ECLI:NL:TGZRAMS:2020:21 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/331

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2020:21
Datum uitspraak: 31-01-2020
Datum publicatie: 31-01-2020
Zaaknummer(s): 2019/331
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager dient een klacht in tegen een psychiater, werkzaam bij een onafhankelijk onderzoeksbureau, met het verwijt dat zij een rapport heeft opgesteld met daarin leugens, verdraaiingen en aanpassingen. Volgens klager heeft de psychiater daarmee valsheid in geschrifte gepleegd. Ook heeft hij geen gebruik kunnen maken van het correctierecht. De psychiater betwist de klacht. Naar het oordeel van het college voldoet het rapport van verweerster aan de daarvoor geldende criteria. Klager heeft bovendien gebruik kunnen maken van het inzage- en correctierecht. De psychiater heeft correct gehandeld door de correspondentie van klager over het concept rapport aan te hechten. Klacht ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 2 september 2019 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

psychiater,

werkzaam te D,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde: mr. M.C. Hazenberg, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand          

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift;

-                      de aanvulling op het klaagschrift met bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlage;

-                      het proces-verbaal van het op 3 januari 2020 gehouden vooronderzoek.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Op 4 juni 2019 heeft verweerster op verzoek van het UWV bij klager een psychiatrische expertise uitgevoerd. Klager heeft hiervoor onder vermelding “onder protest en tegen wil in!” een instemmingsformulier getekend op de onderdelen “Instemming onderzoek”, “Rapportage” en “Verzending rapportage”. Het onderdeel “Opvragen medisch dossier” is niet door klager ondertekend.

De concept-rapportage is klager op 4 juli 2019 in verband met het inzage- en correctierecht toegezonden.

Klager heeft op 17 juli 2019 gereageerd. Deze reactie komt op het volgende neer:

-           gerapporteerd is onder protest en tegen de wil van klager;

-           verweerster is aangewezen door het UWV en daarmee niet neutraal;

-           klager had moeten worden onderzocht door een bedrijfsgeneeskundige, niet door een            psychiater;

-           het rapport bevat 2 leugens, 23 verdraaiingen en 10 aanpassingen;

-           er is een valse diagnose gesteld, met een uitslag die duidt op depressiviteit;

-           klager lijdt aan een zware burn-out die is ontstaan tijdens het werk;

-           vanwege de door klager geconstateerde feitelijke onjuistheden kan het rapport niet   aan de opdrachtgever worden verzonden.

Het centrum waar verweerster werkzaam is, heeft klager op 25 juli 2019 geantwoord met de navolgende strekking:

-           de deskundigen van het centrum stellen conform richtlijnen een onafhankelijk

            rapport op;

-           in dit geval (sociale verzekering) geldt geen blokkeringsrecht;

-           inzage- en correctierecht gelden altijd, correctierecht is beperkt tot het corrigeren     van fouten in feitelijke gegevens;

-           het bepalen van inzetbaarheid in arbeid is het domein van de verzekeringsarts, die    dat doet op basis van het onderzoeksrapport van verweerster;

-           de opmerkingen van klager kunnen als bijlage aan het rapport toegevoegd worden.

Klager heeft het centrum op 5 augustus 2019 bericht met onder meer de mededeling: “Denk aan uw integriteit, u gaat 2 leugens, 23 verdraaiingen en 10 aanpassingen versturen!

Het rapport is op 6 augustus 2019 verzonden aan het UWV. De met klager gevoerde correspondentie is daaraan gehecht.

Klager heeft van hetgeen besproken is bij het onderzoek van 4 juni 2019 – buiten medeweten van verweerster – een geluidsopname gemaakt.

3.         De klacht en het standpunt van klager

Zakelijk weergegeven verwijt klager verweerster dat zij een rapport heeft opgesteld met daarin leugens, verdraaiingen en aanpassingen. Zij heeft daarmee valsheid in geschrifte gepleegd.

Ter toelichting heeft klager onder meer aangevoerd dat er ook sprake is van smaad en wel doordat verweerster heeft gerapporteerd dat klager geen woedeaanvallen zou hebben, behalve betreffende het UWV. Iets wat hierop zou kunnen duiden heeft klager nooit gezegd. Wat verweerster heeft opgeschreven is valsheid in geschrifte en smaad.

Klager wilde het UWV geen inzage geven in zijn medisch dossier, omdat het niets met zijn ziekmelding te maken heeft, nu klager ziek geworden is door het werk. De expertise bij verweerster was het enige alternatief om te voorkomen dat klagers uitkering werd opgeschort of gekort. Daarom heeft klager onder protest en tegen zijn wil in meegewerkt aan die expertise.

Verweerster kan naar klagers overtuiging niet neutraal zijn, omdat zij door het UWV wordt ingehuurd.

In het rapport staan vele slordigheden en onjuistheden, en door de totale opsomming van alle kleine aanpassingen is het geheel van het rapport niet juist. Klager heeft het hele rapport gelezen en vergeleken met de geluidsopname van het gesprek. Een voorbeeld is dat in de anamnese “vrijdag” staat, terwijl het “donderdagmiddag” was. Het begon al met de fout gespelde naam van klager.

De diagnose “matige depressie” is niet juist, want klager heeft een burn-out. De huisarts zei dat het op een burn-out lijkt. Klager is erover gaan lezen en zelf is hij ook tot de conclusie gekomen dat hij een zware burn-out had.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

Zij heeft in dat kader onder meer verwezen naar vaste tuchtrechtelijke jurisprudentie op verschillende onderwerpen. Buiten de criteria die door het Centraal Tuchtcollege worden gehanteerd bij de tuchtrechtelijke beoordeling van een rapport, geldt voor verweerster nog de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage in bestuurs- en civielrechtelijk verband van april 2016 van de Nederlandse Vereniging voor Medisch Specialistische rapportage (NVMSR). Verweerster is van mening dat haar rapportage aan alle criteria voldoet en dat zij conform de geldende richtlijn heeft gehandeld.

Van leugens, verdraaiingen en aanpassingen is geen sprake. Klager heeft in zijn reacties van 17 juli 2019 en 5 augustus 2019 niet aangegeven welke leugens, verdraaiingen en aanpassingen hij bedoelt. De beide reacties bevatten geen correctieverzoeken.

In het aanvullend klaagschrift heeft klager pas zogenoemde correcties vermeld.

Anders dan klager lijkt te stellen is het niet zo dat het correctierecht van klager inhoudt dat verweerster gehouden is een letterlijke weergave te geven van wat er is besproken tijdens de anamnese op 4 juni 2019. Volstaan kan worden met het weergeven van de strekking van de anamnese; een handzame samenvatting van de naar het oordeel van verweerster relevante informatie. Verweerster is daarin zorgvuldig geweest en niet buiten haar deskundigheid getreden. Het correctierecht omvat niet het recht op correctie van het professionele oordeel en de conclusie van de deskundige.

5.         De beoordeling

Het college stelt voorop dat het b ij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen niet gaat om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of verweerster binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in haar beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

Bij de beoordeling van de vraag of het rapport van verweerster voldoet aan de daaraan te stellen eisen dienen de volgende criteria in aanmerking te worden genomen:

1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het college toetst ten volle of het onderzoek door verweerster uit het oogpunt van

vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of zij in redelijkheid tot haar conclusie heeft kunnen komen.

Met inachtneming van het voorgaande overweegt het college als volgt.

Verweerster is werkzaam bij een onafhankelijk onderzoeksbureau en niet in dienst bij het UWV. Het dossier en in het bijzonder de door haar opgestelde rapportage geven geen aanknopingspunt voor de stelling dat verweerster haar onderzoek niet onafhankelijk zou hebben verricht. Dat het UWV haar rekening heeft betaald maakt dat niet anders.

Het college is van oordeel dat de rapportage van verweerster voldoet aan de daarvoor geldende criteria, inclusief de door verweerster genoemde richtlijn. De conclusies worden voldoende door het rapport gedragen.

Klager heeft gebruik kunnen maken van het inzage- en correctierecht. Hij heeft dat in die zin gedaan dat hij zijn onvrede over de rapportage heeft geuit zonder concreet aan te geven op welke feitelijkheden hij correcties doorgevoerd zou willen zien. Verweerster heeft correct gehandeld door de correspondentie over het concept rapport aan te hechten. Dat klager het met de inhoud van het rapport niet eens is, brengt niet met zich mee dat hij aanspraak zou kunnen maken op blokkeringsrecht. Het blokkeringsrecht is ingevolge artikel 7:464 BW hier niet van toepassing.

Pas in de aanvulling op de klacht heeft klager concreet onderbouwd wat hij in de rapportage als onjuistheden ziet. Verweerster heeft daar in haar definitieve rapport geen rekening mee kunnen houden, voor zover het zaken betreft die gecorrigeerd hadden kunnen worden. Daarbij komt dat klager is uitgegaan van de letterlijke tekst van het door hem met verweerster gevoerde gesprek, terwijl verweerster in het rapport een interpretatie op hoofdlijnen heeft gegeven van dat gesprek, zoals dat ook gebruikelijk is. Het college is van oordeel dat de interpretatie van verweerster weinig verschil toont met de strekking van hetgeen klager haar heeft verteld. Van leugens, verdraaiingen en/of aanpassingen is het college niet gebleken.

Enkele details, zoals een vrijdag in plaats van een donderdag, hadden gecorrigeerd kunnen worden als klager dat tijdig had aangegeven. Overigens is de naam van klager in de rapportage juist gespeld en alleen in de begeleidende brief bij het concept rapport (die niet door verweerster is geschreven) onjuist. Deze punten ondermijnen overigens de verdere onderbouwing van de diagnostiek niet en doen niet af aan de door verweerster getrokken conclusies. Het is daarbij aan verweerster – en niet aan klager – om de diagnostische conclusies te trekken.  

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 31 januari 2020 door:

J. Recourt, voorzitter,

E.D.M. Masthoff en T.A. Wouters, leden-beroepsgenoten,

bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris.

WG       secretaris                                                                                 WG     voorzitter