ECLI:NL:TNORARL:2018:40 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/333376 KL RK 18-23

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2018:40
Datum uitspraak: 25-07-2018
Datum publicatie: 22-11-2018
Zaaknummer(s): C/05/333376 KL RK 18-23
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Klager heeft verklaard dat hij de akte heeft getekend onder druk van [Z] en dat hij zich destijds van deze druk bewust is geweest, maar geen andere mogelijkheid zag, dan [Z] tegemoet te komen in haar wensen voor wat betreft het creëren van de huwelijksgoederengemeenschap. De driejaarstermijn van artikel 99 lid 21 Wna is gaan lopen op moment ondertekenen akte en is afgelopen voor indiening van de klacht. Zelfs indien uitgegaan wordt van he tijdstip van de indiening van het echtscheidingsverzoekschrift als het tijdstip waarop klager kennis heeft genomen van het handelen waartegen de klacht zich richt, dan nog is het klaagschrift ingediend buiten de in dat geval geldende uitzonderingstermijn van een jaar.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: C/05/333376 KL RK 18 - 23

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[X]

wonende te (…)

klager,

tegen

[Y],

notaris te (…) .

Partijen worden hierna respectievelijk klager en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-          de klacht, met bijlagen, van 14 februari 2018

-          het verweer van de notaris van 20 april 2018.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 11 juli 2018 behandeld, waarbij zijn verschenen klager enerzijds en de notaris anderzijds.

2. De feiten

2.1 Op 8 augustus 2008 is klager op huwelijkse voorwaarden gehuwd met [Z]. De huwelijkse voorwaarden strekten tot uitsluiting van elke gemeenschap van goederen. 

2.2 Op 19 maart 2013 is bij de notaris een akte tot opheffing van de huwelijkse voorwaarden gepasseerd, waardoor voor klager en [Z] een gemeenschap van goederen ontstond.

2.3 Op 20 januari 2016 is door [Z] een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend.

2.4 Op 12 september 2016 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klager verwijt de notaris bij en voorafgaand aan het passeren van de akte van

19 maart 2013 te hebben gehandeld in strijd met haar zorg-, informatie- en waarschuwingsplicht.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Bij de beoordeling van een klacht zoals de voorliggende gaat het erom of de notaris heeft gehandeld of heeft nagelaten in strijd met het tuchtrecht.

4.1.1 Artikel 99 lid 21 Wna bepaalt dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen. Indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de notaris waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.2. Klager stelt dat de notaris ten onrechte heeft nagelaten klager voorafgaand aan het passeren van de akte uitdrukkelijk te wijzen op en te waarschuwen voor de gevolgen van het ondertekenen van de akte van 19 maart 2013.

4.3.1 De notaris heeft aangevoerd dat klager zijn klacht buiten de driejaarstermijn van artikel 99 lid 21 Wna en hiermee te laat heeft ingediend. Deze termijn gaat volgens de notaris lopen vanaf het moment van ondertekening van de akte van

19 maart 2013. Zelfs wanneer aangenomen zou worden dat klager niet eerder dan ten tijde van de indiening van het verzoekschrift echtscheiding op 20 januari 2016 kennis heeft genomen van het door klager gestelde verzuim van de notaris, dan nog is de klacht buiten de in dat geval geldende uitzonderingstermijn van een jaar, want na

20 januari 2017, ingediend.

4.3.2 Klager heeft hiertegen aangevoerd, dat de gevolgen van de ondertekening van de akte van 19 maart 2013 hem pas goed duidelijk zijn geworden op het moment dat [Z] op 20 januari 2016 een verzoekschrift tot echtscheiding heeft ingediend, met daarbij als nevenvoorziening verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap.

Klager stelt zich op het standpunt dat de voorliggende klacht daarom heeft te gelden als tijdig ingediend, want ingediend binnen drie jaar na 20 januari 2016.

4.4.1 De kamer overweegt als volgt.

4.4.2 Uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd volgt dat klager reeds bij ondertekening van de akte van 19 maart 2013 (grote) moeite had met het feit dat in zijn huwelijk met [Z] alsnog een gemeenschap van goederen ontstond. Klager heeft verklaard dat hij het oneerlijk vond dat zijn (ex-)echtgenote op deze wijze aanspraak kreeg op het vermogen dat klager voor het huwelijk had opgebouwd.

Klager heeft verklaard dat hij de akte heeft getekend onder druk van [Z] en dat hij zich destijds van deze druk bewust is geweest, maar geen andere mogelijkheid zag, dan [Z] tegemoet te komen in haar wensen voor wat betreft het creëren van de huwelijksgoederengemeenschap.

4.4.3 De kamer is van oordeel dat hieruit zonder meer volgt dat klager op zijn laatst op 19 maart 2013 kennis heeft kunnen nemen van het handelen dan wel nalaten van de notaris waarop de voorliggende klacht ziet.

Dit brengt mee dat de driejaarstermijn voor het indiening van de voorliggende klacht op 19 maart 2013 is gaan lopen en op 19 maart 2016 is geëindigd. Zelfs indien klager eerst uit het verzoekschrift van 20 januari 2016 begrepen heeft wat (precies) de gevolgen waren van het passeren van de akte van 19 maart 2013, dan geldt dat de klacht meer dan een jaar na die datum is ingediend, zodat ook de tweede in artikel 99 lid 21 Wna genoemde termijn van een jaar is verstreken.

4.4.4 Aangezien de zogenaamde uitzonderingstermijn blijkens de parlementaire geschiedenis juist mede uit overwegingen van redelijkheid en billijkheid in de wet is opgenomen, bestaat er geen ruimte om deze termijn van een jaar verder op te rekken zoals door klager voorgestaan.

Een en ander betekent dat de kamer niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht. 

4.5 Dit leidt tot de volgende beslissing.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

verklaart klager niet ontvankelijk in zijn klacht.

Deze beslissing is gegeven door mr. I.C.J.I.M. van Dorp, voorzitter, mr. M.J.C. van Leeuwen, mr. E.J.  Oostrik,  mr. J.G.T.M. Castrop en A. Roesink-Kragt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2018.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.