ECLI:NL:TADRARL:2015:6 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-171

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:6
Datum uitspraak: 02-02-2015
Datum publicatie: 05-02-2015
Zaaknummer(s): 14-171
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voornaamste verwijt dat verweerder tegen de wens van klagers in de verdediging van klagers minderjarige dochter op zich heeft genomen en er niet aan heeft meegewerkt dat klagers het strafdossier ter beschikking konden krijgen en hun eigen verdediging konden voeren. Op zichzelf had klager gelijk dat hij van verweerder afgifte van – kopieën van - de processtukken kon verlangen. Gelet op de in de zaak spelende familieverhoudingen en de daarbij bestaande gevoeligheden was het niet onbegrijpelijk dat verweerder de stukken eerst met klager op kantoor heeft willen bespreken. Klacht ongegrond.

Beslissing van 2 februari 2015

in de zaak 14-171

naar aanleiding van de klacht van:

klager, mede namens zijn minderjarige dochter

klagers

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 27 oktober 2014 met kenmerk […], door de raad ontvangen op 28 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 december 2014 in aanwezigheid van zowel klager als verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van zowel de hiervoor onder 1.1 genoemde aanbiedingsbrief van de deken met bijlagen als de pleitnotitie van klager.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster is vervolgd ter zake belediging van haar oom, broer van klager. De strafzitting van de kinderkinderrechter waarop haar zaak behandeld werd vond plaats op 12 juni 2014. Aan klaagster was verweerder ambtshalve als advocaat toegevoegd.

2.3    Na ontvangst en bestudering van de processtukken heeft verweerder klagers bij brief d.d. 6 mei 2014 uitgenodigd voor een bespreking van de zaak bij hem op kantoor. In reactie daarop heeft klager bij email van 7 mei 2014 aan verweerder verzocht om toezending van een kopie van het volledige dossier om volledig geïnformeerd te zijn en het gesprek met verweerder goed voorbereid te kunnen voeren.

2.4    Verweerder heeft daarop telefonisch aan klager meegedeeld dat hij de stukken niet op voorhand wilde toezenden, maar eventueel wel na bespreking de relevante passages aan hem ter beschikking wilde stellen. Over deze keuze van verweerder is tussen hem en klager een dispuut ontstaan dat er op 8 mei 2014 toe heeft geleid dat zij in een telefoongesprek daarover tot de conclusie zijn gekomen dat verdere bijstand door verweerder niet gewenst was.

2.5    Klager heeft daarop onder toezending van zijn mailwisseling met verweerder de bemiddeling van de deken ingeroepen en diens zienswijze verzocht. Namens de deken heeft daarop overleg plaats gevonden met verweerder, die bereid was het dossier aan klager bij hem op kantoor ter inzage te geven dan wel het dossier, na ondertekening van een verklaring dat hij geen stukken daaruit zou verspreiden, aan klager mee te geven. Klager is daarover per email van 28 mei 2014 geïnformeerd. De bemiddeling was daarmee afgedaan.

2.6    Kort daarna is mr. [Z], kantoorgenote van verweerder, aan klaagster toegevoegd. Zij heeft klaagster ter zitting van 12 juni 2014 bijgestaan. Klagers hebben ook tegen haar een klacht ingediend. Die is bij de raad bekend onder nummer 14-172.

2.7    Bij brief met bijlagen van 4 juli 2014, aangevuld per email van 9 juli 2014 en brieven van 27 juli en 18 augustus 2014 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder en mr. [Z] voormeld.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a)    machtspelletjes heeft gespeeld waarbij hij onder meer gezegd heeft: “ik ben de baas”

b)    klagers tegen heeft gewerkt

c)    niet op e-mailberichten van klager heeft gereageerd en zich niet respectvol jegens klager heeft opgesteld

d)    tegen de wens van klagers in de verdediging van klaagster op zich heeft genomen en er niet aan heeft meegewerkt dat klagers hun dossier ter beschikking konden krijgen en hun eigen verdediging konden voeren

e)    zich in strijd met de waarheid heeft geafficheerd als advocaat gespecialiseerd in strafrecht.

3.2    Ter toelichting van de klacht heeft klager ter zitting naar voren gebracht dat verweerder zich van meet af aan te autoritair heeft opgesteld. Hij wilde het dossier niet afgeven. De volgende advocaat die later is toegewezen, mr. [N], heeft dat wel gedaan. Van hem kreeg hij eenvoudig het verzoek erbij de privacy van de betrokkenen te respecteren.

3.3    Klager heeft na zijn eigen aanhouding in februari 2012 zoveel zaken gehad dat hij zich niet nog eens een verzuimdag kon permitteren. Zijn bedrijf is al kapot. Een afspraak in verband met een rechtszaak is al meteen een mogelijk gemiste opdracht. Hij had zich aan de hand van de stukken op de strafzaak tegen zijn dochter willen voorbereiden en eventueel zelf haar verweer willen voeren.

4    VERWEER

4.1    Met zijn weigering om aan klager het volledige dossier toe te zenden stond verweerder voor ogen dat hij de kans wilde beperken dat de stukken binnen de kleine gemeenschap waarin klagers en klaagsters oom woonachtig waren tot extra onenigheid aanleiding zouden geven.

4.2    Verweerders bezorgdheid daarover kwam voort uit bestudering van het dossier en klagers e-mail van 7 mei 2014 waarin hij verzocht het volledige dossier te doen toekomen ‘ter zake de op de rol staande strafzaak opgezet door het O.M. tegen ons kind [F]’.

5    BEOORDELING

5.1    Ook klager is als direct belanghebbende bij het optreden van verweerder jegens hem en in zijn rol van vertegenwoordiger van zijn minderjarige dochter in zijn klachten ontvankelijk.

Ad klachtonderdeel a, b en d)

5.2    Deze klachtonderdelen verdienen gelet op hun onderlinge samenhang gezamenlijk bespreking.

5.3    Op zichzelf had klager gelijk dat hij van verweerder afgifte van – kopieën van - de processtukken kon verlangen. Gelet echter op de in de zaak spelende familieverhoudingen en de daarbij bestaande gevoeligheden was het niet onbegrijpelijk dat verweerder deze eerst met klager op kantoor heeft willen bespreken. Gelet ook op de mail van klager van 7 mei 2014 die duidde op bij hem levende spanningen was deze beslissing van verweerder gerechtvaardigd. Hij heeft deze beslissing ook telefonisch aan klager toegelicht.

5.4    Dat verweerder daarbij het belang van klager bij het ter beschikking stellen van de stukken voorafgaand aan de bespreking  ondergeschikt heeft geacht aan het belang om een mogelijk risico op het ontstaan van onrust in de lokale gemeenschap te vermijden, acht de raad niet onbegrijpelijk.

5.5    Deze onderdelen van de klacht zijn dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.6    De raad is niet gebleken dat verweerder klagers e-mails ten onrechte niet heeft beantwoord. Op klagers e-mail van 7 mei 2014 heeft verweerder telefonisch gereageerd. De e-mail van klager van 9 mei 2014 vroeg niet om beantwoording maar hield een mededeling in. De e-mail van 21 mei 2014 was een laatste sommatie tot afgifte van de stukken alvorens klager het handelen van verweerder zou voorleggen aan de orde van advocaten. Op die sommatie behoefde verweerder niet te reageren. Evenmin is de raad gebleken van een niet-respectvolle opstelling jegens klager. Dat verweerder tegenover klager de zorg heeft geuit dat bij afgifte van de processtukken zonder nadere bespreking daarvan een kans bestond op risicoverhogend gebruik van die stukken getuigt naar het oordeel van de raad niet van een gebrek aan respect. Ook dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

5.7    Verweerder is ambtshalve door de rechtbank aan klaagster toegevoegd. Alleen al daaruit moet worden afgeleid dat verweerder, anders dan klager meent, wel degelijk gespecialiseerd was in het kinderstrafrecht. Ook dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klacht van klagers tegen verweerder is in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, H. Dulack, I.P.A. van Heijst en L.A.M.J. Pütz, leden van de raad, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 februari 2015.

griffier    voorzitter