ECLI:NL:TADRAMS:2014:275 Raad van Discipline Amsterdam 14-178A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:275
Datum uitspraak: 14-10-2014
Datum publicatie: 15-10-2014
Zaaknummer(s): 14-178A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Gedragingen in strafzaken
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Tul
  • Maatregelen, subonderwerp: Schorsing
  • Maatregelen, subonderwerp: Tuchtrechtelijk verleden
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Hof heeft voorwaardelijke schorsing uitgesproken (HvD 24 mei 2013, 6624). Deken vordert tenuitvoerlegging schorsing wegens niet in acht nemen zorg ten aanzien van twee clienten bij een supersnelrechtzaak. Raad wijst vordering toe; schorsing drie maanden. Samenhang met dekenbezwaar,  zaaknummer 14-177A.

Beslissing van 14 oktober 2014 

in de zaak 14-178A

naar aanleiding van de vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke schorsing van:

mr

Deken van de Orde van Advocaten

deken

tegen:

De heer mr.

Advocaat te Amsterdam

                   verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 1 juli 2014, met kenmerk 4013-1328, door de raad ontvangen op 3 juli 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement te Amsterdam een vordering ex artikel 48E Advocatenwet tegen verweerder bij de raad ingediend. 

1.2 De vordering is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam op 19 augustus 2014, in aanwezigheid van de deken alsmede verweerder en zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken met bijlages genummerd 1 t/m 10 op de bij die brief gevoegde inventarislijst, alsmede van de door beide partijen ingediende nadere stukken.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de vordering wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Naar aanleiding van een klacht van twee klagers en een dekenbezwaar (zaaknummers 12-163A, 12-164A en 12-165A) heeft de raad van discipline verweerder bij beslissing van 30 oktober 2012 geschrapt van het tableau.

2.3 Verweerder heeft tegen deze beslissing appèl ingesteld. Bij beslissing van 24 mei 2013 (zaaknummer: 6624) heeft het hof van discipline de beslissing van de raad (gedeeltelijk) vernietigd, onder meer betreffende de maatregel van schrapping. Aan verweerder is door het hof alsnog de maatregel opgelegd van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden, die niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad later anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar, die op 24 mei 2013 is ingegaan, aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.   

2.4 Bij brief van 1 juli 2014, is een dekenbezwaar (zaaknummer 14-177A) ter kennis van de raad gebracht, naar aanleiding van een door de rechtbank bij de raad van toezicht gemelde kwestie betreffende de wijze van optreden van verweerder in een zogenaamde supersnelrechtzitting.

2.5 Bij beslissing van heden is genoemd dekenbezwaar gegrond verklaard met oplegging aan verweerder van de maatregel van berisping.

3 DE VORDERING EX ARTIKEL 48E ADVOCATENWET

3.1 De deken vordert de tenuitvoerlegging van de schorsing omdat verweerder niet heeft voldaan aan de bijzondere voorwaarde zoals gesteld bij de beslissing van het hof van discipline van 24 mei 2013.  Op deze grond vraagt de deken de raad de tenuitvoerlegging te bevelen van de schorsing van verweerder in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden.

4 BEOORDELING

4.1 Op grond van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, wordt vastgesteld dat verweerder niet heeft voldaan aan de bijzondere voorwaarde zoals die door het hof van discipline is verbonden aan zijn uitspraak van 24 mei 2013. De raad heeft bij beslissing van heden het dekenbezwaar (zaaknummer 14-177A) gegrond verklaard en de raad grondt haar oordeel in deze zaak  op die beslissing. De in genoemde beslissing verweten handelwijze – kort samengevat: het niet geven van adequate rechtshulp aan twee kwetsbare verdachten in een supersnelrechtzaak – wordt door de raad aangemerkt als een nalaten in strijd met de zorg die een advocaat behoort te betrachten ten opzichte van cliënten wiens belang hij behoort te behartigen in de zin van artikel 46 Advocatenwet en valt daarmee onder het bereik van de door het hof gestelde bijzondere voorwaarde. 

4.2 Van verschoonbare omstandigheden aan de zijde van verweerder is de raad niet gebleken. De raad zal daarom overgaan tot lastgeving van de tenuitvoerlegging van de aan verweerder opgelegde maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden.   

BESLISSING

De raad van discipline:

- gelast ingevolge artikel 48E van de Advocatenwet de tenuitvoerlegging van de door het hof van discipline bij beslissing van 24 mei 2013 (zaaknummer: 6624) opgelegde voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden;

- bepaalt dat de schorsing ingaat op 1 november 2014.

Aldus gewezen door  mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, G. Kaaij,

K. Straathof, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. M.A. Hupkes als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 oktober 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 14 oktober 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement te Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.