ECLI:NL:TGZRZWO:2019:155 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 112/2019

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2019:155
Datum uitspraak: 20-12-2019
Datum publicatie: 20-12-2019
Zaaknummer(s): 112/2019
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts ongegrond. De klachtonderdelen zijn niet onderbouwd en ook uit het medisch dossier blijkt niet dat de door klager gestelde feiten zich hebben voorgedaan. De klacht is kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 20 december 2019 naar aanleiding van de op 3 juni 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , huisarts, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. drs. S. Slabbers, verbonden aan de VvAA te Utrecht,

b e k l a a g d e               

1.       HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

-                      het klaagschrift met bijlage;

-                      de brief van de secretaris van het college van 21 juni 2019 aan klaagster;

-                      de brief van klaagster van 25 juni 2019;

-                      het verweerschrift;

-                      gedeelten uit het medisch dossier van klaagster;

-                      de repliek van klaagster;

-                      de dupliek van beklaagde;

-                      het proces-verbaal van het vooronderzoek, gehouden op 10 oktober 2019.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.       DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster is geboren in 1971. Zij is acht jaar geleden in B komen wonen en ingeschreven bij huisartsenpraktijk B. Aanvankelijk was een collega van beklaagde haar huisarts; sinds zes jaar is beklaagde dat.

Beklaagde is bekend met psychiatrische klachten.

In de periode vanaf 6 augustus 2018 heeft klaagster meermaals om het voorschrijven van sondevergoeding gevraagd. Omdat daarvoor geen indicatie bestond heeft beklaagde dit geweigerd. Op 31 augustus 2018 is klaagster zonder afspraak op de praktijk verschenen met het verzoek sondevoeding voor te schrijven. Beklaagde heeft niet aan dat verzoek voldaan.

3.       HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat beklaagde:

1.    zich handtastelijk heeft vergrepen aan klaagster toen zij op de praktijk kwam voor sondevoeding;

2.    een onkundige omgang met klaagster heeft en niet functioneert als huisarts;

3.    onvoldoende zorg verleent in verband met de beenklachten van klaagster;

4.    ten onrechte de morfine plotseling heeft gestaakt;

5.    onterecht heeft geweigerd een zorgambulance te regelen;

6.    een dossier heeft vernietigd en werkt met twee dossiers.

4.            HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde heeft de klachten gemotiveerd bestreden. Hij ontkent dat hij zich handtastelijk aan haar heeft vergrepen, dat hij de morfine heeft gestaakt, dat hij geweigerd heeft een zorgambulance te regelen en dat hij met twee dossiers werkt en een dossier zou hebben vernietigd. Ten aanzien van de klacht dat hij een onkundige omgang heeft met klaagster en niet functioneert als huisarts, stelt beklaagde dat klaagster de klacht onvoldoende heeft gemotiveerd, zodat voor hem niet duidelijk is waar zij op doelt. Verder stelt hij dat hij juist veel voor klaagster doet, onder andere in de sfeer van verwijzingen, maar dat zij niet optimaal gebruik maakt van de aangeboden hulp. Ten aanzien van de klacht dat hij onvoldoende zorg heeft verleend in verband met de beenklachten van klaagster, heeft beklaagde aangegeven dat hij – in verband met de klacht over handtastelijkheden – heeft besloten voorlopig geen huisbezoeken aan beklaagde te brengen. Om die reden heeft niet hij, maar zijn vaste waarnemer een huisbezoek aan klaagster gebracht en haar benen onderzocht. Verder heeft hij een reumatoloog verzocht klaagsters been te onderzoeken, maar omdat de reumatoloog in D werkt en klaagster een reumatoloog in E wenste, heeft zij van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

5.        DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1    

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2    

Ten aanzien van de eerste klacht overweegt het college het volgende. Beklaagde heeft toegelicht dat hij, toen klaagster op 31 augustus 2018 onaangekondigd bij hem op de praktijk kwam, nogmaals aan haar heeft uitgelegd dat voor het voorschrijven van sondevoeding geen indicatie bestond. Toen zij vervolgens – ondanks herhaald verzoek – weigerde de spreekkamer te verlaten, heeft beklaagde volgens eigen zeggen om escalatie te voorkomen, zelf de spreekkamer verlaten. Nu klaagster en beklaagde een wezenlijk andere beschrijving van het incident geven, kan het college niet vaststellen wat er precies is gebeurd. Gelet daarop moet de klacht op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

5.3    

Ten aanzien van de tweede klacht oordeelt het college dat uit het medisch dossier blijkt dat beklaagde veel aandacht aan klaagster besteedt en haar waar nodig verwijst naar specialisten. Dat hij onkundig met klaagster zou omgaan en niet als huisarts zou functioneren is niet gebleken. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

5.4    

Dat beklaagde onvoldoende zorg zou besteden aan de beenklachten van klaagster is evenmin gebleken. Hij heeft een vaste waarnemer op huisbezoek laten gaan om klaagsters benen te onderzoeken en hij heeft aangeboden haar naar een reumatoloog te verwijzen. Dat klaagster daar geen gebruik van heeft gemaakt, omdat zij een reumatoloog in E wenste, kan beklaagde niet worden verweten. Het derde klachtonderdeel is ongegrond.

5.5    

Dat beklaagde de morfine zou hebben gestaakt, zoals door klaagster is gesteld, wordt door hem betwist en blijkt ook niet uit het dossier. Om die reden is het vierde klachtonderdeel ongegrond.

5.6    

Dat beklaagde geweigerd zou hebben een zorgambulance te regelen is niet gebleken uit het dossier. Evenmin is gebleken dat er een situatie is geweest waarin het regelen van een zorgambulance aan de orde was. Het vijfde klachtonderdeel is daarom eveneens ongegrond.

5.7    

Ten aanzien van klaagsters stelling dat beklaagde met twee dossiers werkt en een dossier (gedeeltelijk) zou hebben vernietigd, overweegt het college dat deze klacht niet is onderbouwd. Overigens is ook niet gebleken dat beklaagde met twee dossiers zou werken en een dossier (gedeeltelijk) zou hebben vernietigd. Ook dit klachtonderdeel is om die reden ongegrond.

5.8    

Het voortgaande leidt tot de conclusie dat de klacht kennelijk ongegrond is . Beklaagde kan met betrekking tot de klachtonderdelen geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6.       DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gegeven door P.E.M. Messer-Dinnissen, voorzitter, M.D. Klein Leugemors en    A.A.G. van den Ende, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van E.N.M. van de Beld, secretaris.

                                                                                                                                  voorzitter

  secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.     Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.     Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.     Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.