ECLI:NL:TAHVD:2016:141 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 150122

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2016:141
Datum uitspraak: 11-07-2016
Datum publicatie: 11-07-2016
Zaaknummer(s): 150122
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Bezwaar van de deken dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld doordat hij brieven van de deken niet dan wel niet tijdig beantwoordt, is ook in appel gegrond. Twee weken onwaardelijke schorsing. Bekrachtiging.

Beslissing

van 11 juli 2016   

in de zaak 150112

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

de deken

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 12 oktober 2015, onder nummer L103-2015, aan partijen toegezonden op 13 oktober 2015, waarbij het bezwaar van de deken gegrond is verklaard en aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken is opgelegd en aan de deken is bevolen deze schorsing binnen het arrondissement openbaar te maken.    De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2015:225.

2   HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 11 november 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van de deken van 29 december 2015;

-    het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van het hof van discipline op 4 april 2016.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 23 mei 2016, waar de deken is verschenen.

3    HET BEZWAAR

3.1    Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij brieven van de deken niet dan wel niet tijdig beantwoordt.

4    FEITEN

4.1    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.   

5.2    De grief van verweerder dat hij bewijs voor zijn stellingen heeft aangeboden, hetgeen door de raad zou zijn genegeerd, wordt verworpen, nu verweerder in hoger beroep wederom geen bewijs van zijn stellingen heeft overgelegd. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 12 oktober 2015, gewezen onder nummer L103-2015.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. W.A.M. van Schendel, J.R. Krol, V. Wolting en R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M.J. Gijzen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2016.

griffier    voorzitter           

De beslissing is verzonden op 11 juli 2016.