ECLI:NL:TGZRSGR:2019:211 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-110a

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:211
Datum uitspraak: 19-11-2019
Datum publicatie: 19-11-2019
Zaaknummer(s): 2019-110a
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Het College volgt de keuze om een medicamenteuze dwangbehandeling te starten. De psychiater heeft geen rechterlijke machtiging afgegeven. Het College volgt de psychiater ook waarom bepaalde medicatie niet is voorgeschreven. Overige klachtonderdelen eveneens ongegrond. Klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot schadevergoeding. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.    

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

verblijvende te B,

klager,

tegen:

C, psychiater,

werkzaam te B,

beklaagde.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 1 mei 2019;

-      de brieven van klager ontvangen op 2 mei 2019, 20 juni 2019 en 4 juli 2019;

-      het verweerschrift met bijlagen.

1.2              De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3              Het College heeft de klacht op 9 oktober 2019 in raadkamer behandeld.

2.                  De feiten

2.1              Klager is sinds 1996 in zorg bij D en haar rechtsvoorgangster. Beklaagde is als psychiater werkzaam bij D.

2.2              In de psychiatrische voorgeschiedenis van klager komen vele gedwongen opnames voor in verband met psychotische decompensaties en gevaar voor agressie veroorzaakt door medicatie-ontrouw en middelenmisbruik.

2.3              Beklaagde is vanaf september 2018 de behandelend psychiater van klager.

3.         De klacht

Klager verwijt de beklaagde zakelijk weergegeven:

1)      dat de door hem ondergane medicamenteuze dwangbehandeling onrechtmatig is, ook is de hoogte van de dosering onjuist en zijn er bijwerkingen;

2)      dat de rechterlijke machtiging onrechtmatig is;

3)      schade te hebben veroorzaakt ad 10.000 euro;

4)      het weigeren van Viagra;

5)      dat de verpleging hem middels depot drugs inspuit.

6)      dat zij hem van zijn vrijheden berooft.

4.                  Het standpunt van beklaagde

De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

5.1              Het eerste klachtonderdeel betreft de toegepaste medicamenteuze dwangbehandeling. In september 2018 is beklaagde gestart met deze behandeling omdat klager toenemend psychotisch werd en zijn orale medicatie weigerde. Het behandelplan voorziet in het toepassen van dwangmedicatie fluanxol depot. De second opinion van een niet betrokken psychiater is dat dwangbehandeling geïndiceerd is. De geneesheer directeur heeft ingestemd met de dwangbehandeling. Gelet op het beeld dat beklaagde van klager heeft geschetst, volgt het College haar in de keuze om een medicamenteuze dwangbehandeling te starten. Zowel het gekozen medicijn als de dosering zijn passend bij het ziektebeeld van klager. Bij de verlenging van de dwangbehandeling is beklaagde niet betrokken, zodat haar daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het eerste klachtonderdeel faalt.

5.2              Beklaagde geeft als psychiater geen rechterlijke machtiging af, die machtiging wordt door een rechter wordt afgegeven. Hoewel een geneeskundige verklaring vaak, maar niet altijd van doorslaggevende betekenis is bij het afgeven zo’n machtiging, kan van het afgeven van een rechterlijke machtiging beklaagde geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Klachtonderdeel twee faalt.

5.3              De door klager gevorderde schadevergoeding kan niet worden toegewezen omdat het college niet bevoegd is tot het toekennen van enige vorm van schadevergoeding of financiële compensatie. Ten aanzien van klachtonderdeel 3 is klager dan ook niet-ontvankelijk.

5.4              Het volgende klachtonderdeel is de weigering van Viagra. Beklaagde heeft in het verweerschrift toegelicht waarom deze medicatie niet is voorgeschreven. Het College volgt beklaagde in deze keuze. Het klachtonderdeel faalt.

5.5              Als vijfde klachtonderdeel betoogt klager dat de verpleging hem middels depot drugs inspuit, als gevolg waarvan hij positief test op drugs. Beklaagde ontkent dit klachtonderdeel. In het dossier heeft het College ook geen aanwijzingen gevonden voor de juistheid van het betoog van klager. Ook dit klachtonderdeel faalt dan ook.

5.6              Ten slotte klaagt klager over het beroven van zijn vrijheden. Vanaf september 2018 is klager met rechterlijke machtiging opgenomen bij D. Als behandelend psychiater is het de taak van beklaagde een afweging en inschatting te maken of verlof in het kader van de lopende BOPZ maatregel verantwoord is. Door klager is onvoldoende duidelijk gemaakt waarom beklaagde deze afweging en inschatting niet op juiste gronden heeft gemaakt. Het College heeft hiervoor ook geen aanwijzingen gevonden in het dossier. Dit klachtonderdeel faalt.

5.7              Aan de andere opmerkingen van klager gaat het College voorbij, omdat de relevantie daarvan voor de klacht ontbreekt dan wel omdat beklaagde deze heeft bestreden en enig tuchtrechtelijk verwijt niet valt vast te stellen.

5.8              Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.

6.                  De beslissing

Het College:

-      verklaart het verzoek tot vergoeding van schade niet-ontvankelijk en de klacht kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 19 november 2019 door  E.J. Daalder, voorzitter, E.B. Schaafsma-van Campen, lid-jurist, M. Bezemer, J. Koster, H.C. Baak, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.C. Zandman, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.