijn ex-echtgenote uitgesproken. Het door klager en zijn ex-echtgenote ondertekende echtscheidingsconvenant maakt onderdeel uit van de beschikking.

2.3 Omdat klager zijn betalingsverplichtingen, voortvloeiende uit het echtscheidingsconvenant niet nakwam, heeft verweerder klager op 28 oktober 2014 namens de ex-echtgenote een sommatiebrief gestuurd. Verweerder heeft de brief zowel per aangetekende post (aan het adres van de vriendin van klager) als per e-mail aan klager gestuurd. Klager heeft hierop niet gereageerd.

2.4 Op 2 december 2014 heeft verweerder klager namens de ex-echtgenote in kort geding gedagvaard. De dagvaarding is openbaar betekend.

2.5 Klager is bij vonnis van 17 december 2014 bij verstek veroordeeld.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij de belangen van klager heeft geschonden door de kortgedingdagvaarding openbaar te laten betekenen, terwijl hij beschikte over het e-mailadres van klager en hij de dagvaarding ook naar het adres van de vriendin van klager had kunnen sturen.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert aan dat klager de dagvaarding van 2 december 2014 wel degelijk heeft ontvangen. Dat blijkt uit een WhatsApp bericht dat klager op 5 december 2014 aan zijn ex-echtgenote heeft gestuurd en waarin staat “kom maar op met je recht zaak”. Klager heeft voorts twee kortgedingprocedures aanhangig gemaakt waarbij het echtscheidingsconvenant ter discussie is gesteld. De vorderingen van klager zijn bij vonnis van 12 januari 2016 respectievelijk 18 augustus 2016 afgewezen. Bij dagvaarding van 9 februari 2017 heeft klager vernietiging van het echtscheidingsconvenant gevorderd. Ook die vordering is door de rechtbank afgewezen. Er kan dan ook geen sprake zijn van benadeling van klager nu de rechtbank heeft geoordeeld dat klager terecht gehouden is om de afspraken uit het convenant na te komen, aldus verweerder.

5 BEOORDELING

5.1 De raad overweegt als volgt. Daargelaten de vraag of klager de kortgedingdagvaarding destijds heeft ontvangen, hetgeen verweerder stelt maar klager betwist, heeft verweerder klager op een door de wet toegestane manier in kort geding gedagvaard. Verweerder heeft immers onbetwist aangevoerd dat klager ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding niet stond ingeschreven in de Basisadministratie Personen en verweerder niet bekend was met het werkelijk verblijf van klager. In dat geval vindt, conform het bepaalde in artikel 54 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de betekening in het openbaar plaats. Hoewel het beter was geweest als verweerder de dagvaarding daarnaast ook bijvoorbeeld per e-mail aan klager had gestuurd, is het enkele feit dat verweerder dit niet heeft gedaan onvoldoende om hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De klacht is daarom ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. M. Middeldorp en B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 april 2018.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 april 2018 verzonden.