ECLI:NL:TGZCTG:2020:48 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.247

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:48
Datum uitspraak: 11-02-2020
Datum publicatie: 12-02-2020
Zaaknummer(s): c2019.247
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen tandarts. Klaagster heeft zich gewend tot een gespecialiseerd tandheelkundig centrum voor een second opinion over het tandheelkundig handelen van haar tandarts. Verweerster heeft deze second opinion gedaan en hiervan een onderzoeksverslag opgesteld. Klaagster verwijt verweerster onder meer dat zij haar het toegezegde gespreksverslag heeft onthouden en klaagster niet zelf aan twee elementen heeft willen behandelen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster. 

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.247 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., tandarts, werkzaam te D., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. M.A. Feeburg, te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna klaagster – heeft op 7 februari 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. – hierna de tandarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van

21 juni 2019, onder nummer 19/079, heeft dat college de klacht ongegrond verklaard.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

Het Centraal Tuchtcollege heeft van klaagster nog nadere correspondentie ontvangen.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 21 januari 2020, waar zijn verschenen klaagster, in persoon, en de tandarts, in persoon en bijgestaan door mr. M.A. Feeburg, voornoemd. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

 “2.     De feiten

2.1.      Verweerster is sinds 2015 als tandarts werkzaam bij E., afdeling Orale Diagnostiek, met als hoofdtaak het geven van tandheelkundige adviezen en het doen van seconds opinions.

2.2.      Op 3 april 2018 heeft klaagster zich via de website bij E. gemeld voor een second opinion.

2.3       Klaagster heeft bij brief van 6 april 2018 de verwijsbrief van tandarts F. en aanvullende informatie aan E. gestuurd.

2.4       Bij e-mail van 4 mei 2018 is aan klaagster een informatiebrief gestuurd, waarin staat vermeld wat een second opinion inhoudt.

2.5       Op 22 mei 2018 heeft verweerster klaagster gezien voor het uitvoeren van de second opinion naar aanleiding van het verzoek van klaagster om inhoudelijk uitspraak te doen over het tandkundig handelen van tandarts F.. Verweerster heeft de anamnese afgenomen, een klinisch mondonderzoek gedaan en röntgenfoto’s gemaakt om de toestand van het gebit te beoordelen.

2.6       Verweerster heeft een onderzoeksverslag, zoals staat vermeld in het zogenaamde ‘Electronic Health – Tx History’, van de second opinion opgesteld.

2.7       Klaagster heeft op 29 juni 2018 en 8 juli 2018 schriftelijk verzocht om het verslag van de second opinion te mogen ontvangen. Aan klaagster en de verwijzend tandarts is vervolgens het onderzoeksverslag gestuurd.

3.         De klacht en het standpunt van klaagster

Klaagster heeft een klaagschrift ingediend welke voor verweerster en het college, onder meer door de onduidelijke nummering en de niet consequent logische opbouw, moeilijk leesbaar is. Het is voor het college moeilijk vast te stellen waaruit de klachten, of uit welke onderdelen de klachten, precies bestaan. Ook tijdens het vooronderzoek is op dat punt geen volstrekte duidelijkheid verkregen. In een dergelijke situatie dient het college te komen tot een voor de beoordeling van de klacht bruikbare samenvatting van de geuite bezwaren. Op grond van de stukken begrijpt het college, met verweerster, dat de verwijten die klaagster verweerster maakt, kort gezegd en zakelijk weergegeven, inhouden dat:

1.      het toegezegde gespreksverslag van de second opinion klaagster is onthouden;

2.      het verwijtbaar is dat de Tx History wordt gelijkgesteld met het gespreksverslag;

3.      het verzoek van tandarts F., zoals veroord in de verwijsbrief “Zou u samen met mevrouw A. naar de klacht willen kijken en een oplossing willen voorstellen en uitvoeren?”, is tegengehouden;

4.      de patiënt structureel niet is bevraagd.

Over deze klachtonderdelen zal het college een oordeel geven.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Ter toetsing staat verweersters beroepsmatig handelen. Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van dat beroepsmatig handelen gaat het niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in zijn beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

Klachtonderdeel 1

5.2.      Dit klachtonderdeel betreft het verwijt dat verweerster klaagster het gespreksverslag heeft onthouden. Verweerster heeft daartegen aangevoerd dat zij niet heeft toegezegd een gespreksverslag aan klaagster te sturen en dat het ook niet gebruikelijk is een dergelijk verslag op te maken. Wel heeft zij -op verzoek- het onderzoeksverslag aan klaagster doen toekomen.

5.3.      Het college is van oordeel dat verweerster op dit punt niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het opstellen van een gespreksverslag is, zoals verweerster terecht opmerkt, in een situatie als zich hier voordoet niet gebruikelijk. Het komt het college dan ook niet zonder meer waarschijnlijk voor dat verweerster klaagster een dergelijk verslag zou hebben toegezegd. Eerder lijkt er sprake te zijn van een miscommunicatie waar verweerster zou hebben gedoeld op een onderzoeksverslag maar klaagster dat anders heeft begrepen. Daarbij stelt het college vast dat verweerster klaagster wel dat onderzoeksverslag heeft toegezonden. Weliswaar met enige vertraging maar dat enkele feit acht het college niet zodanig verwijtbaar dat dat tot gegrondverklaring van dit klachtonderdeel moet leiden.

Klachtonderdeel 2

5.4       het college stelt vast dat de Tx History het onderzoeksverslag van de second opinion betreft. Dit is geen gespreksverslag en het is het college ook niet gebleken dat verweerster de Tx History gelijk stelt met een gespreksverslag, zoals klaagster stelt. Reeds om die reden kan dit klachtonderdeel niet gegrond worden verklaard. Het college stelt daarbij vast dat het verslag is opgesteld conform de richtlijn Periodiek Mondonderzoek Klinische praktijkrichtlijnen van het G. d.d. 2007 en voldoet aan hetgeen in de beroepsgroep gebruikelijk is.

Klachtonderdeel 3

5.5       Met het derde klachtonderdeel bedoelt klaagster dat verweerster heeft geweigerd om elementen 16 en 47 te behandelen. Verweerster heeft hierover opgemerkt dat het juist is dat zij klaagster niet wilde behandelen (zij behandelt zelf geen patienten maar geeft uitsluitend second opinions) en dat dat ook binnen de setting van E. niet mogelijk was.

5.6.      Het college stelt vast dat klaagster bij verweerster is gekomen voor een second opinion. Dit houdt in dat een tweede mening van een onafhankelijk tandarts over een gebitssituatie of een behandelplan wordt gevraagd. Het doel van een second opinion is om ervoor te zorgen dat de patiënte zich een beter oordeel over de gebitssituatie en/of het behandelplan kan vormen en, in overleg met de eigen tandarts, tot een besluit kan worden gekomen. Uit de richtlijn KNMT Praktijkrichtlijn Second opinion d.d. 2004 volgt dat de tandarts die de second opinion verricht geen direct belang mag hebben bij het probleem of uitvoering en onafhankelijk dient te zijn. De tandarts die de second opininion doet neemt dan ook geen beslissing over de behandeling en neemt de behandeling niet over.

5.7.      Op grond van het vorenstaande is het college dan ook van oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door haar weigering om klaagster te behandelen. Ook dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel 4

5.8       Klaagster stelt met betrekking tot het vierde klachtonderdeel dat zij structureel niet is bevraagd en wijst in dat verband naar de oratie van mevrouw H.; ‘Patiënt en arts moeten elkaar bevragen’. Verweerster voert aan dat zij het stellen van vragen bij een second opinion altijd protocollair doet conform de richtlijn Periodiek Mondonderzoek (PMO) Klinische praktijkrichtlijnen van het G. d.d. 2007 omdat op deze wijze structureel geborgd is dat alle voor de second opinion noodzakelijke vragen worden gesteld.

5.9       Uit het onderzoeksverslag (Tx History) blijkt dat verweerster bij klaagster heeft gehandeld zoals hiervoor omschreven. Er is een anamnese afgenomen en de bevindingen zijn vastgelegd in het onderzoeksverslag; de richtlijn PMO is daarbij gevolgd. Het college is dan ook van oordeel dat er geen sprake van is dat verweerster op dit punt enig tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dat betekent dat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.

Conclusie

5.10     De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Klaagster heeft een uitvoerig beroepschrift ingediend.

4.2       De tandarts voert hiertegen verweer en verzoekt het Centraal Tuchtcollege primair om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, omdat hieruit niet blijkt waarom klaagster het oneens is met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Subsidiair verzoekt de tandarts het Centraal Tuchtcollege om het beroep ongegrond te verklaren.

4.3       Het beroepschrift van klaagster is niet eenvoudig te doorgronden. Het Centraal Tuchtcollege begrijpt het beroepschrift echter aldus, dat klaagster met haar beroep beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen. De tandarts heeft dit ook zo begrepen gelet op het subsidiair gevoerde betoog. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege bestaat er daarom geen aanleiding om klaagster niet in haar beroep te ontvangen.

4.4       Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg door klaagster geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

4.5     In beroep is het debat nog een keer schriftelijk gevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 januari 2020 is aan klaagster uitgelegd dat het debat zich beperkt tot de oorspronkelijke klacht, waarover het Regionaal Tuchtcollege een oordeel heeft gegeven.  Het debat is daarna voortgezet.

4.6      De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege kan zich verenigen met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. Het Centraal Tuchtcollege deelt de conclusie dat de tandarts van haar beroepsmatig handelen geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.7       Dit betekent dat het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep

Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; J.M.T. van der Hoeven-Oud en R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden‑juristen en M. Fokke en R. van der Velden, leden‑beroepsgenoten, en E.D. Boer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2020.

Voorzitter  w.g.          Secretaris  w.g.