ECLI:NL:TGZRSGR:2019:196 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-006a

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:196
Datum uitspraak: 05-11-2019
Datum publicatie: 05-11-2019
Zaaknummer(s): 2019-006a
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een uroloog. Dat klager had aangegeven dat hij niet akkoord zou gaan met een arts-assistent als operateur, betekent niet dat de uroloog hieruit had kunnen en moeten begrijpen dat klager daarmee ook een beginnend uroloog bedoelde. De uroloog heeft geen zeggenschap in het bepalen van de persoon van de operateur van klager. Het is wenselijk dat de patiënt voorafgaand aan een operatie tijdig over de persoon van de operateur wordt ingelicht, dit kan in dit geval niet aan de uroloog worden verweten. Klacht is ongegrond verklaard.  

Datum uitspraak: 5 november 2019

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C , uroloog,

werkzaam te D,

beklaagde.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 27 december 2018;

-          aanvullende stukken bij het klaagschrift, ontvangen op 30 januari 2019;

-          het verweerschrift met bijlagen.

1.2              De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 24 september 2019. De partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

1.3       De klacht is behandeld tezamen met een andere, met de klacht samenhangende zaak zoals bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Die zaak is bekend onder dossiernummer 2019-006b.

2.                  De feiten

2.1              In september 2015 is klager wegens prostaatklachten bij zijn huisarts op consult geweest. De huisarts heeft klager verwezen naar een uroloog en op zijn verzoek de verwijsbrief gericht aan de afdeling urologie van de E te D. Klager had dit verzocht omdat hem bekend was dat in de E de Green Light Laser (hierna ook: GLL)-methode wordt toegepast.

2.2              Op 10 september 2015 is klager bij beklaagde op consult geweest. Beklaagde heeft op 15 oktober 2015 nader onderzoek verricht om de juiste diagnose te kunnen stellen.

2.3              Naar aanleiding van de onderzoeken heeft beklaagde met klager drie mogelijke behandelingen besproken: medicamenteuze therapie met finasteride, een klassieke TURP-operatie (transurethrale resectie prostaat) en een prostaatvaporisatie met de GLL-methode. Klager heeft voor deze laatste optie zijn voorkeur uitgesproken. Op de vraag van beklaagde of klager er bezwaar tegen zou hebben indien een arts-assistent in opleiding tot uroloog de operatie zou uitvoeren, heeft klager bevestigend geantwoord. Beklaagde heeft hiervan een aantekening in het medisch dossier van klager gemaakt.

2.4              Op 4 december 2015 is klager geopereerd door middel van de GLL-methode. In de E is een aantal urologen in deze methode gespecialiseerd; beklaagde is wel gespecialiseerd in de TURP-operatie maar niet in de GLL-operatie.

2.5              Vlak voor zijn operatie werd klager duidelijk dat hij niet door beklaagde maar door een andere uroloog zou worden geopereerd. Toen heeft hij kennis gemaakt met zijn operateur, zijnde de beklaagde in dossier 2019-006b. Zij is als uroloog werkzaam in de E per 1 oktober 2015 en heeft ervaring met de GLL-methode.

2.6              Na de operatie heeft klager diverse klachten ondervonden.

3.                  De klacht

Klager verwijt beklaagde, zakelijk weergegeven, dat

  • hij het vertrouwen van klager heeft geschonden door de operatie op 4 december 2015 niet zelf uit te voeren. De operatie is – zonder medeweten en instemming van klager – door een beginnend uroloog verricht terwijl klager uitdrukkelijk had gezegd dat hij niet door een arts-assistent in opleiding wilde worden geopereerd. Hieronder moet ook een beginnend uroloog worden verstaan.

4.                  Het standpunt van beklaagde

Beklaagde heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

5.1              Het College merkt op dat het bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen niet gaat om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in zijn beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

5.2              Klager verkeerde naar zijn zeggen in de veronderstelling dat beklaagde hem zou opereren. Hij leidde dit af uit de omstandigheid dat beklaagde als uroloog op de site van het ziekenhuis stond vermeld en hij alle onderzoeken in het voortraject had gedaan.

5.3              Vaststaat dat klager expliciet voor een GLL-operatie heeft gekozen, dit was ook de reden om zijn huisarts om een verwijzing naar de E te vragen. Klager heeft niet specifiek om beklaagde als behandelaar cq operateur verzocht. Beklaagde heeft weliswaar het voortraject uitgevoerd maar hij verricht geen GLL-operaties. Beklaagde heeft in het dossier ook vermeld dat hij dat met klager heeft besproken. Dat klager dat kennelijk niet op die manier heeft begrepen, kan beklaagde niet worden tegengeworpen.

5.4              Uit het medisch dossier blijkt verder dat beklaagde heeft genoteerd dat klager desgevraagd niet akkoord ging met een arts-assistent als operateur. Het College kan zich niet vinden in de stelling van klager dat beklaagde hieruit had kunnen en moeten begrijpen dat klager daarmee ook een beginnend uroloog als zijn operateur uitsloot. Wat er ook zij van de indeling op het operatieschema, opgemerkt wordt dat beklaagde bovendien geen zeggenschap heeft gehad in het bepalen van de persoon van de operateur van klager. Beklaagde kan daar dan ook niet verantwoordelijk voor worden gehouden.

5.5              Voor zover klager nog heeft geklaagd over de organisatie in het ziekenhuis, de niet-actuele website van het ziekenhuis en de (tot kort voor de operatie) onbekendheid met de persoon van de operateur, merkt het College op dat het wenselijk is dat de patiënt voorafgaand aan een operatie tijdig over de persoon van de behandelaar/operateur wordt ingelicht. Echter van de omstandigheid dat daarvan bij klager geen sprake is geweest, kan beklaagde niet persoonlijk een verwijt worden gemaakt.

5.6              De conclusie is dat beklaagde niet heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ten opzichte van klager behoorde te betrachten.

5.7              De klacht zal ongegrond worden verklaard.

6.         De beslissing

Het College:

-           verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, P.M. van Dijk-de Keuning, lid-jurist, A.M.J.S. Vervest, H.C. Baak en W.F.R.M. Koch, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 5 november 2019.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.