ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2723 Raad van Discipline Amsterdam 11-275A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2723
Datum uitspraak: 23-05-2012
Datum publicatie: 25-05-2012
Zaaknummer(s): 11-275A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Financieel belanghebbenden
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat in privé-hoedanigheid? Te veel verwevenheid met praktijk. Verweten uitlating tevens gedaan met toevoeging “advocaat”. Klager dus wel ontvankelijk, maar klacht ongegrond. In context was de uitlating niet onnodig grievend. Klager niet-ontvankelijk in klachten over verboden prijsafspraken (gedragsregel 2 lid 2) wegens gebrek aan een eigen belang daarbij. Klager ook niet-ontvankelijk in klacht over niet-betaling van zijn factuur en/of schadevergoeding.  

Beslissing van 23 mei 2012

in de zaak 11-275A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

Advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 27 september 2011 met kenmerk 1011-837, door de raad op dezelfde datum ontvangen, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 maart 2012 in aanwezigheid van verweerder. Klager is met bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de genoemde brief van de deken aan de raad; en

- de stukken genummerd 1 tot en met 8 in de bij die brief gevoegde inventarislijst en het door de raad daaraan toegevoegde stuk met nummer 9.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Medio mei 2011 zijn klager en verweerder met elkaar in contact getreden over een eventuele commerciële samenwerking in die zin dat op een website van klager zou worden verwezen naar de website van het kantoor van verweerder en dat daarvoor door laatstgenoemde een vergoeding zou worden betaald.

2.2 Bij e-mail van 26 mei 2011 heeft verweerder klager hierover als volgt bericht:

“mijn voorstel zou in ieder geval zijn een verwijzing op elkaars site. Ik wil je ook best een financiële tegemoetkoming per zaak geven, maar dan moeten we maar even afspreken hoe we dat kunnen doen op een manier die tuchtrechtelijk is toegestaan. Annemiek en ik zouden volgende week donderdag kunnen.”

2.3 Bij e-mail van donderdag 9 juni 2011 te 13:47 uur heeft verweerder klager als volgt bericht:

“Hierbij bevestig ik dat mijn ‘advertentiebudget’ voor de zaken die via jouw site binnenkomen 10% van de daarmee gerealiseerde netto omzet bedraagt. We spraken af dat wij het eerst een maand of twee maanden zullen proberen aan de hand van de banner met link. Ik betaal je daarvoor vast een voorschot van 150 euro per maand. Dit verrekenen we later wel. Ik zal je steeds (om de paar dagen) een follow up geven van de zaken die via jou binnen zijn gekomen. Wij zullen daartoe een excelsheet bijhouden.

Laten we na afloop van de proef afspraken maken hoe we de financiële afspraken verder concreet zullen maken op een manier die ook tuchtrechtelijk is toegestaan. Mijn gedachten gaan daarbij uit naar een vast voorschotbedrag en een eindafrekening op basis van de successcore.

Overigens zien wij graag nog een paar wijzigingen aangebracht in de banner (onze nieuwe site gaat snel de lucht in, dus laten we daar dan aansluiting bij zoeken wat layout betreft). Dinya belt je hier wel over.

Voor vragen weet je mij te vinden. Ik hoop op een leuke en vruchtbare samenwerking!

Hartelijke groet,

[verweerder], advocaat“

2.4 Bij e-mail van donderdag 9 juni 2011 te 16:26 uur heeft verweerder de samenwerking met klager opgezegd.

2.5 Naar aanleiding van de opzegging heeft klager verweerder bij brief van 12 juni 2011 als volgt bericht:

“Bijgaand treft u aan een factuur voor de werkzaamheden die ik voor uw kantoor heb verricht. Onze samenwerking heeft u op donderdag 9 juni 2011 beëindigd.

Ik verzoek u vriendelijk om het bedrag van € 2022,55 binnen 7 dagen na dagtekening van deze brief over te maken op rekeningnummer [nummer] t.n.v. [klager] te [plaats].

Bij niet tijdige betaling zal ik een klacht indienen bij de toezichthouder, de lokale deken van de Orde van Advocaten. Tevens zal ik dan eisen dat mijn klacht wordt voorgelegd aan de tuchtrechter.”

2.6 Hierop heeft verweerder bij e-mail van 13 juni 2011 te 8:50 uur als volgt gereageerd:

   “Ga je gang, sukkel

   [verweerder], advocaat”

2.7 Bij brief met bijlagen van 20 juni 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) onnodig grievend is geweest door in zijn e-mail van 13 juni 2011 te schrijven: “Ga je gang, sukkel”;

b) met klager beloningsafspraken heeft gemaakt die in strijd zijn met gedragsregel 2 lid 2 en derhalve ontoelaatbaar zijn;

c) nalaat de factuur van klager d.d. 12 juni 2011 te betalen, zodat de raad verweerder daartoe dient te veroordelen. Tevens dient de raad verweerder tot schadevergoeding te veroordelen.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert tegen de klachten verweer. Op de inhoud daarvan zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 Het meest verstrekkende verweer bij klachtonderdeel a) is dat klager niet-ontvankelijk is, nu de verweten uitlating (“Ga je gang, sukkel”) niet is gedaan als advocaat, maar als zakenpartner van klager en, naar de raad begrijpt, dus in privé-hoedanigheid. De raad volgt verweerder niet in dit betoog. Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtecht – zijn privé-gedragingen van een advocaat tuchtrechtelijk van belang indien er voldoende aanknopingspunten zijn (of: verband bestaat of: verwevenheid is) met de praktijkuitoefening. Dat is naar het oordeel van de raad hier het geval, nu de (beëindigde) samenwerking onmiskenbaar met de praktijk van verweerder verband houdt. Tevens betrekt de raad bij haar oordeel dat de e-mails waarmee de samenwerking is aangegaan (en werd beëindigd) alsmede de e-mail waarin de verweten gedraging werd gedaan, zijn ondertekend met “advocaat”. Klager kan derhalve in zijn klacht worden ontvangen.

5.2 Bij de inhoudelijke beoordeling van klachtonderdeel a) stelt de raad voorop dat het verweerder in principe vrijstaat zelf te bepalen op welke wijze hij zich jegens derden uitlaat. Deze vrijheid vindt evenwel haar begrenzing onder meer in het verbod om zich onnodig grievend uit te laten. Deze begrenzing ligt mede besloten in de door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens gegeven norm dat de bijzondere aard van het juridisch beroep van advocaat meebrengt dat het optreden in het openbaar discreet, eerlijk en waardig dient te zijn (EHRM 30 november 2006, NJ 2007/368, Veraart). Tegen de niet door klager betwiste context waarin de verweten uitlating is gedaan, die erin bestaat dat klager kort na de beëindiging van de samenwerking een rekening aan verweerder stuurde die niet op een gemaakte afspraak berustte en betaling van die rekening trachtte af te dwingen door met een tuchtklacht te dreigen, is de raad van oordeel dat de door verweerder aan het adres van klager geuite toevoeging niet onnodig grievend is geweest, al had verweerder er beter aan gedaan de toevoeging “sukkel” achterwege te laten. Het klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

 Ad klachtonderdeel b)

5.3 In klachtonderdeel b) is klager niet-ontvankelijk, nu hij daarbij een eigen belang mist. De norm waarop klager zich beroept, neergelegd in gedragsregel 2 lid 2, strekt niet ter bescherming van het belang van klager maar ter bescherming van de onafhankelijkheid van de advocaat in zijn beroepsuitoefening, en derhalve ter bescherming van de belangen van cliënten die een opdracht aan hun advocaat hebben verstrekt voor het aanbrengen waarvan deze aan een ander een beloning of provisie heeft toegekend.

 Ad klachtonderdeel c)

5.4 In klachtonderdeel c) zal klager eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vraag of verweerder gehouden is de factuur van klager te betalen een civielrechtelijk geschil betreft. Tot het geven van een oordeel daarover is de raad niet bevoegd. De raad kan klager ook niet tot betaling van factuurbedragen en/of schadevergoeding veroordelen. Die ‘klacht’ behoort tot de competentie van de civiele rechter.

5.5 Het vorengaande leidt tot de volgende beslissing.

 BESLISSING

De raad van discipline verklaart:

- klachtonderdeel a) ongegrond;

- klager in klachtonderdelen b) en c) niet ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. H.C.M.J. Karskens, M.J. Westhoff, R. Lonterman en B. Roodveldt, leden, bijgestaan door mr. R.N.E. Visser als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 mei 2012.

griffier   voorzitter         

Deze beslissing is in afschrift op 23 mei 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl