ECLI:NL:TGZRSGR:2019:202 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-030c

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:202
Datum uitspraak: 19-11-2019
Datum publicatie: 19-11-2019
Zaaknummer(s): 2019-030c
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Tijdens de consulten waren er geen aanwijzingen voor diverticulitis bij klaagster, mede gelet op de NHG Standaard Diverticulitis. Beklaagde kan dan ook niet verweten worden dat zij een diverticulitis gemist heeft, zij heeft op de juiste gronden tot de diagnose obstipatie kunnen komen. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, huisarts,

werkzaam te D,

beklaagde,

gemachtigde: mr. M.J. de Groot, werkzaam te Utrecht.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 5 februari 2019;

-      het aanvullend klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 19 februari 2019;

-      het medisch dossier, ontvangen van klaagster op 21 maart 2019;

-      het verweerschrift met bijlagen;

-      het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 6 juni 2019.

1.2              Het College heeft de klacht op 8 oktober 2019 in raadkamer behandeld.

2.                  De feiten

2.1              Klaagster, geboren in 1956, is door beklaagde veelvuldig gezien in verband met klachten als vermoeidheid, slaapapneu, stemmingswisselingen en overmatig alcoholgebruik. Beklaagde is als huisarts verbonden aan huisartsenpraktijk [..].

2.2              In april, september en november 2015 zijn de bloedsuikerwaarden van klaagster geprikt. Op 15 september 2015 waren de nuchtere glucosewaarden 6,6 en 6,8 en op 19 november 2015 was deze 6,2.

2.3              Daarna is klaagster verwezen naar de praktijkondersteuner van de praktijk, die klaagster op 2 december 2015 heeft gezien. Het medisch dossier vermeldt hierover:

[.]      Nu gluc 6.0 HbAlc 44 -> 6.2% LDL 4.1 Ratio 5.3 eGFR 98 RR 144/88 pols 96 reg sat 97% BMI 39.5

[.]        Adipositas

[.]        Advies naar een dietiste te gaan voor overleg afvallen door letten op voeding Co / 3 mnd met een nuchtere glucose ( nog geen diabeet genoemt ) IZP: Meer bewegen door een tafelfiets letten op voeding Streefdoelen: Glucose ,6.0 ”.

2.4              Klaagster heeft in de periode van juni 2015 tot 7 januari 2016 drie keer contact gehad met beklaagde in verband met buikklachten. Op 22 juni 2015 heeft beklaagde klaagster op het spreekuur gezien in verband met moeheid en een dikke buik. Het medisch dossier vermeldt over dit consult:

[.]      is moe, komt aan, dikke enkels, dikke buik.Def komt ook moeizaam elke dag maar wel hard, zonder bloed of slijm.Is gestopt met roken en drinken, maar meer bewegen/anders eten blijft lastig

[.]        Abd;soepele buik spaarzame p Wt geen otganomegalie.VT; gb inderdaad pittig oedeem bdz

[.]        Obesitas/dikke buik

[.]        meer bewegen(fietsen) anders eten. Pruimen/lijnzaad indien geen effect movicolon ”.

2.3       Op 29 juni 2015 heeft klaagster telefonisch contact opgenomen met de praktijk, waarbij zij onder andere klachten had van aanhoudende obstipatie. Daarop heeft beklaagde 1 keer daags 1 zakje movicolon voorgeschreven.

2.4       Daarna heeft beklaagde klaagster op het spreekuur van 5 januari 2016 gezien naar aanleiding van aanhoudende buikpijnklachten. Het medisch dossier vermeldt hierover:

[.]      4e dag hevige buikpijn onderin buik, doortrekkend naar rug beide kanten, soort weeen, keutel ontslasting met slijm, geen braken/koorts. mictie gb geen bloed bij def.Buik veel Ok’s gehad ws verklevingen

[.]        Adb;soepele buik normale P Wt hele colon gevoelig urine gb

[.]        Buikpijn/obstipatie

[.]        movicolon 2d indien geen effect of klachten blijven controle PM scopie ”.

2.5       Op 7 januari 2016 heeft een collega van beklaagde een huisbezoek afgelegd bij

klaagster, nadat klaagster telefonisch contact had opgenomen in verband met klachten van

hevige buikkrampen. Het medisch dossier vermeldt over de visite:

[.]      [X]: hvb: buikpijn heviger geworden, eerst in aanvallen maar nu wel continu. Geen eetlust, braakt niet, misselijk- vanochtend koorts gemeten! Vandaag geen flatulentie. 2-3 zakjes movicolon totaal gehad, geen enkel effect dus..

[.]        pijnlijk bij beweging, niet acuut ziek, wel licht transpirerend T 36,6 onder pcm P 20 reg krachtig adb: bol, gespannen, weinig P geen gootsteengeruis, diffuus drukpijn met veel drukpijn LOB RT: lege ampul

[.]        obstipatie en koort DD diverticulitis

[.]        beoordeling SEH ”.

2.5       Klaagster is vervolgens naar de Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis ingestuurd,

waar een geperforeerde diverticulitis werd geconstateerd en klaagster is geopereerd.

2.6       Beklaagde heeft op 25 januari 2016 telefonisch contact opgenomen met klaagster om

het ziektebeloop en het handelen van beklaagde daarbij te bespreken.

3.                  De klacht

Klaagster verwijt de beklaagde, samengevat en zakelijk weergegeven, dat zij de diagnose diverticulitis gemist heeft, terwijl klaagster in een half jaar 34 keer bij beklaagde op consult is geweest.

4.                  Het standpunt van beklaagde

De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

5.1              Het College stelt voorop dat het bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen het niet gaat om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in zijn of haar beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

5.2              Het College merkt allereerst op dat zij begrijpt dat het erg vervelend voor klaagster moet zijn geweest dat zij geconfronteerd is met een diverticulitis.

5.3              Uit het medisch dossier volgt dat klaagster regelmatig op consult bij (de praktijk van) beklaagde is geweest. Daarvan heeft zij drie keer contact gehad met beklaagde in verband met buikklachten. Het College is van oordeel dat er tijdens deze consulten geen aanwijzingen bestonden voor een diverticulitis bij klaagster, mede gelet op de NHG-Standaard Diverticulitis. Zo was er sprake van een soepele buik en geen peritoneale prikkeling. Een acute buik met een perforatie was daarom niet aan de orde. Ook was er een normale peristaltiek en bevatte de ontlasting geen bloed of slijm. Het College is van oordeel dat beklaagde dan ook niet kan worden verweten dat zij een diverticulitis heeft gemist. Zij heeft op de juiste gronden tot de diagnose obstipatie kunnen komen.

5.4              Voor zover klaagster beklaagde verwijt dat zij klaagster niet heeft behandeld voor diabetes, merkt het College op dat zij uit de klacht van klaagster niet kan opmaken dat dit een persoonlijk verwijt aan beklaagde betreft. Het College ziet dan ook geen aanleiding om dit inhoudelijk te beoordelen, maar merkt wel op dat gedurende de periode dat beklaagde betrokken was bij de zorg van klaagster, geen sprake was van een diagnose diabetes, maar van een gestoorde glucose tolerantie, waarvoor klaagster behandeld is.

5.5              Om bovenstaande redenen kan niet worden gezegd dat beklaagde heeft gehandeld in strijd met de zorg die van haar in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. De klacht zal daarom zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.

6.                  De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 19 november 2019 door Y.J Wijnnobel-van Erp, voorzitter, M.W. Koek, lid-jurist, M. Keus, J.G.M. van Eekelen, en B. van Ek, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door R.C. Kruit, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.