ECLI:NL:TGZRAMS:2020:22 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/193

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2020:22
Datum uitspraak: 24-01-2020
Datum publicatie: 24-01-2020
Zaaknummer(s): 2019/193
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: klager dient een klacht in tegen een bedrijfsarts, ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen nog in opleiding, met het verwijt dat hij ten onrechte in de probleemanalyse heeft opgenomen dat hij deze met klager heeft besproken en dat in de probleemanalyse ten onrechte wordt vermeld dat klager toestemming heeft gegeven vertrouwelijke informatie met de werkgever van klager te delen. Ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 2 mei 2019 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r ,

tegen

C,

arts,

werkzaam te D,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: mr. K. Baetsen, advocaat te Rotterdam.             

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 25 september 2019 gehouden vooronderzoek.

De klacht is op zitting van 13 december 2019 behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Klager, geboren september 1961, was werkzaam als servicemonteur van industriële keukens. Klager heeft zich op 31 juli 2017 ziekgemeld.

2.2.      Verweerder heeft als AIOS bedrijfsgeneeskunde klager van 3 oktober 2017 tot begin mei 2018 begeleid via het bedrijf E. 

2.3.      Verweerder heeft klager gezien op zijn verzuimspreekuur van 3 oktober 2017. Het betrof een enkel consult dat maximaal een half uur heeft geduurd.

2.4.      Verweerder heeft een probleemanalyse WIA over de situatie van klager gemaakt met hierop vermeld als datering 5 oktober 2017. Onder punt 16 van deze analyse staat, voor zover hier van belang: “probleemanalyse besproken met werknemer: ja”

Op het afsluitende blad (p. 5) staat, voor zover hier van belang:

“A is zich ervan bewust dat de onderstaande punten vallen onder de wet bescherming persoonsgegevens en heeft C, AIOS Bedrijfsgeneeskunde, toestemming verleend onderstaande informatie aan de werkgever te verstrekken.”

2.5.      Klager heeft onder nummer 18/494 een eerdere tuchtklacht tegen verweerder ingediend. Deze klacht is op 13 juni 2019 in raadkamer afgewezen. Klager heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld. Dit beroep loopt nog.

3.         De klacht van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat de probleemanalyse valselijk is opgemaakt, vermoedelijk pas veel later dan op 3 of 5 oktober 2017. Klager is pas in maart 2019 op de hoogte geraakt van het bestaan van de probleemanalyse toen hij in de vorige procedure tegen verweerder in het verweerschrift las dat deze er was. Uiteindelijk heeft klager de probleemanalyse pas in april 2019 via zijn werkgever ontvangen. Anders dan in de analyse staat, is deze niet met hem besproken en heeft hij geen toestemming verleend de daarin weergegeven informatie aan de werkgever te verstrekken. Het consult van 3 oktober 2017 was daarvoor ook te kort en bovendien staan er meerdere feitelijke onjuistheden in de analyse die bij bespreking zeker zouden zijn gecorrigeerd.  

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. De probleemanalyse is (definitief) opgemaakt op 5 oktober 2017 en mondeling besproken op het spreekuur van 3 oktober 2017. Voor zover nodig wordt daarop hieronder verder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      De vraag die beantwoord moet worden is of verweerder ‘binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening’ is gebleven en daarmee kortgezegd of hij voldoende zorgvuldig en deskundig heeft gehandeld. Het college is van oordeel dat dit het geval is en legt dit hierna uit.

5.2.      Het college vindt het aannemelijk dat de probleemanalyse op 5 oktober 2017 definitief is opgemaakt, twee dagen na het spreekuur. Dat klager de probleemanalyse niet heeft gekregen maakt niet dat hiermee ook fraude met de dagtekening aannemelijk is geworden. Er zijn namelijk  vele redenen denkbaar voor het niet ontvangen van de analyse, waarmee verweerder niets van doen heeft. Daarbij komt dat het tijdsverloop een belangrijk argument is ten gunste van verweerder. Een probleemanalyse dient ongeveer 6 weken na verzuim te worden opgemaakt. Klagers eerste verzuimdag was 31 juli 2017. Ongeveer 8 weken na verzuim wordt, doorgaans aan de hand van de probleemanalyse, een plan van aanpak gemaakt. In klagers geval is het eerste plan van aanpak in november 2017 opgesteld. Verder komt de kern van de probleemanalyse overeen met de inhoud van het spreekuurverslag van verweerder.

5.3.      Het lag op de weg van klager om aannemelijk te maken dat de probleemanalyse niet is besproken op het spreekuur van 3 oktober 2017. Hij is hier naar het oordeel van het college niet in geslaagd. Klager heeft zijn standpunt onderbouwd met de stelling dat het consult te kort heeft geduurd voor het bespreken van een probleemanalyse. Echter ook binnen een consult van maximaal een half uur kan de probleemanalyse op hoofdlijnen zijn besproken. Verweerder heeft op zijn beurt aangevoerd dat het bespreken van de probleemanalyse tijdens het consult tot de gebruikelijke werkwijze behoort en dat de analyse ook daadwerkelijk twee dagen later definitief is opgemaakt. Bovendien is op de probleemanalyse zelf expliciet aangegeven dat deze met klager is besproken. Ook deze lezing sluit niet uit dat het feitelijk anders is gegaan, maar het maakt wel dat klager onvoldoende heeft aangevoerd om van zijn lezing uit te gaan.

5.4.      Het verzenden van de probleemanalyse wordt verzorgd door de administratie van het bedrijf waar klager voor werkte, E, aan de hand van de door verweerder gestandaardiseerd aangeleverde gegevens. Dat de probleemanalyse klager niet heeft bereikt, kan verweerder daarom niet worden verweten.

5.5.      Omdat de probleemanalyse twee dagen na het consult definitief is opgemaakt kan deze op 3 oktober 2017 niet woordelijk met klager zijn besproken. Klager is hierdoor niet in staat gesteld om eventuele onjuistheden in de feitenweergave te corrigeren. De in de probleemanalyse opgenomen standaardtekst “probleemanalyse met klager besproken: ja”  onder het kopje “inhoud probleemanalyse besproken” suggereert bij naderhand opgemaakte probleemanalyses meer dan de globale bespreking waar het feitelijk voor staat. Het komt het college geraden voor om óf de probleemanalyse tijdens het consult in aanwezigheid van de werknemer op te maken en dit direct met de werknemer te bespreken óf deze na afloop op te maken maar dan vóór verzending naar de werkgever eerst ter kennisname en eventuele correctie naar de werknemer op te sturen. Het college adviseert de beroepsvereniging voor bedrijfsartsen hier meer duidelijkheid over te geven naar haar leden.     

5.6.      Klager heeft wel aannemelijk gemaakt dat hij in het kader van de Wet Bescherming Persoonsgegevens (verder: WBP) geen toestemming heeft gegeven voor het verstrekken van de gegevens uit de probleemanalyse aan de werkgever. Dit “kruisje” is ten onrechte aangevinkt in de probleemanalyse. Dit is slordig, maar het is niet van voldoende gewicht om verweerder hiervoor een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Verweerder heeft hiervoor ook zijn excuses aangeboden. Bovendien was toestemming van klager op dit punt niet nodig. In de probleemanalyse staan geen gegevens die vallen onder de bescherming van de (toenmalige) WBP.

5.7.      De conclusie van het voorgaande is dat de klacht, in alle onderdelen, ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college:

-                      verklaart de klacht ongegrond;

-                      bepaalt dat deze uitspraak ter publicatie zal worden aangeboden aan Medisch Contact en het Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde.

Aldus beslist op 24 januari 2020 door:

A. van Maanen, voorzitter,

E.G. van der Jagt, P. Koch en R.L. Kloots, leden-beroepsgenoten,

J. Recourt, lid-jurist,

bijgestaan door I.W.M. Dirksen, secretaris.

WG       secretaris                                                                           WG          voorzitter