ECLI:NL:TADRARL:2014:322 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 136/13

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:322
Datum uitspraak: 24-10-2014
Datum publicatie: 18-11-2014
Zaaknummer(s): 136/13
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Indien een meerderjarige zoon een vordering pretendeert te hebben op zijn vader ter zake van studiekosten, terwijl zijn ouders in een echscheiding zijn verwikkeld en de vader zich laat bijstaan door een advocaat , mag de advocaat van de zoon zich rechtstreeks tot de vader wenden en is niet gehouden zich tot de advocaat van de vaderinde echtsscheiding te wenden. Voorts mag de advocaat gebruik maken van de informatie die hij van zijn cliënt ontvangt.Klacht ongegrond.

Beslissing van 24 oktober 2014

in de zaak 136/13

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [    ]

klager

tegen:

mr. [    ]

verweerster

gemachtigde: mr. [    ]

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 28 november 2013 met kenmerk 53/13/65, door de raad ontvangen op 2 december 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 augustus 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster, laatstgenoemde vergezeld van haar gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    brief van de gemachtigde van verweerster d.d. 25 juli 2014 met bijlage.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Zijn zoon, meerderjarig student en woonachtig bij zijn vader, heeft zich in de zomer van 2013 tot verweerster gewend met het verzoek zijn belangen te behartigen in een aangelegenheid tegen zijn vader. Bij brief van 5 augustus 2013 heeft verweerster zich tot klager gewend met het verzoek bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van haar cliënt, de zoon van klager, omdat klager zijn zoon de toegang tot de woning heeft ontzegd en de zoon genoodzaakt is op kamers te gaan wonen. Verweerster heeft de vordering gebaseerd op een zinsnede in een brief van de advocaat van klager aan de advocaat van de ex-echtgenote van klager waarin staat dat klager heeft toegezegd alle kosten voor zijn zoon te zullen voldoen. Bovendien heeft verweerster klager meegedeeld dat, als hij niet uiterlijk op 9 augustus 2013 reageert, een kort geding aanhangig zal worden gemaakt. Bij brief van 14 augustus 2013 heeft klager gereageerd en aangegeven dat hij zijn zoon niet de toegang tot de woning heeft ontzegd maar dat zijn zoon is weggelopen.

2.3    Op 20 augustus 2013 is de kort gedingdagvaarding uitgebracht; op 5 september 2013 heeft het kort geding plaatsgevonden. De zaak is aangehouden in afwachting van mogelijk minnelijk overleg.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster heeft geciteerd uit confraternele correspondentie, die niet bestemd is voor derden.

b)    verweerster zich heeft gemengd in de echtscheidingsprocedure waarin klager met zijn ex echtgenote is verwikkeld, door zich niet tot de advocaat van klager te wenden, maar rechtstreeks tot klager zelf.

c)    verweerster de brief die voor klager was bestemd, aan haar cliënt heeft geadresseerd, terwijl de termijn waarbinnen klager diende te reageren, onredelijk kort was, waardoor de relatie tussen klager en zijn zoon is verstoord.

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerster heeft zich achteraf gerealiseerd dat de door haar in rechte verstrekte informatie over wat  mogelijk tussen advocaten is besproken, toch onder het bereik van Gedragsregel 12 zou kunnen vallen. Zij had er beter aan gedaan om te overleggen met één of beide advocaten van de ouders om daarna de kwestie eventueel aan de deken ter beoordeling voor te leggen. Verweerster voert voorts aan dat het doen van de gewraakte mededeling in rechte noodzakelijk was omdat het belang van haar cliënt dit bepaaldelijk vorderde. Dat standpunt zou zij, ongeacht het van de deken verkregen advies, ook daarna hebben moeten volhouden omdat zij anders in de belangenbehartiging jegens haar cliënt zou zijn te kort geschoten. Nu het belang van haar cliënt zulks noodzakelijk maakte, meent zij dat van klachtwaardigheid geen sprake kan zijn. Haar cliënt had een direct en groot persoonlijk belang bij de vordering en de feitelijke grondslag daarvan kon alleen worden aangetoond door middel van de tussen advocaten gevoerde correspondentie.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Verweerster heeft zich niet gemengd in de echtscheidingsprocedure maar is voor klagers meerderjarige zoon opgetreden in een afzonderlijke procedure ter zake van levensonderhoud. Zij was derhalve niet gehouden zich tot klagers advocaat te wenden, maar mocht zich rechtstreeks tot klager wenden.

Ad klachtonderdeel c)

4.3    Inderdaad is de brief van 5 augustus 2013 per abuis gericht aan haar cliënt en niet aan klager. De brief is echter tevens naar het e-mailadres van klager gezonden. Met name via deze e-mail heeft klager van de inhoud van deze brief kennis kunnen nemen. Er is sprake van een eenvoudige communicatieve vergissing, die niet klachtwaardig is. Klager heeft hiervan ook geen nadeel ondervonden. Verweerster heeft weliswaar in haar brief van 5 augustus 2013 klager tot 9 augustus 2013  de tijd gegeven om te reageren, maar heeft op 13 augustus 2013 nog gerappelleerd. Voor een spoedeisende zaak is dat niet onredelijk kort.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Vast is komen te staan dat de cliënt van verweerster, de zoon van klager, bij e-mailbericht van 16 augustus 2013 aan verweerster een e-mailbericht doorstuurt van zijn grootmoeder van 1 augustus 2013 waarin zij citeert uit een brief van de advocaat van klager aan de advocaat van zijn ex-echtgenote van 24 juni 2013:

“[….] Wel kan ik alvast aangeven dat cliënt (…) zich er in kan vinden dat hij de studiekosten van de oudste zoon (…) betaalt en uw cliënte (...) daarin niet bijdraagt.”

(Met cliënt wordt gedoeld op klager, met de oudste zoon op de cliënt van verweerster en met cliënte op de ex-echtgenote)

De raad stelt vast dat verweerster gebruik heeft gemaakt van informatie die haar via haar cliënt is aangereikt en waarop zij in beginsel mag afgaan. Dat is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Bovendien is de achtergrond van Gedragsregel 12 dat het van belang is voor procederende partijen dat hun advocaten over een zaak onderling overleg kunnen voeren zonder dat de rechter, aan wie het geschil is voorgelegd, daarmee bekend raakt. Dat is weer van belang om een schikking mogelijk te maken omdat advocaten niet hoeven te vrezen dat hen wordt tegengeworpen wat zij later in de procedure hebben gezegd of geschreven. Die situatie is hier niet van toepassing. Het betreft geen correspondentie tussen advocaten in het onderhavige geschil maar in een ander geschil. Ook om die reden is Gedragsregel 12 naar het oordeel van de raad niet van toepassing. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.2    Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Verweerster heeft zich niet gemengd in de echtscheidingsprocedure maar is opgetreden voor haar cliënt in een afzonderlijke procedure ter zake van levensonderhoud en mocht zich rechtstreeks tot klager wenden.

Ad klachtonderdeel c)

5.3    De onjuiste adressering van de brief is een kennelijke vergissing. Bovendien heeft verweerster terecht aangevoerd dat de brief per e-mail aan klager is verzonden zodat niet gesteld kan worden dat klager geen kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van de brief. Ook hier is geen tuchtrechtelijk verwijt aan de orde. Ten aanzien van het verwijt dat aan klager een onredelijke korte termijn was gegund om te reageren stelt de raad vast dat het kort geding eerst op 5 september 2013 is behandeld, terwijl de bewuste brief op 5 augustus 2013 is verzonden. Weliswaar was klager de tijd gegeven tot 9 augustus om te reageren, maar de dagvaarding is eerst op 20 augustus 2013 uitgebracht. Derhalve was er gerekend vanaf 5 augustus 2013 tot 5 september 2013 nog ruim gelegenheid om te reageren en een schikking te beproeven. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht in al haar onderdelen ongegrond en wijst deze mitsdien af.

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. M.I. van Horssen-Bok, G.J. van der Veer, P.H.F. Yspeert, P.S. van Zandbergen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 oktober 2014.

griffier                                                     voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl