ECLI:NL:TGZRSGR:2019:224 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-345a

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:224
Datum uitspraak: 10-12-2019
Datum publicatie: 10-12-2019
Zaaknummer(s): 2018-345a
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een mdl-arts. De mdl-arts kon in redelijkheid tot de diagnose komen, er zijn geen aanwijzingen dat de diagnose onjuist was. Na het stellen van de diagnose is een passende behandeling toegepast. Er zijn geen aanwijzingen dat klager door toedoen van beklaagde zieker is geworden , ook niet dat er sprake is van een interne verwijscultuur binnen het ziekenhuis. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, maag-, darm- en leverarts,

werkzaam te B,

beklaagde,

gemachtigde: mr. W.R. Kastelein werkzaam te Zwolle.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 18 december 2018;

-      het aanvullend klaagschrift, ontvangen op 21 januari 2019;

-      het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 14 maart 2019;

-      het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 17 april 2019;

-      de aanvullende brief van klager, overgelegd tijdens het mondelinge vooronderzoek;

-      de brief van beklaagde, ontvangen op 13 mei 2019.

1.2              Het College heeft de klacht op 30 oktober 2019 in raadkamer behandeld.

2.                  De feiten

2.1              Klager, geboren in 1964, is van 6 maart 2016 tot 11 maart 2016 opgenomen geweest op de afdeling maag-, darm- en leverziekten van het D in B (hierna: het ziekenhuis).

2.2              Beklaagde heeft in de ontslagbrief van 12 maart 2016, gericht aan de huisarts van klager, voor zover hier van belang, opgeschreven:  

Reden van opname

Hepatische encephalopathie bij gedecompenseerde levercirrose

Voorgeschiedenis

Augustus 2015 trauma capitis bij alcohol intoxicatie

2012 Leverbiopt: Steatohepatitis met forse fibrose cq. beginnende cirrose, mogelijk obv alcohol

1999 bronchiaal asthma

DM type II

Hypertensie

Anamnese

Moeder heeft ambulance gebeld, vertoonde raar gedrag en zou mogelijk weggeraakt zijn. Vertelt zelf vandaag 2 keer een verkramping over het hele lichaam gehad te hebben. Duurt een paar minuten en dan is het weer weg. Is nu ook niet meer aanwezig. Heeft afgelopen weken veel last van pijn achter de ogen. Van de huisarts al 2x antibioticakuur op verdenking bijholte ontsteking, echter geen effect. Nu geen koorts.

Intox: drinkt 1E rode wijn per dag, geen drugs gebruikt.

Trac resp: Geen dyspnoe of hoesten

Trac circ: geen pijn op de borst, geen palpitaties

Trac dig: geen misselijkheid of braken, normale ontlasting

Trac uro: normale mictie

Medicatie bij opname (…)

Lichamelijk onderzoek

Metingen: Pols: 81/min RR  Rechts 155/91 mmHg  Temp: 37,2 gr. C (oor) Resp: 14 / min SaO2: 93%

Algemeen: Niet acuut zieke patient, maakt een trage indruk (…)

Cor: S1S2 geen souffles

Pulm: VAG geen bijgeluiden

Abdomen: Normale peristaltiek, wisselende tympanie, soepele buik, geen palpabele weerstanden, geen hepatomegalie, geen leverstigmata

Extremiteiten: slank en warm

Laboratorium onderzoek

Bij opname 06.03.2016 04:07: (…) Ammoniak 111µmol/l (…)

06.03.2016 11:29: (…) Ammoniak 58 µmol/l

(…)

Beloop en bespreking

Bovengenoemde 52-jarige man wordt opgenomen met het beeld van hepatische encephalopathie en een hyperglycaemische ontregeling bij een onbehandelde diabetes mellitus. Er wordt gestart met lactulose, de diuretica worden tijdelijk gestaakt en in overleg met de Interne Geneeskunde wordt gestart met een insulinepomp voor regulatie van de glucosewaarden. Er wordt geen ascites aangetoond. Patient blijkt wel sinds enkele weken last te hebben van bijholte-ontsteking. De KNO-arts wordt in consult gevraagd en stelt een rhinosinusitis vast, waarvoor antibiotica en neusdruppels worden gestart. Poliklinisch zal nog een CT-scan volgen ter nadere evaluatie.

Waarschijnlijk zijn de hyperglaecemische ontregeling met dehydratie en de recente infecties oorzaken voor de decompensatie van de levercirrose.

Patient knapt klinisch spoedig op waarop de diuretica weer herstart worden, echter zijn glucosewaarden zijn moeilijk te reguleren. Hij is daarnaast moeilijk te instrueren wat betreft dieet en subcutaan insuline toedienen, hoewel dit hem herhaaldelijk wordt geïnstrueerd. Patient weigert pertinent thuiszorg voor hulp hierbij.

Hij kan op 11-03-2016 naar huis worden ontslagen en zal poliklinisch vervolgd worden door zowel de MDL-arts als de internist en de KNO-arts.

De huisarts is op de dag van ontslag telefonisch ingelicht over bovenstaande.

Conclusie

52-jarige man, bekend met DM II en alcoholische levercirrose, actueel alcoholgebruik, met:

1.      Hepatische encephalopathie bij gedecompenseerde levercirrose DD bij 2, 3;

2.      Hyperglycaemische ontregeling bij onbehandelde DM II waarvoor instelling op insulince s.c.;

3.      Hoofdpijnklachten bij rhinosinusitis wv neusdruppels en antibiotica en poliklinisch vervolg KNO;

Medicatie bij ontslag

(…) lactulose 3 dd 20 ml (…)

Controle op polikliniek MDL: ja.”

3.                  De klacht

Klager verwijt beklaagde, zakelijk weergegeven, dat zij een onjuiste diagnose heeft gesteld, namelijk hepatische encephalopathie. Verder verwijt klager beklaagde dat hij viermaal in het ziekenhuis is opgenomen en telkens zieker naar huis is gestuurd en dat hij is volgepropt met medicijnen. Klager verwijt beklaagde ook dat het ziekenhuis een interne verwijscultuur heeft, waardoor zijn klachten zijn verergerd.

4.                  Het standpunt van beklaagde

De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

5.1              Ten aanzien van het verwijt dat beklaagde een onjuiste diagnose heeft gesteld, overweegt het College als volgt.

5.2              Beklaagde heeft in haar verweer toegelicht dat bij het afnemen van de anamnese bleek dat klager trage reacties had. Daarnaast werd in het bloed van klager een hoog gehalte ammoniak gevonden, 111 mmol/l, terwijl het ammoniakgehalte in het bloed onder de referentiewaarde van 33 mmol/l hoort te liggen. Deze bevindingen kunnen op hepatische encephalopathie wijzen, een syndroom dat wordt gekenmerkt door mentale en neuromusculaire stoornissen en dat onder andere kan ontstaan bij patiënten met ernstige acute en chronische leverziekten . Naar het oordeel van het College heeft beklaagde, op basis van deze bevindingen bij klager, terecht rekening gehouden met de diagnose hepatische encephalopathie. Zijn trage reacties en de gegevens uit de anamnese pasten bij die diagnose, in samenhang gezien met de bij klager geconstateerde gedecompenseerde levercirrose en in combinatie met de gevonden electrolytstoornissen, de ontregelde diabetes en bijholteontsteking. Beklaagde heeft klager zorgvuldig onderzocht, de anamnese afgenomen en haar bevindingen op navolgbare wijze geïnterpreteerd. Zij kon in redelijkheid tot de gestelde diagnose komen en er zijn ook geen aanwijzingen dat die diagnose onjuist was. Na het stellen van de diagnose heeft beklaagde bovendien een passende behandeling voor hepatische encephalopathie toegepast, door onder andere het toedienen van lactulose. Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.

5.3              Klager heeft het verwijt dat hij tot vier keer toe zieker naar huis is gestuurd dan hij het ziekenhuis is binnengekomen en dat hij is volgepropt met medicijnen niet concreet onderbouwd ten opzichte van beklaagde. Dit verwijt aan het adres van beklaagde wordt evenmin ondersteund door het overgelegde medische dossier. Het klopt dat klager in maart 2016 veel verschillende medicijnen gebruikte, maar daarvoor bestond gezien zijn medische toestand ook aanleiding. Er zijn geen aanwijzingen dat hij door toedoen van beklaagde zieker is geworden of dat zij hem onnodig medicatie heeft voorgeschreven.

5.4              Ook het verwijt dat het ziekenhuis een interne verwijscultuur heeft, waardoor klagers klachten zouden zijn verergerd, is niet nader onderbouwd. Gebleken is dat tijdens de opname van klager een internist en een KNO-arts in consult zijn geroepen. Voor zover dit door beklaagde is beslist, had zij daar, gelet op de situatie van klager, goede redenen voor. Deze zorgverleners hebben blijkens het dossier zo goed mogelijk en in onderlinge afstemming de klachten en ziektebeelden behandeld waarmee klager in het ziekenhuis was gekomen. Het is niet aannemelijk geworden dat de klachten van klager daardoor verergerd zijn.

5.5              Uit het voorgaande volgt dat beklaagde geen tuchtrechtelijke verwijten kunnen  worden gemaakt. Daarom zal het College zonder nader onderzoek beslissen dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6.                  De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 10 december 2019 door N.B. Verkleij, voorzitter,

A.C. Hendriks, lid-jurist, J.F. Hamming, J.Q.P.J. Claessen en J.W. van’t Wout,

leden-beroepsgenoten, bijgestaan door W.A. de Vries, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris is buiten staat

                                                                                                          te tekenen

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.        Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.       Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.        Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.