ECLI:NL:TGZRAMS:2020:27 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/256

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2020:27
Datum uitspraak: 29-01-2020
Datum publicatie: 29-01-2020
Zaaknummer(s): 2019/256
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager heeft (onder meer) last van tinnitus aan beide oren. Hij is van mening dat verweerder hem hiervoor onvoldoende medische hulp heeft geboden en een verkeerde diagnose heeft gesteld. Verweerder voert verweer. Ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 25 juli 2019 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r ,

tegen

C,

KNO-arts,

werkzaam te B,

v e r w e e r d e r ,

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift;

-                      de op 15 augustus 2019 ontvangen aanvullende bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Klager komt uit D en is sinds 2015 als vluchteling in Nederland. Klager heeft onder meer tinnitusklachten en een verminderd gehoor sinds een nabije bomexplosie in 2012. Voor onderzoeken in verband hiermee is klager in 2016 en 2017 bij een KNO-arts in een ander ziekenhuis geweest.

Klager is door zijn huisarts verwezen naar verweerder. Op de verwijzing staat als reden vermeld: “Graag uw beoordeling ivm slikklachten sinds jaren. [… ] probleem kno gebied? stressgerelateerd?” Verweerder heeft klager op 30 juni 2017 gezien. Verweerder heeft onder meer in het dossier genoteerd:

Onderzoek:

Nasendoscopie: Rustige slijmvlies zonder rhinorrhoe. Middelste neusgang vrij van poliepen of pus. Schone nasofarynx.

CO: tonsillen graad 2 en rustig. Geruineerde dentitie. Geen focaal mucosale pathologie

Flexibele laryngoscopie: Naso- / oro- / hypopharynx geen slijmvliesafwijkingen.

Larynx slank en symmetrisch bewegelijk. Ruime luchtweg. Stemplooien slank zonder knobbels of poliepen. Postcricoid oedeem.

Conclusie:

Slikklachten, mogelijk op basis van globus

Beleid:

Uitleg. PPI 80 mg 1 dd op proef 2 maanden, opvragen gegevens [ander ziekenhuis].

Controle nadien. Met patient besproken dat we eerst gaan kijken hoe het met de keel gaat voordat we ons ook in andere KNO klachten gaan verdiepen, temeer daar er al het een en ander door de collega’s uit het [andere ziekenhuis] is gedaan. ” 

Verweerder heeft klager op 31 augustus 2017 teruggezien en heeft daarover onder meer in het dossier genoteerd:

Anamnese :

Gegevens ontvangen van [het andere ziekenhuis]. Hier geanalyseerd voor gehoorverlies na barotrauma links met ontploffende granaat. Voor tinnitus verwijzing E geadviseerd. Volgens patient zijn er ook een CT en MRI scan gemaakt reeds daar.

PPI hielp wel iets tegen globus, niet genoeg. Nieuwe klacht: frontale hoofdpijn, NES liet vorige keer geen afwijkingen zien. En duizeligheid waarvoor eerdere medicatie (betahistine, cinnarizine) wel effect had.

Ziet zelf ook wel in dat het waarschijnlijk voor het grootste deel posttraumatisch is.

[…]

Conclusie:

Uitgebreid klachtenpatroon, waarschijnlijk ook grote posttraumatische component.

Beleid:

Zeer uitgebreid met tolk gesproken. Aangeboden diagnostiek oren/duizeligheid over te doen, al is de kans op behandelbare uitkomst zeer klein. Aangeboden nieuw recept betahistine op proef. Uiteindelijk wil patient vooral hebben uitgesloten dat de hoofdpijn sinogeen is. CT sinus aangevraagd, controle nadien met tolk. Met betrekking tot PPI afgesproken dat patient kijkt hoe het gaat met de keelklachten zonder medicatie. Indien deze verergeren in de toekomst zou de huisarts deze opnieuw kunnen voorschrijven.

Op 26 oktober 2017 zag verweerder klager voor de uitslag van de CT-scan, die geen afwijkingen had laten zien die konden bijdragen aan de hoofdpijnklachten. Verweerder heeft klager terugverwezen naar de huisarts.

3.         De klacht en het standpunt van klager

Klager verwijt verweerder een slechte en onjuiste behandeling.

Ter toelichting op de klacht heeft klager onder meer aangevoerd dat verweerder hem heeft onderzocht en aangaf dat zijn problemen werden veroorzaakt door zijn maag. Klager kreeg medicatie en een afspraak voor twee maanden later. De medicatie heeft niet geholpen. De klachten van tintels, hoofdpijn, duizeligheid etc. waren hetzelfde gebleven. Verweerder bleef volhouden dat het probleem door de maag kwam. Klager heeft verteld dat de diagnose anders was dan die van vorige behandelaars. Hij heeft gevraagd naar zijn dossier voor een second opinion wat verweerder weigerde. Klager moest weg en verweerder wilde hem niet meer zien.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Hij heeft daartoe onder meer het navolgende aangevoerd.

Gelet op de strekking van de verwijsbrief en het feit dat klager voor de klachten van gehoorverlies en tinnitus al elders werd gezien heeft verweerder zich in eerste instantie beperkt tot de slikklachten. De klachten konden mogelijk passen bij een maagzuurprobleem en verweerder heeft een maagzuurremmer voorgesteld. Verweerder heeft verder aangeboden om de informatie van de KNO afdeling in het andere ziekenhuis op te vragen om te kijken of hij daarin nog iets voor klager kon betekenen. Klager werd gezien vanwege de klachten aan zijn keel, maar verweerder heeft onderkend dat er vele andere klachten speelden, waaronder het gehoorverlies en de tinnitus, waarvoor klager inmiddels was verwezen naar het audiologisch centrum.

Tijdens het tweede consult heeft verweerder de uit het andere ziekenhuis ontvangen gegevens met klager besproken. Klager zag af van een nieuwe analyse en ook van het aanbod een nieuw recept voor de maagzuurremmers uit te schrijven. Omdat klager uitgesloten wilde hebben dat zijn hoofdpijnklachten uit de neusbijholten kwamen heeft verweerder daarvan een CT-scan aangevraagd.

Bij alle consulten was een tolk via de tolkentelefoon aanwezig. Klager gaf aan alles goed te begrijpen en ging steeds akkoord met het beleid. Verweerder meent dat hij zorgvuldig en adequaat is omgegaan met de klachten waarvoor klager zich bij hem meldde. Hij heeft gedaan wat binnen zijn mogelijkheden lag om klager te helpen.

Na het laatste consult heeft verweerder niet meer van klager vernomen.

Verweerder betwist dat klager hem heeft gevraagd naar zijn dossier ten behoeve van een second opinion. Verweerder kan zich daarvan niets herinneren en zou een dergelijk verzoek niet hebben geweigerd, omdat hij zich realiseert dat een patiënt recht heeft op een kopie van het dossier en op een second opinion.

5.         De beoordeling

Het college stelt allereerst vast dat verweerder bij alle contacten met klager via de tolkentelefoon voor begeleiding van een tolk heeft gezorgd, zoals ook uit het dossier blijkt. In het geval er in de communicatie met klager misverstanden zouden zijn ontstaan als gevolg van de taalbarrière, kan verweerder daar geen tuchtrechtelijk verwijt van worden gemaakt.

Uit de verwijsbrief blijkt dat klager door zijn huisarts specifiek voor zijn slikklachten naar verweerder is verwezen en niet voor de gehoorproblemen. Verweerder is met deze hulpvraag correct en adequaat omgegaan in de diagnostiek en het beleid met de medicatie op proef. Dat de maagzuurremmer klager onvoldoende heeft geholpen doet daaraan niet af.

Hetgeen verweerder heeft aangevoerd wordt ondersteund door het dossier. Zo blijkt daaruit ook dat de gehoorklachten van klager naast de slikklachten ter sprake zijn geweest. Het getuigt van grote zorgvuldigheid dat verweerder (met instemming van klager) de gegevens van het andere ziekenhuis heeft opgevraagd om na te gaan of hij ook daarin iets voor klager kon betekenen. Na ontvangst van de bevindingen uit het onderzoek van de andere KNO-arts heeft verweerder deze met klager besproken. Verweerder heeft aangeboden de onderzoeken nogmaals te verrichten, hoewel de kans op een andere uitkomst klein was. Klager heeft daarvan afgezien.

Verweerder heeft klager primair gezien voor andere klachten dan de andere KNO-arts en voor die specifieke klachten een diagnose gesteld. Voor de gehoorklachten van klager was reeds een diagnose gesteld en die diagnose is door verweerder onderschreven.

Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor de stelling dat verweerder klager niet goed zou hebben behandeld en hem zou hebben weggestuurd. Gelet op de zorgvuldige wijze waarop verweerder te werk is gegaan komt het onaannemelijk voor dat verweerder klager het dossier voor een second opinion zou hebben geweigerd.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 29 januari 2020 door:

J. Recourt, voorzitter,

J.Q.P.J. Claessen en I. Boekhout, leden-beroepsgenoten,

bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris.

WG secretaris                                                                                           WG voorzitter