ECLI:NL:TGZRZWO:2019:125 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 074/2019

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2019:125
Datum uitspraak: 17-10-2019
Datum publicatie: 17-10-2019
Zaaknummer(s): 074/2019
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht tegen sociaal psychiatrisch verpleegkundige die werkzaam is als gespreksvoerder Jeugd bij een gemeente. In deze functie verbindt beklaagde jeugdigen en gezinnen naar de zorg. Klacht is niet-ontvankelijk, omdat geen sprake is van handelen in hoedanigheid van verpleegkundige.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 17 oktober 2019 naar aanleiding van de op 15 april 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A en B , wonende te C,

bijgestaan door M. de Groot,

k l a g e r s

-tegen-

D, verpleegkundige, werkzaam te C,

bijgestaan door E,

b e k l a a g d e

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

-          het klaagschrift met de bijlagen;

-          het verweerschrift met de bijlagen;

-          de brief van klagers van 6 juni 2019 met bijlage;

-          het proces-verbaal van het op 5 september 2019 gehouden mondeling vooronderzoek.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Beklaagde is opgeleid tot sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Zij is thans werkzaam als gespreksvoerder Jeugd bij de gemeente C. In deze functie is het haar primaire taak om samen met de jeugdige en zijn/haar ouders te zoeken naar een passende oplossing voor hulpvragen die in het kader van de Jeugdwet bij de gemeente zijn ingediend.

Klagers zijn de ouders van F, geboren in 2001 (verder: betrokkene). Betrokkene heeft een diagnose in het autistisch spectrum.

Klagers hebben betrokkene in maart 2017 aangemeld bij de G, omdat betrokkene was vastgelopen na de overplaatsing van regulier onderwijs naar het cluster 4 onderwijs.

Op 10 mei 2017 heeft de psychotherapeute van betrokkene contact opgenomen met beklaagde vanwege de verslechterde thuissituatie van betrokkene en de wens van klagers dat betrokkene voor een time-out uit huis zou gaan, zodat iedereen tot rust zou kunnen komen.

Beklaagde heeft verschillende gesprekken gevoerd met klagers en betrokkene over een tijdelijke verblijfplek voor betrokkene. Klagers en betrokkene hebben hierover geen overeenstemming bereikt.

Op 29 juni 2017 heeft beklaagde contact gehad met de Raad voor de Kinderbescherming over de verblijfplek voor betrokkene. Betrokkene is vervolgens tegen de wens van klagers geplaatst bij de H in C.

Op 6 juli 2017 is de situatie rondom betrokkene besproken tijdens een jeugdbeschermingstafel, waarbij ook medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

Op 17 juli 2017 hebben klagers een klacht ingediend bij de gemeente C over de werkwijze en de behandeling door beklaagde. De gemeente C heeft deze klacht ongegrond verklaard.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER/KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klagers verwijten beklaagde -zakelijk weergegeven- dat zij ten onrechte een jeugdbeschermingtafel heeft belegd, dwingend heeft geopereerd, onzorgvuldig heeft gecommuniceerd en onvoldoende is ingegaan op de hulpvragen van klagers en betrokkene.

4.    HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert -zakelijk weergegeven- aan dat haar tuchtrechtelijk geen verwijt kan worden gemaakt.  

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college heeft allereerst de vraag te beantwoorden of klagers in hun klacht kunnen worden ontvangen. Het college overweegt daartoe het volgende.

5.2

Op grond van artikel 47, eerste lid, onder a en b, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) kan worden geklaagd over het handelen of nalaten in strijd met de zorg die een beroepsbeoefenaar behoort te betrachten ten opzichte van de patiënt en diens naaste betrekkingen (de eerste tuchtnorm) en over ander handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijke beroepsbeoefenaar betaamt (de tweede tuchtnorm). Daarbij is vereist dat sprake is van handelen “in die hoedanigheid” waarvoor een inschrijving in het BIG-register bestaat.

5.3

Aangezien beklaagde in het BIG-register is ingeschreven als verpleegkundige, moet worden getoetst of sprake is van handelen in de hoedanigheid van verpleegkundige. Naar het oordeel van het college is daarvan geen sprake geweest, omdat beklaagde alleen als gespreksvoerder Jeugd betrokken is geweest bij de afhandeling van de bij de gemeente C ingediende hulpvraag. Vanuit deze rol heeft beklaagde verschillende gesprekken gevoerd met klagers en betrokkene. De rol van beklaagde is om jeugdigen en gezinnen te verbinden naar de zorg waarbij geen sprake is van een verpleegkundige functie. Evenmin worden door beklaagde verpleegkundige handelingen verricht. Van werkzaamheden als sociaal psychiatrisch verpleegkundige is geen sprake geweest. Daarnaast is van belang dat een opleiding tot sociaal psychiatrisch verpleegkundige geen vereiste is voor de functie van gespreksvoerder Jeugd. Beklaagde heeft in dit verband aangevoerd dat deze functie ook met een achtergrond in maatschappelijk werk, sociaal pedagogische hulpverlening of pedagogiek kan worden vervuld.

5.4

Gelet op het voorgaande komt het college tot het oordeel dat de klacht niet-ontvankelijk is.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gegeven in raadkamer door J.R. Recourt, voorzitter, B. Nijhuis-Prigge en R. Broeren-Woudstra, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van E.N.M. van de Beld, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.