ECLI:NL:TGZCTG:2017:254 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.141

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:254
Datum uitspraak: 12-09-2017
Datum publicatie: 13-09-2017
Zaaknummer(s): c2017.141
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De klacht is gericht tegen een neuroloog. De klacht betreft het neurologisch onderzoek dat de neuroloog op verzoek van klager en de medisch adviseur van diens ongevallenverzekering heeft verricht en de medische rapportage die de neuroloog heeft uitgebracht, om blijvende ongevalsgevolgen vast te stellen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Beroep klager verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.141 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., neuroloog, werkzaam te D., verweerder in beide instanties.

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna: klager – heeft op 3 juni 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. – hierna: de neuroloog – een klacht ingediend. Bij beslissing van 8 maart 2017, onder nummer 16102 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De neuroloog heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 15 augustus 2017, waar klager en de neuroloog zijn verschenen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager is op 22 november 2007 betrokken geraakt bij een aanrijding waarbij klager door een vrachtwagen is aangereden. Klager was op de fiets. Op 3 december 2007 heeft verbalisant V. een verbalisantenrapport opgesteld. Op verzoek van klager en de medisch adviseur van de ongevallenverzekering van klager, heeft verweerder klager op 20 juli 2009 neurologisch onderzocht (expertiseonderzoek) en een medische rapportage d.d. 1 december 2009 uitgebracht, dit om de blijvende ongevalsgevolgen vast te stellen.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat hij:

a.)             de aanbevelingen van de Medisch Specialistische Rapportage met voorbedachten

                        rade niet in acht heeft genomen;

b.)             geen neurologische afwijkingen en geen psychische gezondheidsklachten heeft

                        gerapporteerd als gevolg van het bedrijfsongeval/de zware aanrijding van

22 november 2007;

c.)             een vragenlijst heeft gebruikt ter voorbereiding op het expertiseonderzoek van

                        20 juli 2009;

d.)             op 20 juli 2009 een wervelkolomonderzoek heeft verricht dat gebaseerd is op

                        het verbalisantenrapport d.d. 3 december 2007.

4. Het standpunt van verweerder

Per klachtonderdeel voert verweerder het volgende verweer:

Ad a.) Klager heeft geen expliciete onderdelen van de aanbevelingen genoemd, zodat verweerder zich niet hiertegen kan verweren. Verweerder is van mening dat hij de bedoelde richtlijn van de MSRC, die conform de richtlijnen van de NvN en NVMSR is, zorgvuldig heeft toegepast. De door verweerder opgestelde rapportage voldoet volledig aan de eisen die daaraan volgens vaste jurisprudentie worden gesteld. Verweerder heeft klager gelegenheid gegeven tot het correctierecht en het inzagerecht. Het blokkeringsrecht is niet van toepassing bij een expertise voor een ongevallenpolis.

Ad b.) Klager stelt dat neuroloog M. in de CBR-keuring wel heeft gesproken over een contusio cerebri (hersenkneuzing), maar dit is slechts genoemd bij de anamnese, dus bij wat klager zelf gezegd heeft. In eerste instantie was er door neuroloog S. een hersenbloeding op de MRI gezien, maar nadien is die conclusie door dezelfde en andere neurologen gecorrigeerd. Er is toen bij klager een FFE-opname gemaakt waaruit bleek dat er geen bloedingsresten aanwezig waren. Hierdoor werd de mogelijkheid van een contusio cerebri met blijvende restverschijnselen verworpen. Verweerder heeft dat meegenomen in zijn rapportage.

Ad c.) Het gebruik van een vragenlijst stelt klager in de gelegenheid om voorafgaand aan het onderzoek zorgvuldig na te denken en zijn antwoorden zo nodig op te zoeken. Bovendien reduceert dit de belasting van klager tijdens het onderzoek en kan dan gericht op onduidelijkheden worden ingegaan. Verweerder ziet hierin geen tegenstrijdigheid met de vigerende richtlijnen.

Ad d.) Een wervelkolomonderzoek wordt verricht volgens de beschreven methodes in het rapport. Verweerder ziet hierin geen tegenstrijdigheid met de vigerende richtlijnen.

5. De overwegingen van het college

Ad a. en b.) Een rapportage zoals door verweerder is uitgebracht, wordt volgens vaste jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege aan de hierna volgende criteria getoetst:

1.                Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het

berust;

2.                Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de

voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3.                In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke

 gronden de conclusies van het rapport steunen;

4.                Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de

gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5.         De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het Centraal Tuchtcollege toetst ten volle of het onderzoek door de rapporteur uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.

Het college is van oordeel dat de rapportage voldoet aan de hiervoor genoemde criteria. Daarnaast heeft klager de mogelijkheid gekregen om gebruik te maken van het correctierecht en het inzagerecht. Verweerder stelt terecht dat het blokkeringsrecht bij een dergelijke expertise niet mag worden toegepast.

Klager laat voorts na expliciet te duiden op punten waarop in de visie van klager de rapportage niet zou voldoen aan deze criteria. Dit klachtonderdeel is derhalve (te) algemeen geformuleerd en klager heeft deze stelling niet (voldoende) onderbouwd.

Ad c.) Het college ziet geen reden op grond waarvan verweerder geen gebruik had mogen maken van een vragenlijst ter voorbereiding op het expertiseonderzoek van 20 juli 2009. Verweerder heeft met redenen omkleed dat het vooraf laten invullen van de vragenlijst ten gunste van het onderzoek van klager komt.

Ad d.) Naar aanleiding van het door klager naar voren gebrachte bezwaar dat verweerder een wervelkolomonderzoek heeft verricht dat gebaseerd is op het verbalisantenrapport d.d. 3 december 2007 overweegt het college het volgende. De bevindingen die zijn opgenomen in het verbalisantenrapport zijn niet door verweerder gedaan, maar door de verbalisanten. Het college ziet geen reden voor verweerder om te twijfelen aan de inhoud van het verbalisantenrapport, dan wel naar aanleiding daarvan bij klager geen wervelkolomonderzoek te mogen verrichten.

Dit alles in ogenschouw genomen, is het college van oordeel dat er ook overigens geen feiten en/of omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan medisch onzorgvuldig en/of verwijtbaar handelen dan wel nalaten door verweerder kan worden vastgesteld.

Op grond van het voorgaande wordt de klacht afgewezen als kennelijk ongegrond.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven onder “2. De feiten” van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1 Klager heeft in beroep zijn klacht herhaald en nader toegelicht. Hij concludeert tot gegrondverklaring van zijn klacht.

4.2 De neuroloog heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.3 Het Centraal Tuchtcollege verenigt zich met het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen. De door klager in beroep gegeven toelichting heeft daar geen ander licht op geworpen en de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot een andere beoordeling dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.                Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. T.L. de Vries, voorzitter, mr. A. Smeeïng-van Hees en mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en dr. R.P. Kleyweg en mr.drs. W.A. Faas, leden-beroepsgenoten en mr. M.H. van Gool, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 12 september 2017.

                        Voorzitter   w.g.                     Secretaris   w.g.