ECLI:NL:TGZRSGR:2019:212 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-110c

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:212
Datum uitspraak: 19-11-2019
Datum publicatie: 19-11-2019
Zaaknummer(s): 2019-110c
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige is niet verantwoordelijk voor de vraag of dwangmedicatie moet worden toegediend. Geen aanwijzingen dat de verpleging klager middels depot drugs inspuit, ook niet dat de gang van zaken omtrent de bloedafname onjuist is. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.    

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

verblijvende te B,

klager,

tegen:

C, verpleegkundige,

werkzaam te B,

beklaagde.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      het klaagschrift, ontvangen op 10 juli 2019;

-      het verweerschrift met bijlage.

1.2              De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3              Het College heeft de klacht op 9 oktober 2019 in raadkamer behandeld.

2.                  De feiten

2.1              Klager is sinds 1996 in zorg bij D en haar rechtsvoorgangster. Beklaagde is als verpleegkundig specialist GGZ werkzaam bij D.

2.2              In de psychiatrische voorgeschiedenis van klager komen diverse gedwongen opnames voor in verband met psychotische decompensaties en gevaar voor agressie veroorzaakt door medicatie-ontrouw en middelenmisbruik.

2.3              Beklaagde is vanaf september 2018 betrokken bij de behandeling van klager.

3.                  De klacht

Klager verwijt de beklaagde zakelijk weergegeven:

1)      dat de medicamenteuze dwangbehandeling onrechtmatig is;

2)      dat hij de verkeerde medicatie krijgt;

3)      dat hij geen bloedafname wil.

4.                  Het standpunt van beklaagde

De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

5.1              Het eerste klachtonderdeel betreft de medicamenteuze dwangbehandeling. Beklaagde is regie behandelaar van de afdeling waar klager verblijft en in die hoedanigheid verantwoordelijk voor de zorg die op de afdeling gegeven wordt. Beklaagde is niet verantwoordelijk voor de vraag of dwangmedicatie moet worden toegediend. Beklaagde kan op dit punt dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt, het eerste klachtonderdeel faalt.

5.2              Als tweede klachtonderdeel betoogt klager dat de verpleging hem middels depot drugs inspuit, als gevolg waarvan hij positief test op drugs. Beklaagde betwist dit klachtonderdeel. In het dossier heeft het College ook geen aanwijzingen gevonden voor de juistheid van het betoog van klager. Ook dit klachtonderdeel faalt dan ook.

5.3              Ten slotte het klachtonderdeel over de bloedafname. Beklaagde heeft in het verweerschrift aangevoerd dat op 12 juli 2017 voor het laatst bloed is afgenomen bij klager. Nadien heeft klager bloedafname niet meer toegestaan en is ook geen bloed meer afgenomen. Het College heeft in het dossier geen aanwijzingen gevonden dat deze gang van zaken onjuist zou zijn. Er is daarom bij de behandeling van klager op dit punt niet in strijd met de wens van klager gehandeld. Ook het derde klachtonderdeel is ongegrond.

5.4              Aan de andere opmerkingen van klager gaat het College voorbij, ofwel omdat de relevantie daarvan voor de klacht ontbreekt ofwel omdat beklaagde deze heeft bestreden en enig verwijt niet valt vast te stellen.

5.5              Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.

6.                  De beslissing

Het College:

-      verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 19 november 2019 door  E.J. Daalder, voorzitter, I.M. Bonte, W.M.E. Bil, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.C. Zandman, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.