ECLI:NL:TADRAMS:2017:227 Raad van Discipline Amsterdam 17-562/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:227
Datum uitspraak: 17-10-2017
Datum publicatie: 24-10-2017
Zaaknummer(s): 17-562/A/A
Onderwerp:
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat optredend als bemiddelaar. Ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem het advocatentuchtrecht

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 17 oktober 2017

in de zaak 17-562/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 9 december 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 26 juli 2017 met kenmerk 4016-0867, door de raad ontvangen op 27 juli 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 september 2017 in aanwezigheid van klager en zijn gemachtigde. Verweerder is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de onder 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 19 van de bij die brief gevoegde inventarislijst. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de brief van verweerder van 2 september 2017.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Tussen klager en zijn echtgenote zijn huwelijksproblemen ontstaan. Verweerder, kennis van klager en zijn echtgenote, heeft in 2015 aangeboden om een helpende hand te bieden teneinde te bezien of hij de geschilpunten tussen klager en zijn echtgenote zou kunnen oplossen.

2.2 Op 13 januari 2015 is door verweerder een overeenkomst opgesteld met de titel “Afspraken bewoning Barns”. Hierin zijn afspraken met betrekking tot de bewoning van de woning van klager en zijn echtgenote (de ‘Barns’) vastgelegd. Deze overeenkomst is door klager en zijn echtgenote ondertekend.

2.3 Op 3 juli 2015 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager en zijn echtgenote, met onder meer de volgende inhoud:

“Beste [echtgenote] en [klager],

Mijn eindpunt is bereikt.

Ik heb zoveel energie en tijd gestopt in het project om jullie allebei uit een vechtscheiding te houden, ik heb er uren in zitten die bij declareren op de bedragen zouden uitkomen waar [klager] het over gehad heeft met me, maar na het laatste gesprek met [klager] en de vertraging in zijn reactie en na de laatste emotionele gesprekken met [echtgenote] kom ik nu tot een ‘ja of nee situatie’ voor jullie allebei.

[echtgenote] en haar pittige advocaten zien een strijd en veel geld tegemoet; bij vlagen heb ik de stormachtige wind over me heen gekregen. [klager] barstte tot voorkort van woede en ik heb veel schreeuwpartijen over me heen moeten laten gaan. Ik ben daar nu klaar mee. Ik heb een voorstel neergelegd dat volgens mij rekening houdt met jullie beide belangen, financieel niet overvraagd is, past bij de levens- en gezondheidssituatie van iedereen.

[klager] vroeg weer meer bedenktijd. [echtgenote] jaagt weer achter me aan. Laat dit duidelijk zijn; als dit voorstel door één van jullie wordt afgewezen, stap ik eruit. En ik wil dat morgen voor 10.30 uur van jullie allebei weten, dan maar een deadline, want ik ga er een punt achter zetten en de punt die ik voorstel, lijkt me in ieders belang.

(…)

Het eindvoorstel:

a. eenmalig (3 maanden huur, kosten makelaar, twee maanden huur als borg, Miele wasmachine, verhuiskosten Weesp-Naarden en Naarden-Amsterdam en aanschaf inboedel [echtgenote]): € 30.000

b. toelage per maand € 5.000

c. Corsica volledig naar [echtgenote]

d. bespreken wijziging hoogte toelage bij substiantiële wijziging inkomen [echtgenote]

e. netto maandbedrag wordt uitgangspunt voor alimentatie mocht er ooit een echtscheiding komen

Ik wil voor 10.30 uur morgenochtend van jullie allebei je handtekening hebben onder deze e-mail, en een ingescand exemplaar terug. Indien dat niet het geval is stap ik eruit.

Sorry, maar geloof me, dit voorstel is redelijk. Alles wat [echtgenote] en haar advocaten méér willen, dat gaat niet door. En als [klager] denkt dat hij voor minder de vechtscheiding moet ingaan, het lijkt met niet verstandig.

Dus graag hier de handtekening:

Wij zijn akkoord met het financiële voorstel,

[klager]     [echtgenote]”

2.4 Op 4 juli 2015 is door verweerder een overeenkomst opgesteld met de titel “Overeenkomst tussen [echtgenote] en [klager]”. Deze overeenkomst is diezelfde dag door klager en zijn echtgenote ondertekend, en bevat onder meer de volgende inhoud:

“1. financiële afspraken

1.1 [klager] betaalt met ingang van 1 juli 2015 en zolang het huwelijk blijft voortbestaan telkens de eerste van de maand een bedrag van € 5.000 netto voor kosten levensonderhoud van [echtgenote] op een door [echtgenote] aan te geven bankrekening.

Indien op enig moment een echtscheidingsprocedure wordt gevolgd, aanvaarden [echtgenote] en [klager] dit netto-maandbedrag als grondslag voor de alimentatie.

Als er een substantiële wijziging komt in het inkomen van [echtgenote] wordt een aanpassing van de hoogte van de toelage tussen [echtgenote] en [klager] besproken.

1.2 [klager] betaalt een eenmalige vergoeding van € 30.000 in twee termijnen; de eerste termijn per 1 juli 2015 en de tweede termijn uiterlijk 9 juli 2015.”

2.5 Op 10 juni 2016 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:

“Je hebt weer niet het maandbedrag op tijd betaald. Dat is onveilig. Er is geen recht om iets ‘op te schorten’. De financiële gegevens waarop je aanspraak maakt, heb je en krijg je. Ik heb [echtgenote] gezegd dat ze dan maar een advocaat moet inschakelen die ervoor zorgt dat je een dwangsom gat verbeuren iedere keer dat je niet op tijd betaalt. Met het contract tussen jullie, lijkt mij dat een eenvoudige zaak. Jammer dat het zo loopt.

2.6 Op 15 juni 2016 heeft klager een e-mail gestuurd aan verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“Zoals je weet weigert [echtgenote] om haar financieel gegevens inzichtelijk te maken. Deze verplichting volgt naar mijn inzicht gewoon uit de overeenkomst. Na diverse keren hier vriendelijk om te hebben verzocht heb ik deze gegevens nog altijd niet ontvangen.

(…)

Mag ik uit je reactie opmaken dat jij wel over deze financieel gegevens beschikt? Zo ja, zou je die dan zo snel mogelijk aan mij willen verstrekken.”

2.7 Op 4 juli 2016 heeft klager een e-mail gestuurd aan verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“In aansluiting op mijn vorige mails vraag ik je nogmaals aandacht om de gevraagde informatie te verstrekken.

Wegens het ontbreken hiervan kan ik ook nu de vergoeding niet verstrekken.”

2.8 Op 5 juli 2016 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:

“Het is niet verstandig dat je niet betaalt. [Echtgenote] heeft een advocaat ingeschakeld, dus je zal wel een dagvaarding krijgen.

Ik neem aan dat je de financiële gegevens over eventueel inkomen van [echtgenote] krijgt; de ingeschakelde advocaat weet welke dat zijn.

Overigens nogmaals; een recht op opschorting van de betaalverplichting bestaat niet. Als je je nu door je weigering te betalen een juridische procedure op de hals haalt, dan gaat het je alleen maar meer kosten.”

2.9 Op 7 juli 2016 heeft klager een e-mail gestuurd aan verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“Ik ben in de veronderstelling dat jij de financiële gegevens hebt. Hoe zit dat nou? Heb je die nu wel of niet? Als je wel over deze gegevens beschikt, dan kan je die toch gewoon verstrekken?”

2.10 Op 7 juli 2016 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:

“Je begrijpt het niet. Jij hebt een financiële verplichting en die kan je niet eenzijdig opschorten. [Echtgenote] komt nu in de financiële shit omdat jij haar kosten van levensonderhoud niet betaalt. Gelukkig heb ik haar kunnen bijstaan, maar dat je niet betaalt, moet afgelopen zijn. Vandaar de rechtsmaatregelen die kennelijk nodig zijn.

Inzage in de inkomsten van [echtgenote], daar heb je recht op binnen de grenzen van de afspraak. Als iemand geen inkomsten heeft, is moeilijk om daar ‘inzage’ in te geven.

De overeenkomst waar jij alsmaar op doelt, dat heb ik al honderdmaal uitgelegd, is niet een overeenkomst met [echtgenote] privé en bovendien ligt daar geheimhouding op.”

2.11 Op 8 juli 2016 heeft klager een e-mail gestuurd aan verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“Hoe weet jij dat [echtgenote] geen inkomsten heeft? Het enige dat ik krijg te zien is een excel-bestand waaruit blijkt dat ze nul inkomsten heeft gegenereerd over de afgelopen periode.

Dat is toch geen bewijs? Heb jij daar meer bewijs van dan?

(…)

Er zijn helemaal geen rechtsmaatregelen nodig. Ik vraag je alleen om ook te denken aan mijn belang; je was er toch voor ons allebei? Ik dacht dat je de overeenkomst in het belang van ons beiden had opgesteld. Langzamerhand begin ik daar sterk aan te twijfelen.

Je beschikt over geheime overeenkomsten en zegt maar dat ik moet betalen. Je geeft aan dat ik recht heb op stukken, maar je zegt ook dat ik die niet krijg.

Dat die geheime overeenkomst ‘zakelijk’ is (met een van haar B.V.’s?) is volgens mij helemaal niet relevant. Het komt toch aan haar ten goede? Of aan wie komt die ton dan ten goede?”

2.12 Op 10 juli 2016 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:

Het klopt dat [echtgenote] door mij gevraagd is om een kort geding voor te bereiden dat erop ziet dat jij je betalingsverplichtingen nakomt. De reden is dat ik haar geld moest lenen om rond te komen en ik het een idiote situatie vind dat het geld waar zij recht op heeft van een ander moet komen. Bovendien zijn er grenzen aan mijn hulp. (…) Ik hoop dat je tot inkeer komt, maar indien niet dan mogen ze wat mij betreft beslag leggen op al je rekeningen en bezittingen. Zo doen advocaten dat.”

2.13 Op 12 juli 2016 heeft klager een e-mail gestuurd aan verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“Je hebt je als mediator opgeroepen en ik zie alleen maar dat je [echtgenote]’s belang dient. (…) Ik heb gewoon recht op de antwoord op de vragen die je heb gesteld. Het is bijzonder dat je dat niet inziet en rechtsmiddelen aankondigt.”

2.14 Op 22 augustus 2016 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:

“Ik vraag je te bevestigen dat je 1 september a.s. de maandelijkse € 5000 aan haar overmaakt en dat je ook de achterstallige termijnen betaald.

Doe je dat niet, dan zal [echtgenote] genoodzaakt zijn maatregelen in rechte te nemen. Ze heeft al een advocaat in de startblokken.”

2.15 Op 29 augustus 2016 heeft klager een e-mail gestuurd aan verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“Zoals ik al vaak heb gezegd is beslag leggen helemaal niet nodig. Het is dan ook een kwalijke zaak dat jij de boel zo zit op te jutten. Ik heb steeds te kennen gegeven dat ik de maandelijkse toelage zal overmaken op het moment dat [echtgenote] aan haar verplichtingen voldoet. Mijn verzoek tot inzage in financieel gegevens is niet vreemd wat het staat gewoon als een verplichting in de overeenkomst.

(…) Jij hebt je toen opgesteld als onze mediator en vertrouwenspersoon. Ik twijfel nu echter sterk aan je integriteit. Ik dacht dat je het beste met ons voorhad, maar achteraf gezien is het overduidelijk dat je alleen maar voor de belangen van [echtgenote] bent opgekomen. (…) Jij schakelt zelfs je juridische vrienden in om [echtgenote] te ondersteunen.”

2.16 Op 29 augustus 2016 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:

“Je hebt recht op inzage in haar IB-gegevens; de laatste die ze beschikbaar heeft, heb jij. De komende aangifte/aanslag krijg je ook. Dus welke gegevens bedoel je?

De betreffende advocaat is niet een vriend, hoe kom je daar bij. Ik kende hem omdat hij voor mijn eigen echtscheiding de huwelijksgoedrenvragen uitzocht. Er s geen informatie voor hem nodig anders dan de vragen die ik heb gesteld en waarop hij antwoord geeft; als jouw eventuele advocaat van oordeel is dat de antwoorden net deugen, dan hoor ik dat graag.

Ik zit niemand op te jutten maar ik zie hoe [echtgenote] in de problemen komt door jou. Ik heb bijgesprongen maar heb nu een stop ingevoerd. Als jij niet je verplichtingen nakomt, moet ik niet inspringen, maar moet jij juridisch worden besprongen. Dat gaat gebeuren als het geld er niet de eerste september is.

Dus voor de formele kant: bij deze sommeer ik je om uiterlijk 1 september het maandbedrag voor september te hebben overgemaakt, alsmede de achterstallige bedragen.”

2.17 Op 9 december 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. Bij brief van 17 januari 2017 heeft verweerder zijn verweer kenbaar gemaakt aan de deken. In deze brief heeft verweerder onder meer het volgende naar voren gebracht:

“[echtgenote], die toen nog in de grote boerderij een gedeelte bewoonde, was bang voor [klager]. Deze schreeuwde en stampte, en hij bedreigde haar. (…) een dierbare vriendin met terminale kanker (…) die op een monsterlijke manier door haar echtgenoot wordt behandeld (…)”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) klager in zeer beperkte woon- en leefomstandigheden heeft gedwongen, en eraan heeft meegewerkt dat de termijn hiervan werd verlengd van 2 naar 6 maanden;

b) bewust een onjuist juridisch kader heeft gehanteerd;

c) heeft gesteld dat klager alimentatie- en levensonderhoudsplichtig was terwijl dat gelet op de huwelijkse voorwaarden twijfelachtig is;

d) hij informatie heeft achtergehouden ten aanzien van de financiële situatie van de ex-partner van klager;

e) klager onder druk heeft gezet om de overeenkomst van 4 juli 2015 te tekenen,

f) dat hij klager niet heeft geadviseerd een advocaat in te schakelen, terwijl hij dat onder de gegeven omstandigheden wel had behoren te doen;

g) een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven van de vastgoedtransactie waarbij de ex-partner van klager betrokken is geweest en klager informatie met betrekking tot die vastgoedtransactie heeft onthouden;

h) klager heeft misleid en misbruik heeft gemaakt van de omstandigheden door de overeenkomst erdoor te drukken;

i) in zijn e-mails herhaaldelijk heeft gedreigd met een gerechtelijke procedure;

j) telefoongesprekken heeft opgenomen waarvan klager dacht dat ze vertrouwelijk waren;

k) van meet af aan partijdig is geweest, terwijl hij zich presenteerde als onafhankelijk bemiddelaar;

l) de onderhavige klacht onderdeel heeft gemaakt van de schikkingsonderhandelingen tussen klager en zijn echtgenote;

m) zich niet heeft gehouden aan zijn toezegging de ontvangen financiële gegevens vertrouwelijk te zullen behandelen;

n) zich onnodig grievend over klager heeft uitgelaten.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover relevant, zal worden weergegeven.

5 BEOORDELING

5.1 Naar het oordeel van de raad blijkt reeds uit de bij de feiten geciteerde

e-mailcorrespondentie dat verweerder niet is opgetreden als de advocaat van klager, en dat bij klager ook niet de indruk heeft kunnen ontstaan dat dit wel het geval was.

5.2 De klacht van klager heeft betrekking op de werkzaamheden van verweerder als bemiddelaar in de echtscheiding tussen klager en zijn echtgenote. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Echter, ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5.3 Verweerder voert aan dat hij in de onderhavige kwestie in zijn privé hoedanigheid heeft gehandeld, en dat om die reden het advocatentuchtrecht niet op hem van toepassing is.

5.4 De raad overweegt dat privé-gedragingen van een advocaat blijkens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline in beginsel tuchtrechtelijk niet van belang zijn. Dit is echter anders indien er voldoende aanknopingspunten zijn of verband bestaat of verwevenheid is met de praktijkuitoefening om de daarvoor geldende maatstaven toe te passen, dan wel de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht. De raad meent dat een dergelijke situatie zich hier voordoet. De vermenging van privé-hoedanigheid en hoedanigheid van advocaat blijkt onder meer uit het feit dat verweerder verschillende e-mails aan klager heeft gestuurd vanaf zijn kantoor-emailadres. Ook de aard van de verrichtte werkzaamheden, waaronder het opstellen van overeenkomsten tussen partijen, staat in nauw verband met de praktijkuitoefening als advocaat. Dat verweerder geen declaraties heeft gestuurd voor zijn werkzaamheden kan aan het voorgaande niet afdoen. Klager kan dan ook in zijn klacht worden ontvangen.

Ad klachtonderdeel a)

5.5 Klager verwijt verweerder dat hij hem in zeer beperkte leefomstandigheden heeft gedwongen, en eraan heeft meegewerkt dat de termijn hiervan werd verlengd van 2 naar 6 maanden.

5.6 De raad overweegt dat klager hierbij kennelijk doelt op de overeenkomst van 13 januari 2015, waarin afspraken omtrent de bewoning van de gezamenlijke woning van klager en zijn echtgenote (‘de Barns’) zijn vastgelegd (zie hiervoor onder 2.2). Klager heeft zijn stelling, dat verweerder hem zou hebben gedwongen akkoord te gaan met de afspraken zoals vervat in de betreffende overeenkomst, niet nader onderbouwd. Ook valt zonder nadere toelichting – die ontbreekt – niet in te zien waarom het meewerken van verweerder (voor zover daar al sprake van zou zijn) aan een verlenging van de duur van deze overeenkomst van 2 naar 6 maanden tuchtrechtelijk verwijtbaar zou zijn. Dit klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

Ad klachtonderdelen b) en c)

5.7 De klachtonderdelen b) en c) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.8 Klager verwijt verweerder dat hij bewust een onjuist juridisch kader heeft gehanteerd, en dat hij heeft gesteld dat klager alimentatie- en levensonderhoudsplichtig was terwijl dat gelet op de huwelijkse voorwaarden twijfelachtig is.

5.9 Verweerder voert aan dat hij gespecialiseerd is op het gebied van bestuursrecht en niet op het gebied van personen- en familierecht, en dat zowel klager als zijn echtgenote daar reeds voorafgaand aan de bemiddeling van op de hoogte waren. Zijn taak was er niet op gericht om juridisch advies te geven, maar om als emotioneel aanspreekpunt te fungeren en in dat kader het proces tot het maken van afspraken tussen de twee echtelieden in goede banen te leiden, aldus verweerder.

5.10 De raad overweegt dat, gelet op de gemotiveerde betwisting door verweerder, niet is komen vast te staan dat verweerder door klager en zijn echtgenote was ingeschakeld om juridisch advies te geven met betrekking tot de onderwerpen waarover zij afspraken hebben gemaakt. Indien het - zoals verweerder stelt - uitsluitend zijn taak was om het proces tot het maken van afspraken in goede banen te leiden, kan een eventueel daarbij gehanteerd onjuist juridisch kader verweerder in beginsel niet tuchtrechtelijk worden aangerekend. De klachtonderdelen b) en c) zijn mitsdien eveneens ongegrond.

Ad klachtonderdelen d) en g)

5.11 De klachtonderdelen d) en g) lenen zich eveneens voor gezamenlijke behandeling.

5.12 Klager verwijt verweerder dat hij informatie heeft achtergehouden. Voorts verwijt klager verweerder dat hij een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven van de vastgoedtransactie waarbij de ex-partner van klager betrokken is geweest en klager informatie met betrekking tot die vastgoedtransactie heeft onthouden.

5.13 De raad overweegt allereerst dat klager zijn stelling, dat verweerder informatie heeft achtergehouden, niet nader heeft onderbouwd. Het is de raad derhalve niet duidelijk om welke informatie het zou gaan. Voor zover het informatie over de door zijn echtgenote gesloten vastgoedtransactie betreft overweegt de raad als volgt. Uit het klachtdossier blijkt dat de echtgenote van klager geen informatie betreffende de vastgoedtransactie aan klager wenste te verschaffen vanwege een overeengekomen geheimhoudingsbeding, en dat verweerder zich aan dat standpunt heeft gerefereerd. Klager onderbouwt niet waarom op verweerder een plicht zou rusten de betreffende informatie toch – tegen de wens van de echtgenote in - aan klager te verschaffen. Ook de stelling van klager dat verweerder een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven van de vastgoedtransactie is onvoldoende onderbouwd. Ook de klachtonderdelen d) en g) zijn mitsdien ongegrond.

Klachtonderdelen e) en h)

5.14 De klachtonderdelen e) en h) lenen zich eveneens voor gezamenlijke behandeling.

5.15 Klager verwijt verweerder dat hij klager onder druk heeft gezet om de overeenkomst van 4 juli 2015 te tekenen. Voorts verwijt klager verweerder dat hij klager heeft misleid en misbruik heeft gemaakt van de omstandigheden door de overeenkomst erdoor te drukken.

5.16 De raad overweegt als volgt. Uit de e-mail van 3 juli 2015 van verweerder aan klager en zijn echtgenote (zie hiervoor onder 2.3), waarin deze aangeeft een einde aan de bemiddeling te zullen maken als beide partijen niet binnen een dag akkoord gaan met het daarin vervatte voorstel, blijkt dat verweerder enige druk op zowel klager als zijn echtgenote heeft uitgeoefend om tot de overeenkomst van 4 juli 2015 te komen. Dat ter zake sprake is geweest van ongeoorloofde druk is de raad echter niet gebleken. Zoals door klager terecht aangevoerd is de overeenkomst van 4 juli 2015 getekend onder de veronderstelling dat de echtgenote van klager niet lang meer te leven zou hebben. Ook verweerder verkeerde kennelijk in die veronderstelling. In dit licht heeft klager zijn stelling dat verweerder hem heeft misleid en misbruik heeft gemaakt van de omstandigheden door de overeenkomst erdoor te drukken onvoldoende onderbouwd. De klachtonderdelen e) en h) zijn mitsdien eveneens ongegrond.

Klachtonderdeel f)

5.17 Klager verwijt verweerder dat hij klager niet heeft geadviseerd een advocaat in te schakelen, terwijl hij dat onder de gegeven omstandigheden wel had behoren te doen.

5.18 De raad overweegt dat, gelet op het feit dat verweerder gespecialiseerd is op het gebied van bestuursrecht en niet op het gebied van personen- en familierecht, en zijn taak er kennelijk niet op was gericht om juridisch advies te geven, het van hem mocht worden verwacht dat hij van meet af aan duidelijk zou zijn geweest over zijn (beperkte) rol en klager uitdrukkelijk zou hebben geadviseerd een advocaat in te schakelen om zich te laten adviseren op het (rechts-)gebied waarover de afspraken tussen klager en zijn echtgenote zouden worden gemaakt. Verweerder voert aan dat hij dit ook heeft gedaan, maar heeft zijn stelling ter zake niet onderbouwd. De raad overweegt dat van verweerder mocht worden verwacht dat hij een en ander schriftelijk zou hebben vastgelegd. Nu dit kennelijk niet is gebeurd, zal de raad het ervoor houden dat verweerder een en ander heeft nagelaten. Hiervan valt hem tuchtrechtelijk een verwijt te maken. Dit klachtonderdeel is mitsdien gegrond.

Ad klachtonderdeel i)

5.19 Klager verwijt verweerder dat hij in zijn e-mails herhaaldelijk heeft gedreigd met een gerechtelijke procedure.

5.20 Uit het klachtdossier blijkt dat verweerder in zijn e-mails herhaaldelijk heeft aangegeven dat de echtgenote rechtsmaatregelen tegen klager zou treffen indien klager de maandelijkse bijdrage niet (tijdig) zou betalen. Wat hier ook verder van zij, hiermee kan niet worden gezegd dat verweerder zelf heeft gedreigd met een gerechtelijke procedure nu uit de communicatie blijkt dat het de echtgenote zou zijn die een gerechtelijke procedure jegens klager zou initiëren, en niet verweerder. In zoverre heeft verweerder kennelijk als doorgeefluik gefungeerd. Een en ander kan verweerder niet tuchtrechtelijk worden verweten. Dit klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

Ad klachtonderdeel j)

5.21 Klager verwijt verweerder dat hij telefoongesprekken heeft opgenomen waarvan klager dacht dat ze vertrouwelijk waren.

5.22 Verweerder erkent dat hij gesprekken tussen hem en klager heeft opgenomen. Verweerder stelt daartoe dat klager steeds agressiever werd, en dat hij de opname maakte zodat als hem iets zou overkomen de opname zou kunnen uitwijzen wat er gebeurd was.

5.23 De raad overweegt dat het een advocaat niet is toegestaan om zonder mededeling vooraf aan degene met wie hij spreekt iemand aan de telefoon te laten meeluisteren of de inhoud van een gesprek op een geluidsdrager vast te leggen. Nu vaststaat dat klager geen toestemming aan verweerder heeft gegeven om hun gesprekken op te nemen, heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond.

Ad klachtonderdeel k)

5.24 Klager verwijt verweerder dat hij van meet af aan partijdig is geweest, terwijl hij zich presenteerde als onafhankelijk bemiddelaar. Verweerder betwist dit.

5.25 De raad overweegt als volgt. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat hij ooit een korte relatie met de echtgenote van klager heeft gehad, maar dat klager daar voorafgaand aan de bemiddeling van op de hoogte was en geen bezwaar in zag. Dat verweerder van meet af aan partijdig is geweest kan niet door de raad worden vastgesteld. Dit klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

Ad klachtonderdeel l)

5.26 Klager verwijt verweerder dat hij de onderhavige klacht onderdeel heeft gemaakt van de schikkingsonderhandelingen tussen klager en zijn echtgenote.

5.27 Verweerder voert aan dat hij de echtgenote van klager op de hoogte heeft gebracht van de klacht, maar dat hij verder geen bemoeiing heeft gehad met de echtscheidingsprocedure en de schikkingsonderhandelingen daarover.

5.28 De raad overweegt dat het verweerder vrij stond om de echtgenote van klager te informeren over de klacht. Dat verweerder invloed heeft gehad op de inhoud van de schikkingsonderhandelingen is, gelet op de uitvoerige betwisting door verweerder, niet komen vast te staan. Ook dit klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

Ad klachtonderdeel m)

5.29 Klager verwijt verweerder dat hij zich niet heeft gehouden aan zijn toezegging de ontvangen financiële gegevens vertrouwelijk te zullen behandelen, nu is gebleken dat de echtgenote van klager de beschikking heeft gekregen over de financiële gegevens en op basis daarvan alimentatieberekeningen heeft laten maken.

5.30 Verweerder betwist dit. Verweerder stelt dat de door de echtgenote gemaakte berekeningen geheel buiten hem om tot stand zijn gekomen. De echtgenote van klager beschikte kennelijk zelf over de financiële gegevens om deze berekeningen te kunnen (laten) maken, aldus verweerder.

5.31 De raad overweegt dat klager zijn stelling, gelet op het gemotiveerde verweer van verweerder, onvoldoende heeft onderbouwd. Dat de echtgenote de financiële gegevens van verweerder heeft gekregen kan dan ook niet worden vastgesteld. Ook dit klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

Ad klachtonderdeel n)

5.32 Klager verwijt verweerder dat hij zich onnodig grievend over klager heeft uitgelaten.

5.33 Verweerder heeft in zijn antwoordbrief aan de deken d.d. 17 januari 2017 als reactie op de onderhavige klacht het woord ‘monsterlijk’ gebruikt. Verweerder stelt dat dat gezien de opstelling van klager terecht was.

5.34 Naar het oordeel van de raad kan verweerder van de inhoud van zijn brief aan de deken d.d. 17 januari 2017 geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Het moge zo zijn dat klager door de inhoud van verweerders brief is gegriefd, maar naar het oordeel van de raad stond het verweerder in het kader van het voeren van verweer tegen de door klager over hem ingediende klacht vrij om de achtergrond van de zaak bij de deken naar voren te brengen. De raad is van oordeel dat verweerder daarbij de grenzen van het betamelijke niet heeft overschreden. Dat verweerder zich overigens grievend over klager heeft uitgelaten kan niet door de raad worden vastgesteld. Ook dit klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

6 MAATREGEL

6.1 De raad stelt vast dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld doordat hij niet van meet af aan duidelijk is geweest over zijn (beperkte) rol en klager niet uitdrukkelijk heeft geadviseerd een advocaat in te schakelen, en voorts doordat hij zonder toestemming van klager gesprekken heeft opgenomen.

6.2 De specifieke omstandigheden van het geval brengen de raad echter tot het oordeel dat geen maatregel behoeft te worden opgelegd. Daarbij weegt de raad alle omstandigheden van de zaak mee, waaronder de aard van de gewraakte gedragingen, welke naar het oordeel van de raad onvoldoende ernstig zijn om tot een maatregel over te gaan.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Aangezien de klacht gedeeltelijk gegrond wordt verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2 De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze proceskosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 25 aan reiskosten.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen f) en j) gegrond;

- verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;

- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 25 aan klager.

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. A. de Groot en M. Middeldorp, leden, bijgestaan door mr. P.J. Verdam als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2017.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 17 oktober 2017

verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl