ECLI:NL:TADRAMS:2016:80 Raad van Discipline Amsterdam 15-011NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:80
Datum uitspraak: 22-03-2016
Datum publicatie: 08-04-2016
Zaaknummer(s): 15-011NH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen eigen(echtscheidings)advocaat. Het niet bezoeken van cliënt in detentie is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, er is telefonisch contact geweest en er is schriftelijk geadviseerd. Voorts is onaannemelijk dat klager opdracht heeft gegeven om in hoger beroep te gaan van de echtscheidingsbeschikking. Verweerster had wel het bewijs van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking moeten doorzenden, maar in de gegeven omstandigheden van onvoldoende gewicht voor tuchtrechtelijk verwijt. Geen belangenconflict vanwege het optreden van een kantoorgenoot van verweerster zes jaar geleden in een uitkeringszaak van de ex-vrouw van klager.

Beslissing van 22 maart 2016

in de zaak 15-011NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 12 januari 2015 met kenmerk td/np/14-008, door de raad ontvangen op 16 januari 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 februari 2016 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerster. Op dezelfde zitting zijn ook de zaken 15-009NH en 15-010NH behandeld. Van deze zitting is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de brief van de deken van 12 januari 2016;

- de bij die brief gevoegde bijlagen 1 t/m 45.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster heeft klager bijgestaan in de echtscheidingsprocedure tussen hem en zijn inmiddels ex-echtgenote (hierna ook: 'de vrouw'). De opdracht daartoe is door klager gegeven in een telefoongesprek op 31 mei 2012 en door verweerster bevestigd bij brief van 1 juni 2012. Klager en de vrouw hebben samen een dochter. De echtscheidingsprocedure is aanhangig gemaakt door de vrouw. Zij heeft bij wege van nevenverzoek verzocht om eenhoofdig gezag en eveneens verzocht klager de omgang met de dochter te ontzeggen.

2.3 Gedurende de periode dat verweerster klager bijstond, was klager gedetineerd. Tot 19 september 2012 verbleef klager in de Penitentiaire Inrichting Overmaze (Limburg). Vanaf 19 september 2012 tot 27 januari 2013 verbleef klager in de Penitentiaire Inrichting Zuyder Bos (Heerhugowaard).

2.4 Hangende de echtscheidingsprocedure is begin juni 2012 in hoger beroep beslist in een strafzaak tegen klager. Het gerechtshof heeft de door de rechtbank uitgesproken veroordeling van klager wegens seksueel misbruik van zijn dochter bekrachtigd. Klager werd in de strafzaak niet bijgestaan door verweerster.

2.5 Eveneens hangende de echtscheidingsprocedure heeft de Raad voor de Kinderbescherming een verzoekschrift ingediend tot ontzetting van klager uit het ouderlijk gezag. In die procedure werd klager evenmin bijgestaan door verweerster en is klager niet verschenen. Bij beschikking van 22 augustus 2012 heeft de rechtbank klager ontzet uit het ouderlijk gezag.

2.6 Verweerster heeft klager bij brief van 10 juli 2012 geadviseerd dat verweer voeren tegen het nevenverzoek tot ontzegging van de omgang tussen klager en dochter, gelet op de strafrechtelijke veroordeling, geen kans van slagen had. Eveneens heeft zij geadviseerd dat, indien het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ontzetting uit het ouderlijk gezag zou worden toegewezen, verweer tegen het verzoek van de vrouw om eenhoofdig gezag evenmin enig nut had. Dit laatste advies is herhaald bij brief van 17 september 2012 toen verweerster de beschikking van 22 augustus 2012 had ontvangen. In de brief van 10 juli 2012 heeft verweerster voorts geadviseerd over de verdeling van de echtelijke woning in Duitsland. Verweerster heeft klager laten weten dat op de eventuele verdeling Duits recht van toepassing is. Zij heeft voorgesteld om, als klager dat zou willen, advies over Duits recht in te winnen bij het Internationaal Juridisch Instituut. Op 27 en 31 juli 2012 heeft verweerster telefonisch contact met klager gehad. Dit heeft geleid tot toezending van een brief van 6 augustus 2012 aan klager, waarbij een conceptbrief aan de advocaat van de vrouw over de boedelscheiding was gevoegd. Bij brief van 3 september 2012 heeft verweerster onder meer om een reactie op haar brief van 6 augustus 2012 gevraagd.

2.7 Verweerster heeft in de echtscheidingsprocedure een verweerschrift ingediend waarin is gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en opgenomen dat klager zich het recht voorbehoudt om in de toekomst een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling met de dochter in te dienen.

2.8 De echtscheiding is bij beschikking van 11 oktober 2012 uitgesproken. In dezelfde beschikking is bepaald dat de vrouw alleen wordt belast met het ouderlijk gezag en dat klager geen recht heeft op omgang met de dochter. Deze beschikking heeft verweerster bij brief van 12 oktober 2012 doorgestuurd aan klager. Verweerster schrijft dat hoger beroep mogelijk is, maar dat zij behoudens andersluidend tegenbericht geen hoger beroep zal instellen. In die brief wijst verweerster er ook op dat zij geen reactie van klager heeft gekregen op haar eerdere brieven en vraagt zij klager uiterlijk 1 november 2012 telefonisch contact met haar op te nemen, bij gebreke waarvan zij haar werkzaamheden zal beschouwen als afgerond.

2.9 Bij brief aan klager van 31 oktober 2012 heeft verweerster onder verwijzing naar een telefoongesprek van 29 oktober 2012 bevestigd dat geen hoger beroep zal worden ingesteld. In die brief stelt zij voorts nog een aantal vragen die relevant zijn voor de boedelscheiding.

2.10 Alle correspondentie is tot dat moment door verweerster aan de Penitentiaire Inrichting Overmaze gezonden. De laatste brief van 31 oktober 2012 is retour gekomen. Verweerster heeft bij de inrichting nagevraagd waar naartoe klager was overgeplaatst, maar daar geen antwoord op gekregen. Vervolgens heeft zij contact opgenomen met de strafrechtadvocaat van klager. Die heeft haar bericht dat klager was overgeplaatst naar de Penitentiaire Inrichting Zuyder Bos. Op 14 november 2012 heeft verweerster de brief van 31 oktober 2012 naar die inrichting verstuurd. Er is op die brieven geen reactie ontvangen. Op 13 december 2012 heeft zij klager bericht dat zij het dossier zal sluiten.

2.11 Bij brief van 22 december 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) klager nooit heeft bezocht in de penitentiaire inrichting;

b) niet met klager heeft gecommuniceerd zodat klager niet weet of er een boedelverdelingsprocedure loopt of nog aanhangig gemaakt moet worden en verweerster bovendien niet heeft vermeld dat zij niet gespecialiseerd is in Duits recht hetgeen nodig is voor de boedelscheiding;

c) ondanks diverse telefonische verzoeken heeft geweigerd hoger beroep in te stellen tegen de echtscheidingsbeschikking en heeft nagelaten klager het bewijs van inschrijving van de echtscheiding toe te sturen;

d) niet vrij stond om voor klager op te treden nu het kantoor van verweerster in 2006 voor de ex-echtgenote van klager een procedure bij het UWV had gevoerd. Optreden voor klager zou in strijd zijn met Gedragsregel 7.4.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd, welk verweer voor zover relevant hierna aan de orde zal komen.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

 Ad klachtonderdeel a)

5.2 De raad is van oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door klager nooit te bezoeken in de penitentiaire inrichting. Uit het dossier blijkt dat de zaak enkele keren telefonisch is besproken: zie hiervoor, in 2.2 en 2.6; de raad gaat ervan uit dat er ook op 29 oktober 2012 nog telefonisch contact is geweest, zie hiervoor, in 2.9 en hierna, in 5.4. Verweerster heeft voorts schriftelijk advies uitgebracht. Klager heeft bovendien erkend dat hij verweerster nooit verzocht heeft om een bespreking in de penitentiaire inrichting. De aard en omvang van de zaak brengen voorts niet met zich mee dat een bespreking in de penitentiaire inrichting noodzakelijk was om klager adequaat te kunnen bijstaan. Klachtonderdeel a) is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3 Anders dan klager stelt, blijkt uit het dossier dat verweerster wel degelijk met klager heeft gecommuniceerd over de boedelscheiding. Zowel schriftelijk als telefonisch is geadviseerd. Verweerster heeft klager in ieder geval enkele malen telefonisch gesproken, ook over de boedelscheiding, en heeft hem meermalen gevraagd om een reactie op haar advies van 6 augustus 2012 omtrent de boedelscheiding. Klager heeft op de nadere vragen over de boedelscheiding die verweerster in haar brief van 31 oktober 2012 heeft gesteld niet meer gereageerd, laat staan een instructie gegeven om een verdelingsprocedure te starten. Klager heeft gesteld dat hij deze brief en ook latere brieven niet heeft ontvangen, maar als dat al zo zou zijn, kan daarvan aan verweerster geen verwijt worden gemaakt. Zij heeft zich voldoende ingespannen om de stukken aan hem te doen bezorgen en heeft ook rappellen gestuurd. Verweerster heeft, anders dan klager stelt, in de brief van 10 juli 2012 laten blijken dat zij geen expertise heeft op het gebied van Duits recht. Zij heeft een voorlopig advies gegeven en klager de mogelijkheid geboden hierover nader advies in te winnen via het Internationaal Juridisch Instituut. Ook hier heeft klager niet op gereageerd. Het stond (en staat) klager vrij een andere advocaat te zoeken die wel kennis heeft van het Duitse recht en die advocaat een verdelingsprocedure te laten starten. Verweerster heeft gehandeld conform de professionele standaard. Niet valt in te zien dat zij anders had moeten handelen.

Ad klachtonderdeel c)

5.4 Klager verwijt verweerster in dit klachtonderdeel ten eerste dat geen hoger beroep is ingesteld tegen de echtscheidingsbeschikking, meer in het bijzonder tegen de beslissing op de nevenverzoeken. Klager stelt dat hij verweerster meermalen telefonisch heeft verzocht hoger beroep in te stellen. Dit acht de raad onaannemelijk. Allereerst stelt klager dat hij verweerster uitsluitend telefonisch vanuit de Penitentiaire Inrichting Overmaze heeft gesproken en niet vanuit de Penitentiaire Inrichting Zuyder Bos. Vanuit Overmaze zou hij de telefonische opdracht tot het instellen van hoger beroep volgens zijn eigen stelling hebben gegeven. Dit is echter niet mogelijk: op 19 september 2012 is klager al overgeplaatst naar Zuyder Bos, terwijl de beschikking waarvan klager in beroep stelt te hebben willen gaan eerst daarna is afgegeven, namelijk op 11 oktober 2012. In de tweede plaats zijn er de brieven van verweerster van 12 oktober 2012 en 31 oktober 2012: in eerstgenoemde brief heeft verweerster gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep en geadviseerd geen hoger beroep in te stellen; in de tweede brief is, onder verwijzing naar een telefoongesprek van 29 oktober 2012 aan klager bevestigd dat geen hoger beroep wordt ingesteld. De raad gaat ervan uit dat er op 29 oktober 2012 nog telefonisch contact is geweest en dat de inhoud van dat gesprek juist is weergeven in de brief van 31 oktober 2012. Deze brief is weliswaar aanvankelijk retour gekomen, maar vervolgens op 14 november 2012, binnen de beroepstermijn, door verweerster doorgestuurd naar de nieuwe verblijfplaats van klager, die zij zelf heeft moeten achterhalen omdat klager had nagelaten haar daarvan op de hoogte te brengen. Indien al juist zou zijn – zoals klager stelt – dat hij die brief nooit zou hebben ontvangen, kan daarvan aan verweerster geen verwijt worden gemaakt.

5.5 In het licht van het voorgaande is niet aannemelijk geworden dat klager verweerster de instructie heeft gegeven om in hoger beroep te gaan. De klacht is in zoverre dan ook ongegrond.

5.6 Wel had verweerster het bewijs van inschrijving van de echtscheiding aan klager moeten doorzenden. Gelet op de inactieve houding van klager zelf en het uitblijven van enige reactie zijnerzijds, is deze omissie echter van onvoldoende gewicht om tot het oordeel te komen dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

5.7 Klachtonderdeel c) is ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.8 Gedragsregel 7.4 bepaalt dat het een advocaat niet is toegestaan op te treden tegen een voormalig cliënt of een bestaande cliënt van hem of een kantoorgenoot, behoudens de uitzonderingen bepaald in de volgende leden van Gedragsregel 7. Achtergrond van de regel is dat de advocaat moet vermijden dat hij in een belangenconflict zou kunnen geraken ten koste van de voormalige cliënt (in dit geval de ex-echtgenote van klager), terwijl deze ervan moet kunnen uitgaan dat vertrouwelijke informatie over hemzelf en de door die advocaat voor hem behandelde zaak niet tegen hem zal worden gebruikt. Voor zover klager over schending van deze regel klaagt, is hij in zijn klacht niet-ontvankelijk. De regel beschermt immers de belangen van de oud-cliënt tegen wie wordt opgetreden. Dat is klager niet.

5.9 Van redenen die verweerster ervan hadden moeten weerhouden om voor klager op te treden, is niet gebleken. Gesteld noch gebleken is dat verweerster (of haar kantoor) een bijzondere loyaliteit zou hebben ten opzichte van de ex-echtgenote van klager. Evenmin is gesteld of gebleken dat het belang van klager op een andere wijze is geschaad door het feit dat het kantoor van verweerster zes jaar vóór de echtscheidingszaak een sociale zekerheidszaak voor de ex-echtgenote van klager heeft behandeld. Ook is niet gesteld of gebleken dat klager van dit feit niet op de hoogte was op het moment dat hij verweerster heeft ingeschakeld.

5.10 Ook klachtonderdeel d) is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door: mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. J.J. Trap, M. Ynzonides, E.C. Gelok, N.M.N. Klazinga, leden, bijgestaan door mr. J.H. Bennaars als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 maart 2016.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 maart 2016 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland  

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl