ECLI:NL:TGZCTG:2020:25 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.140

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:25
Datum uitspraak: 23-01-2020
Datum publicatie: 23-01-2020
Zaaknummer(s): c2019.140
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. De klacht heeft betrekking op de overleden moeder van klager. Klager verwijt verweerster dat zij niet zorgvuldig heeft gehandeld door Trimethoprim voor te schrijven zonder vooraf een urinetest en bloedonderzoek te doen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.140 van:

A., wonende te B.,

appellant, klager in eerste aanleg,

tegen  

C., huisarts, werkzaam te B., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. J.S.M. Brouwer, verbonden aan DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. te Amsterdam.

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 21 november 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. – hierna de huisarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van 23 april 2019, onder nummer 2018-313, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 17 december 2019, waar zijn verschenen klager, en de huisarts bijgestaan door mr. Brouwer voornoemd.

Zowel klager als de huisarts en haar gemachtigde hebben hun standpunten nader toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

            “2.       De feiten

Op basis van de stukken, waaronder de medische documentatie, stelt het College de volgende feiten vast:

2.1       Klager is de zoon van mevrouw D., geboren in 1921 en overleden op 26 april 2018 (hierna: de moeder).

            2.2       Verweerster is sinds overname op 1 oktober 2016 van de huisartsenpraktijk, waar klager en zijn moeder patiënt waren, de huisarts van zowel klager als zijn moeder. De moeder bezocht de huisarts nauwelijks. De enige gegevens die verweerster bij overname heeft ontvangen waren een tweetal contactmomenten uit 2014 en 2016 en een enkele specialistenbrief uit 2014.

            2.3       Op zaterdagavond, 6 januari 2018, heeft klager contact gehad met de huisartsenpost (verder: HAP), omdat zijn moeder een pijnlijke mictie had. Er is een urineweginfectie vastgesteld, waarvoor Trimethoprim tablet 300 mg 1D1T is voorgeschreven en een nacontrole van de urine is geadviseerd. Een waarneembericht is verzonden aan een huisarts die bij de HAP foutief stond vermeld als de huisarts van de moeder.

            2.4       Donderdagavond laat, 18 januari 2018, heeft klager bij de HAP urine van zijn moeder ingeleverd voor nacontrole. Er was toen nog steeds sprake van een urineweginfectie waarvoor nitrofurantoine capsule 50mg 20.0 prk 4D1c is voorgeschreven. Voorts is urine op kweek gezet. Het waarneembericht is wederom naar de onjuiste huisarts gezonden.

            2.5       De uitslag van de urinekweek op 18 januari 2018 is door het E. ziekenhuis gestuurd naar een (andere) huisarts die in het systeem van het ziekenhuis foutief als huisarts van de moeder stond vermeld.

            2.6       Op donderdag, 15 februari 2018, heeft klager een visite aangevraagd omdat hij ongerust was over zijn moeder. De assistente heeft toen voorgesteld eerst een urinecontrole uit te voeren.

            2.7       Op dinsdag, 20 februari 2018, heeft klager urine van zijn moeder afgegeven op de praktijk van verweerster. Er bleek sprake van een urineweginfectie.

Na overleg met de voor verweerster waarnemende en aanwezige huisarts op de praktijk is een visite ingepland voor de volgende dag.

            2.8       Op woensdag, 21 februari 2018, heeft verweerster de moeder thuis bezocht. Het huisartsenjournaal vermeldt over dit bezoek:

“…. S klachten bij plassen, (geeft zelf geenklachten aan, kreunt echter vd pijn op toilet). Niet ziek, geen koorts. 18 jan nitro kuur gehad via hap

O RR 148/82 pols 62 reg

E cystitis

P R/3 st trimethoprim tabl 300mg (1.1T)

P Indien klachten blijven bestaan kweek….”

            2.9       Op donderdagmiddag, 12 april 2018 is telefonisch contact opgenomen met de praktijk van verweerster. Omdat de praktijk op de donderdagmiddag telefonisch is gesloten, neemt een collega van de F. met praktijk in B. voor verweerster waar. De collega heeft telefonisch met klager gesproken, die vertelde dat de moeder op de maandag plots alleen hakkelend kon praten en op woensdag ook niet zelfstandig kon eten. Lopen ging ook moeizamer. Ze kon wel staan en had geen verlamming aan armen of benen. Het gezicht hing niet scheef, maar de moeder kwam niet goed uit haar woorden. Besproken werd dat bij de moeder 3 weken tevoren een urineweginfectie was vastgesteld waarvoor zij twee keer een kuur heeft gehad. De collega oordeelde dat er sprake zou kunnen zijn van algehele zwakte en sprak af dat klager zich de volgende dat tot de eigen huisarts zou wenden. Hiervan is melding gedaan naar de praktijk van verweerster.

            2.10     Op 13 april 2018 ’s nachts rond 4.00 uur heeft klager telefonisch contact opgenomen met de HAP. Het gezicht en de benen van de moeder waren erg gezwollen, zij reageerde niet meer en kwam erg verward over. Een waarnemend huisarts heeft de moeder van klager thuis bezocht en verwezen naar de afdeling Spoedeisende Hulp van het E. ziekenhuis. Het waarneembericht is wederom aan de in het HAP systeem foutief genoteerde huisarts gezonden. Het verslag vanuit het ziekenhuis werd eveneens aan een (andere) verkeerde huisarts gezonden.

            2.11     In het ziekenhuis bleek sprake van rechts en links decompensatio cordis op basis van een pneumosepsis, waarbij sprake was van ondertemperatuur, verwardheid en wisselend bewustzijn dd delier en moeder werd vervolgens opgenomen. Bericht hiervan is wederom verzonden aan de verkeerde huisarts.

            2.12     Op maandag 16 april 2018 heeft klager naar de praktijk gebeld en meegedeeld dat zijn moeder in het ziekenhuis was opgenomen en op sterven lag. De moeder is op 26 april 2018 in het ziekenhuis overleden. De overlijdensbrief van het ziekenhuis werd wederom aan de verkeerde huisarts gezonden.

3.      De klacht

Klager verwijt verweerster dat zij niet zorgvuldig heeft gehandeld door Trimethoprim Tabl 300mg 3st voor te schrijven zonder vooraf een urinetest en bloedonderzoek te doen. De dosering van het medicijn en de wijze waarop deze medicatie is voorgeschreven is in strijd met het belang van zijn moeder geweest, mede gezien haar leeftijd van 96 jaar. Toen klager de medicatie bij de apotheek ophaalde werd door de medewerkster aldaar gevraagd of er wel lab- en urineonderzoek was gedaan. Hierover is toen telefonisch contact opgenomen met verweerster. Door de handelwijze van verweerster heeft de moeder haar leven niet op een waardige manier kunnen voltooien.

            4.       Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

            5.         De beoordeling

            5.1       Op grond van de stukken stelt het College vast dat de lezingen van partijen voor zover deze de consulten betreffen deels niet overeenkomen. De aantekeningen in het huisartsenjournaal vormen belangrijke aanknopingspunten voor de lezing van verweerster en maken de lezing van verweerster aannemelijk. Er zijn geen aanwijzingen dat de dossiervoering onjuist is. Bij deze stand van zaken gaat het College dan ook uit van hetgeen in het journaal is vermeld over de contacten tussen klager en de praktijk van verweerster, dan wel verweerster. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van de arts, maar op de omstandigheid dat onvoldoende aannemelijk is dat wat in het huisartsenjournaal staat vermeld een onjuiste weergave is van de consulten.

            5.2       Vast staat dat verweerster niet op de hoogte is geweest van de aan 21 februari 2018 voorafgaande contacten van klager met de HAP, omdat de waarneemberichten over deze consulten aan een andere huisarts zijn toegezonden en verweerster deze derhalve niet heeft ontvangen. Zij heeft op 21 februari 2018 de moeder van klager bezocht. Een dag eerder was op de praktijk de urine van de moeder van klager positief getest op een urineweginfectie/cystitis. Bij de moeder van klager thuis heeft verweerster een anamnese, heteroanamnese en een lichamelijk onderzoek uitgevoerd. Van klager heeft zij vernomen dat door de HAP op 18 januari 2018 een kuur nitrofurantoine was voorgeschreven in verband met een urineweginfectie. Op basis van alle bevindingen heeft verweerster Trimethoprim voorgeschreven voor 3 dagen, en wel 3 stuks Trimethoprim 300 mg (in te nemen 1 x per dag 1 tablet, liefst voor het naar bed gaan, zoals op het doosje dat is verkregen van de apotheek staat vermeld). Zij heeft voorts afgesproken dat klager contact zou opnemen als de klachten zouden blijven bestaan of er andere klachten of koorts bij zouden komen, waarna een urinekweek zou worden ingezet. Deze gang van zaken ontmoet bij het College geen bedenkingen. Een bloedonderzoek behoefde niet te worden verricht en verweerster heeft zich zowel bij het bepalen van de medicatie als van de dosering daarvan en de duur van de kuur gehouden aan de NHG Standaard Urineweginfecties. De leeftijd van de moeder van klager maakt dit niet anders.

Dat een medewerkster van de apotheek nog telefonisch contact zou hebben opgenomen met verweerster over de medicatie, hetgeen verweerster overigens heeft ontkend, komt niet aannemelijk voor aangezien niet gebruikelijk is dat de uitslagen van onderzoeken met de apotheker worden gedeeld.

            5.3       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond.”

3.         Beoordeling van het hoger beroep

3.1       In zijn beroepschrift maakt klager bezwaar tegen de feiten zoals deze door het Regionaal Tuchtcollege in de uitspraak in eerste aanleg zijn vastgesteld. Voor het overige heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht. Hij concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en, bij gegrondverklaring, tot veroordeling van de huisarts in de kosten.

3.2       De huisarts voert hiertegen verweer en concludeert tot verwerping van het beroep.

             3.3       Voor wat betreft de weergave door het Regionaal Tuchtcollege van de voor de beoordeling van de klacht relevante feiten zal hierop in het onderstaande door het Centraal Tuchtcollege worden teruggekomen voor zover dit bij de behandeling van het beroep van belang is.

             3.4       In beroep zijn partijen verdeeld over de datum waarop door klager urine van zijn moeder (hierna: patiënte) ter controle bij de (praktijk van de) huisarts is afgeleverd. Klager stelt dat hij, zoals door de assistente telefonisch verzocht, op donderdag 15 februari 2018 in het begin van de middag urine aan een medewerkster van de praktijk heeft afgegeven, terwijl de huisarts stelt dat de urine pas op 20 februari 2018 door klager is langs gebracht. De huisarts heeft ter zitting toegelicht dat zij zelf op donderdagmiddagen niet in de praktijk aanwezig is en dat de praktijk dan gesloten is, maar dat er wel een arts aanwezig is voor spoedgevallen. Het inleveren van de urine dient dan door deze arts en de aanwezige assistente te worden gemonitord.

             3.5       Hetgeen over de aanlevering van de urine in het medisch dossier is genoteerd biedt geen uitsluitsel over de dag waarop dit is gebeurd. Wat er ook zij van de datum waarop de urine bij de praktijk is ingeleverd, in ieder geval staat vast dat toen de huisarts moeder op 21 februari onderzocht en haar medicatie voorschreef, de uitslag van het urineonderzoek aan de huisarts bekend was. Aangaande het antwoord op de vraag of naast het al verrichte onderzoek nog een bloedonderzoek nodig was, sluit het Centraal Tuchtcollege aan bij het door het Regionaal Tuchtcollege op die vraag gegeven antwoord.

             3.6       Op 21 februari 2018 heeft de huisarts patiënte bezocht en heeft zij medicatie voorgeschreven. Klager verwijt de huisarts ook in beroep dat zij niet zorgvuldig heeft gehandeld door Trimethoprim voor te schrijven zonder vooraf een urinetest en bloedonderzoek te doen.

3.7       Op dit punt heeft de behandeling van de zaak in beroep geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege kan zich verenigen met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de huisarts bij het bepalen van de medicatie volgens de NHG Standaard Urineweginfecties heeft gehandeld. Het Centraal Tuchtcollege neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. Dit betekent dat het beroep wordt verworpen.

4.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: A.D.R.M. Boumans, voorzitter; T.W.H.E. Schmitz en

R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en M. van Bergeijk en M. Dees, leden-beroepsgenoten

en M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 23 januari 2020.

Voorzitter  w.g.          Secretaris  w.g.