ECLI:NL:TGZCTG:2020:56 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.053

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:56
Datum uitspraak: 11-02-2020
Datum publicatie: 20-02-2020
Zaaknummer(s): c2019.053
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen medisch adviseur. Klager heeft bij het CIZ een Wlz-aanvraag ingediend voor 24-uurs zorg vanwege klachten na een doorgemaakt ongeval. Beklaagde is werkzaam als medisch adviseur bij het CIZ. Na dossieronderzoek heeft beklaagde een rapportage uitgebracht met een voor klager negatief advies. Klager verwijt beklaagde dat zij een onjuist rapport heeft opgesteld en dat het rapport niet voldoet aan de criteria. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.053 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., arts, werkzaam te D., beklaagde in beide instanties,

gemachtigde: mr. L.R.M. Kater.

1.                  Verloop van de procedure

1.1 A. - hierna klager - heeft op 12 oktober 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 5 maart 2019, onder nummer 2018-255, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

1.2 De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 11 februari 2020, waar zijn verschenen de arts, bijgestaan door

mr. Kater. Klager is, hoewel behoorlijk uitgenodigd, niet verschenen.

1.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling op

11 februari 2020, na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2.                  Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2.      De feiten

2.1       Klager, geboren 12 april 1991, heeft een aanvraag Wlz ingediend bij het E.  voor 24 uurs zorg in verband met aanhoudende pijnklachten hoofd, nek- en schoudergebied na een doorgemaakt ongeval in 2015. Ook is er sprake van hoofdpijn,  CVS klachten en psychische klachten (stemming).

2.2       Verweerster is werkzaam als medisch adviseur bij het E.. Haar is gevraagd de medische gegevens te duiden en een medisch advies (hierna: rapport) op te stellen. De vragen die haar zijn gesteld luiden als volgt:

-           Welke stoornissen en beperkingen komen uit welke aandoening voort en welke

                        grondslagen kunnen hierbij worden aangewezen;

-           Geven de stoornissen en beperkingen voortkomend uit de grondslagen een

                        noodzaak tot 24 uurs zorg en zo ja:

-           Is deze situatie blijvend te noemen.

2.3               Op 27 augustus 2018 heeft verweerster dossieronderzoek gedaan en op

12 september 2018 heeft zij haar rapport uitgebracht. De conclusie en beantwoording van de consultvraag luidt als volgt:

’…. Grondslagen: somatiek en LG

vanwege het medisch uitbehandelde karakter van de CVS/ME en overige somatische klachten wordt de grondslag somatiek hierbij vastgesteld. Vanwege de schade door het ongeval (NAH) wordt de grondslag LG vastgesteld.

onderzoek naar de stoornissen en beperkingen moet nog plaatsvinden; waarna er een uitspraak kan worden gedaan omtrent de noodzaak tot 24 uurs zorg. vanuit de medische informatie kan echter reeds voldoende worden bepaald dat het kan niet worden vastgesteld dat er vanuit de aandoeningen welke aanleiding geven tot bovenvermelde grondslagen er een blijvende noodzaak tot zorg 24 uur per dag in de nabijheid (indien aanwezig) bestaat.

de emotionele klachten en geheugenstoornissen welke na het scooterongeval zijn opgetreden kunnen gedeeltelijk ook verklaard worden door psychische klachten n.a.v. acceptatie van beperkingen. verzekerde lijkt zichzelf te overvragen in functioneren waarbij toename van cognitieve en psychische klachten wordt gezien. deze laatste zaken vallen niet onder een grondslag welke toegang geeft tot de wlz. belangrijk lijkt vooral dat verzekerde de beperkingen en pijn kan gaan accepteren en met de beperkingen om leert gaan en hierdoor wellicht weer wat stappen kan zetten in een toegenomen zelfredzaamheid.’

NB mocht er bij onderzoek zaken naar voren komen welke niet in lijn zijn met bovenstaand advies of bij vragen- opmerkingen over dit advies, dan graag contact met ondergetekende’.

            3.     De klacht

Klager verwijt verweerster dat zij een onjuist rapport heeft opgesteld en het rapport van verweerster niet voldoet aan de criteria waaraan een rapport moet voldoen volgens het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Meer in detail stelt klager:

1.                   dat verweerster heeft vermeld ‘prognose onbekend of niet mogelijk’. Volgens

klager is dit in tegenspraak met wat de medische documentatie laat zien.

2.         dat verweerster klager noch gezien, noch gekeurd heeft en haar medisch advies berust op medische documentatie, zodat van belang is dat alle medische documentatie wordt betrokken.

3.         dat verweerster geen (recente) medische documentatie heeft opgevraagd bij de behandelend artsen en ook geen gerichte vragen aan de behandelaren heeft gesteld, terwijl klager daar wel toestemming voor had gegeven.

4.         dat wordt vermeld dat het dossier voldoende is om een actueel beeld te schetsen, maar volgens klager is het dossier amper compleet en de documenten zijn niet actueel.

5.         dat in het medisch advies wordt gezegd dat de ADL grotendeels zelfstandig is, wat onjuist is en wat klager ook heeft kenbaar gemaakt aan verweerster.

6.         dat in het rapport is vermeld dat het onderzoek naar stoornissen en beperkingen nog moest plaatsvinden. Klager meent dat verweerster dan ook op dat onderzoek had moeten wachten alvorens haar rapport uit te brengen.

7.         dat hij reeds gedragstherapie en acceptatiebehandeling heeft gehad bij F. door een psycholoog en psychiater.

8.         dat iemand met psychische klachten, waardoor deze persoon zich niet kan

                        redden, wel degelijk 24 uur zorg nodig kan hebben.

            4.    Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.       De beoordeling

5.1       Het is de taak van het E. om op grond van de Beleidsregels indicatiestelling Wlz te beoordelen of een cliënt aanspraak kan maken op een indicatie vanuit de Wlz. Verweerster is werkzaam voor het E. als medisch adviseur. Het was in deze de taak van verweerster om te adviseren omtrent de grondslagen en (blijvende) zorgbehoefte op basis van de medisch objectieve gegevens van de behandelende artsen over klager.

5.2       Volgens vaste tuchtrechtelijke jurisprudentie dient een zodanig rapport vanuit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid te voldoen aan bepaalde eisen, zodat uit het rapport het volgende volgt:

a.   de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

b.   een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

c.   een inzichtelijke en consistente uiteenzetting van gronden die de conclusies steunen;

d.   de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

e.   en dient de rapporteur binnen de grenzen van zijn deskundigheid te blijven.

Hierbij wordt ten volle getoetst of het onderzoek door de arts uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van het rapport wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.

5.3       Verweerster heeft in haar verweer, samengevat, het volgende verklaard ter zake van de verwijten van klager:

Ad 1. De vermelding dat de ‘prognose onbekend of niet mogelijk’ is, staat niet in het medisch advies en is dus niet door verweerster genoteerd, maar is door de onderzoeker van het E. die een huisbezoek aan klager heeft gebracht aangevinkt in haar rapport. In haar advies heeft verweerster de informatie van de revalidatiearts van klager overgenomen, dat klager is uitbehandeld. Op grond hiervan heeft verweerster de grondslagen Somatiek en LG (lichamelijke handicap) toegekend. 

Ad 2., 3., 4. Bij de aanvraag had klager verschillende medische stukken toegestuurd, zoals gespecificeerd in het medisch advies. Omdat verweerster uit deze informatie de aanwezige medische diagnoses en de omvang en aard van de hieruit voortkomende klachten kon objectiveren was er voor haar geen noodzaak tot het op voorhand opvragen van nadere informatie.

Ad 5. Alhoewel in een brief van het OCA van medio januari 2018 staat dat met betrekking tot de fysieke belastbaarheid klager op elk domein van de ADL en participatie in de categorie ernstig beperkt scoort, wordt niet aangegeven op welke delen klager beperkt is. Er wordt voornamelijk aangegeven dat klager ernstig beperkt is in het huishouden, hetgeen echter niet onder de ADL valt. Uit twee verzekeringsgeneeskundige rapportages uit begin en eind 2018 wordt door de artsen wel meer specifiek ingegaan op de ADL en blijkt dat klager wel ADL zelfstandig is. Hierbij komt dat het vaststellen van de ernst van de (on)mogelijkheden op het gebied van ADL op het terrein van de onderzoeker van het E. ligt.

Ad 6. Verweerster heeft in haar advies de mogelijkheid van aanpassing daarvan bewust opengelaten zodat na het huisbezoek nog aanvullende medische informatie meegenomen kon worden in het medisch advies, zo nodig na opvragen daarvan.

Ad 7. en 8. Het E. is niet bevoegd waar het gaat om psychische/psychiatrische problematiek en de medisch adviseur is niet bevoegd daar een oordeel over te geven.

5.4       Alle stukken overziend is het College van oordeel dat het rapport van verweerster voldoet aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden zoals gespecificeerd onder 5.2 .

5.5       Het doen van dossieronderzoek om tot een medisch advies te komen is in deze een gebruikelijke en geschikte methode van onderzoek. In haar advies heeft verweerster een overzicht verstrekt van de medische documentatie waarover zij de beschikking had en op basis waarvan zij het onderzoek heeft verricht. Op basis van de stukken heeft zij vastgesteld, dat er voldoende actuele informatie beschikbaar was om tot beantwoording van de voorgelegde vraagstelling te komen. Er is geen aanleiding om te oordelen dat aanvullende informatie had moeten worden opgevraagd, dan wel dat klager door verweerster had moeten worden gezien of onderzocht.

Verweerster heeft in haar advies op inzichtelijke en consistente wijze de aanwezige medische diagnosen en de aard en omvang van de hieruit voortkomende klachten beschreven en op basis hiervan in redelijkheid tot haar conclusies kunnen komen. Zoals door verweerster gesteld en uit haar advies blijkt, heeft zij niet vermeld dat de prognose onbekend is of niet mogelijk is, maar heeft zij op basis van de door haar in het advies beschreven medische informatie vastgesteld dat klager was uitbehandeld. Op grond hiervan heeft zij de grondslagen Somatiek en LG (lichamelijke handicap) toegekend. Voorts heeft verweerster geconcludeerd dat vanuit de medische informatie voldoende kan worden bepaald dat het niet kan worden vastgesteld dat er vanuit de aandoeningen welke aanleiding geven tot de vastgestelde grondslagen er een blijvende noodzaak tot zorg 24 uur per dag in de nabijheid (indien aanwezig) bestaat. Alhoewel verweerster deze vaststelling beter had kunnen motiveren, valt deze reeds te destilleren uit de vermelding dat de verzekeringsarts heeft vastgesteld dat de ADL grotendeels zelfstandig is. In haar verweerschrift heeft verweerster nog toegelicht welke documentatie is gewogen om de ADL zelfstandigheid van klager te beoordelen. Het manco is dan ook niet van dien aard dat dit tot een tuchtrechtelijke maatregel zou moeten leiden. Bovendien heeft verweerster erop gewezen dat het onderzoek van de E. medewerker naar de stoornissen en beperkingen nog moest plaatsvinden, waarna er een definitieve uitspraak zou kunnen worden gedaan omtrent de noodzaak tot

24 uurs zorg.

Het College kan tot slot klager niet volgen in zijn verwijt dat verweerster op het onderzoek van de E. medewerker had moeten wachten alvorens haar rapport uit te brengen. Verweerster heeft haar advies voorafgaand aan dat onderzoek kunnen uitbrengen en heeft juist zorgvuldig gehandeld door te vermelden dat, indien uit het onderzoek nog zaken naar voren zouden komen die niet in lijn zouden zijn met haar advies, men contact met haar zou kunnen opnemen, zodat – aldus heeft zij gesteld - zo nodig aanvullende (medische) informatie opgevraagd zou kunnen worden en het medisch advies opnieuw gewogen zou kunnen worden. Voor wat betreft de psychische problematiek waar klager melding van maakt volgt het College het standpunt van verweerster dat het E. niet bevoegd is waar het gaat om psychische/psychiatrische problematiek en de medisch adviseur niet bevoegd is daar een oordeel over te geven.

5.6  De slotsom is dan ook dat de klacht als ongegrond zal worden afgewezen .

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1              Het door klager ingestelde beroep strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege de zaak in volle omvang beoordeelt en de klacht alsnog gegrond verklaart.

4.2              De arts heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege het beroep te verwerpen.

4.3              Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg door klager geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

4.4              In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 februari 2020 heeft de arts het verweer kort toegelicht.

4.5              Het beraad in raadkamer na de behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg.

4.6              Dit betekent dat de klacht van klager faalt en het beroep zal worden verworpen.

5.                  Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: E.J. van Sandick, voorzitter; L.F. Gerretsen-Visser en

S.M. Evers, leden-juristen en J.H.M. de Brouwer en J.A.W. Dekker, leden-beroepsgenoten en

D. Brommer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 11 februari 2020.

                        Voorzitter   w.g.                                 Secretaris  w.g.