ECLI:NL:TGZRAMS:2020:17 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/327

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2020:17
Datum uitspraak: 23-01-2020
Datum publicatie: 23-01-2020
Zaaknummer(s): 2019/327
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder (orthopeed) dat hij op onzorgvuldige wijze informatie heeft doorgegeen aan het UWV, waardoor zijn WIA-uitkering is beeindigd. Ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 12 augustus 2019 bij het tuchtcollege te ’s-Gravenhage binnengekomen en vervolgens naar dit college doorgestuurde en op 29 augustus 2019 binnengekomen klacht van

A ,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

orthopedisch chirurg,

werkzaam te D,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: E, verbonden aan F te B.

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 12 december 2019 gehouden vooronderzoek.

De klacht is in raadkamer van 14 januari 2020 behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Verweerder is werkzaam als orthopedisch chirurg en heeft zich toegelegd op oncologische orthopedie. Klager is bekend met multifocale recidiverende reusceltumoren in (onder meer) zijn knieën en zijn enkels. In september 2013 is klager voor de eerste keer op het spreekuur van verweerder geweest in verband met een zwelling in zijn rechterknie als gevolg waarvan klager kampte met instabiliteit.

2.2.      Na onderzoek (bij klager was sprake van een lichte flexiebeperking; extensie en stabiliteit werden als goed beoordeeld) en op basis van de uitslag van een MRI en een afgenomen biopt bleek dat bij klager sprake was (vanwege de geringe toename van de grootte van de massa dorsolateraal van de rechterknie) van een benigne xanthogranulomateuze ontsteking - (fibro)xanthoom - en niet van een reusceltumor.

2.3.      Op 10 december 2013 heeft verweerder klager telefonisch op de hoogte gesteld van deze uitkomst; klager zag af van een operatie. Op 30 maart 2014 is klager opnieuw bij verweerder op consult geweest, waarbij hij aangaf geen klachten te hebben. Verweerder heeft daarop een expectatief beleid voorgesteld.

2.4.      Eind juli 2014 heeft het UWV verweerder – in verband met de beoordeling van de WIA-uitkering van klager – verzocht om zijn bevindingen bij onderzoek, het behandelplan en met welke termijnen rekening gehouden moest worden en welke adviezen verweerder klager had gegeven. Verweerder heeft klager vervolgens uitgenodigd voor zijn spreekuur op 12 augustus 2014. In het medisch dossier van klager staat over dit consult – voor zover van belang – het volgende genoteerd:

speciale anamnese, 12-08-2014 (…)

Gaat goed. Geen veranderingen bemerkt, grootte idem.

Niet voortdurend last. Kan wel lopen, maar hurkend beperkend.

(…)

Orthopedisch onderzoek, 12-08-2014 (…)

Flinke vaste zwelling laterale zijde rechter knie, doorlopend naar knieholte

Flexie 110 graden, volledige extensie

Links kleinere tumor, zelfde consistentie. Goede functie.

Conclusie/diagnose, 12-08-2014 (…)

Klinisch geen aanwijzing voor groei van xanthogranulomateuze afwijkingen beide knieen.

Beleid/behandeling, 12-08-2014

Expectatief, hier geen behandeling gezien afwezigheid van functiebeperking.

(…)”.

2.5.      In het antwoord van verweerder van 12 augustus 2014 aan het UWV staat (onder andere) het volgende vermeld:

(…)

“REDEN VAN BEZOEK

Evaluatie tumoren knieholte beiderzijds

(…)

SPECIËLE ANAMNESE

Gaat goed. Geen verandering bemerkt, grootte idem.

Niet voortdurend last. Kan wel lopen, maar hurken beperkend.

(…)

LICHAMELIJK ONDERZOEK

Orthopedisch onderzoek: Flinke vaste zwelling laterale zijde rechter knie, doorlopend naar knieholte.

Flexie 110 graden, volledige extensie

Links kleinere tumor, zelfde consistentie. Goede functie.

BEELDVORMEND ONDERZOEK

15-10-2013 MRI-knie rechts: geringe toename van de grootte van de massa dorsolateraal van de rechter knie welke kan passen bij (fibro) xanthoom, PVNS niet waarschijnlijk gezien het ontbreken van blooming artefacten en betrokkenheid meerdere gewrichten.

CONCLUSIE/DIAGNOSE

Klinisch geen aanwijzing voor groei van xanthogranulomateuze afwijkingen beide knieën.

BELEID/BEHANDELING

Expectatief, hier geen behandeling gezien afwezigheid van functiebeperking.

(…)”.

2.5.      Per 12 december 2014 heeft het UWV de WIA-uitkering van klager stopgezet. Klager is tegen dat besluit in beroep gegaan, daarbij onder meer aanvoerend dat de verzekeringsarts de verklaring van verweerder te positief heeft uitgelegd. Bij uitspraak van 19 maart 2015 heeft de bestuursrechter geoordeeld dat het UWV de WIA-uitkering van klager terecht had stopgezet, onder meer overwegend dat de rechtbank geen aanleiding ziet het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar & beroep onzorgvuldig te houden of de uitkomst onjuist te achten.

2.6.      Op 8 juni 2015 heeft klager een klacht ingediend bij de klachtencommissie van de zorgaanbieder waar verweerder werkzaam is en op 12 augustus 2019 onderhavige tuchtklacht.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder onjuiste informatie heeft doorgegeven aan het UWV op 12 augustus 2014.

Ter onderbouwing van zijn klacht stelt klager dat in de brief van verweerder aan het UWV staat: ‘gaat goed’ en bij beleid/behandeling: ‘expectatief, gezien afwezigheid functiebeperking’. Volgens klager ging het helemaal niet goed met hem en hij kon helemaal niet werken. Uit die brief heeft de verzekeringsarts afgeleid dat hij wel kon werken.

Volgens klager had hij ook een zenuwbeschadiging toen hij bij verweerder kwam. Hij kwam voor zijn totale ziektebeeld, aan voeten/enkels en knieën. Klager wist niet dat hij alleen was doorverwezen voor zijn knieën.

Ter gelegenheid van het mondeling vooronderzoek heeft klager erkend dat tijdens het eerste consult met verweerder zijn hulpvraag zijn knieën betrof. Volgens klager ging hij echter ook naar de pijnpoli, vanwege zenuwpijn. Klager wil de rechters erop wijzen dat hij een zenuwbeschadiging heeft en daardoor niet kan werken.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

Ter onderbouwing van zijn verweer brengt verweerder naar voren dat de woorden ‘gaat goed’ betrekking hadden op klagers knieën. De functiebeperking ziet orthopedisch gezien op stabiliteit van de gewrichten; klager kon lopen.

Hij heeft daarmee geen oordeel gegeven of klager wel of niet kan werken en wat hij wel of niet kan doen. Dit wordt door klager wel zo opgevat, maar is uitdrukkelijk niet het geval.

Hij gaat niet over zenuwpijn; daarvoor is de neuroloog of de anesthesioloog de aangewezen medisch specialist en daar was klager ook onder behandeling, aldus steeds verweerder.

5.         De beoordeling

5.1.      De vraag die beantwoord moet worden is of verweerder ‘binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening’ is gebleven bij het beantwoorden van de brief van het UWV. Kort gezegd; of hij voldoende zorgvuldig en deskundig heeft gehandeld. Het college is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord.

5.2.      De brief van verweerder aan het UWV van 12 augustus 2014 heeft zich beperkt tot antwoorden op een specifieke vraagstelling en heeft zich beperkt tot uitsluitend relevante, feitelijke informatie, één en ander in overeenstemming met de KNMG-richtlijn

“Omgaan met medische gegevens”. Anders dan klager stelt, heeft verweerder (terecht) geen oordeel gegeven over klagers arbeidsongeschiktheid en hoefde verweerder alleen in te gaan op klagers orthopedische klachten en niet op klagers andere klachten zoals zenuwpijn. Dat valt immers buiten verweerders deskundigheid en verantwoordelijkheid.

5.3.      Wellicht ten overvloede merkt het college op dat klager – wanneer hij wil aantonen dat hij een zenuwbeschadiging heeft, zoals hij heeft verklaard tijdens het mondeling vooronderzoek – hij zich tot een neuroloog of een anesthesioloog dient te wenden.

5.4.      De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 23 januari 2020 door:

W.A.H. Melissen, voorzitter,

T.S. Oei en R.L. Diercks, leden-orthopedisch chirurg,

bijgestaan door A. Kerstens, secretaris.

WG       secretaris                                                                             WG   voorzitter