ECLI:NL:TGZRSGR:2019:171 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-009

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:171
Datum uitspraak: 08-10-2019
Datum publicatie: 08-10-2019
Zaaknummer(s): 2019-009
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een kinderarts. Er zijn geen aanwijzingen dat beklaagde tekort is geschoten in zijn zorg voor de zoon van klaagster. De wijze van communicatie en de bejegening komt niet vast te staan. Klacht ongegrond verklaard.    

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, kinderarts,

destijds werkzaam te D,

verweerder,

gemachtigde: mr. R.J. Peet werkzaam te Utrecht.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      het klaagschrift, ontvangen op 16 januari 2019;

-      het verweerschrift met bijlagen;

-      het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 4 april 2019.

1.2              Het College heeft de klacht op 27 augustus 2019 in raadkamer behandeld.

2.                  De feiten

2.1              Verweerder was tot 1 januari 2019 als kinderarts verbonden aan het E in D. Inmiddels is verweerder met pensioen.

2.2              In de maand juni 2016 is de zoon van klaagster, F, geboren in 2014, diverse keren opgenomen geweest in het E. F was te vroeg geboren en als gevolg van hersenbeschadiging tijdens de zwangerschap meervoudig gehandicapt. Hij leed verder onder andere aan epilepsie. F is in 2017 overleden.

2.3              Op 20 tot en met 22 juni 2016 is verweerder bij de zorg voor F betrokken geweest. Hierover heeft hij in het medisch dossier genoteerd:

“20-06-2016

Anamnese       Vannacht goed gegaan, eenmaal saturatie dipje, flitsje. Daarna is het goed

                         gegaan. Heeft wel wat hoestbuien. En daarna absence. Kreeg PCM daarna

                         rustig, Heeft ketogeen dieet, lijkt nog niet echt aan te slaan in deze opstart

                         fase.

Conclusie        Toename epileptische activiteit bij verhaal van (virale bovenste?)

                         luchtweginfectie.

                         Vervolg trombocytengetal.

Beleid              lp woensdag terug naar de zorgvilla.

21-06-2016

Anamnese       Wat onrustig geweest, nog wat verhoging. Maar verder niet ziek. Gisteren

                         werd ik gebeld door de collega van G nadat moeder hen gebeld

                        had. We hebben besproken dat er geen indicatie was het beleid aan te passen.

                         Moeder heeft daar volgende week een afspraak.

Conclusie        Toename epileptische activiteit bij verhaal van (virale bovenste?)

                         luchtweginfectie.

Beleid              Ontslag naar Zorgvilla

22-06-2016

Anamnese       Goed gehoest en opgeknapt. Moeder neemt hem vandaag graag mee naar

                         huis, nu ook de temp is gedaald.”

2.4              Op 27 juni 2016 is verweerder gebeld door de huisarts van klaagster en heeft verweerder vervolgens met klaagster gebeld. Over deze gesprekken heeft verweerder in het medisch dossier genoteerd:

“CPA door moeder gebeld en ik ben door de huisarts gebeld. Ik heb met huisarts besproken dat opname alhier niet de oplossing is van het probleem. Het is meer draagkracht/draaglast. Huisarts onderschrijft dat ook. Moeder daarna gebeld een besproken. Moeder w3il desalniettemin naar een academisch ziekenhuis. Zij zijn daar dus heen in H. Ik heb hem daar aangekondigd.”

3.                  De klacht

Klaagster verwijt verweerder nalatigheid in de verleende zorg aan haar zoon en dat hij onmenselijke opmerkingen heeft gemaakt.

4.                  Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

5.1              Het College is zich ervan bewust dat klaagster in de periode waar de klacht op ziet in een zware situatie zat en dat zij ook nu nog een moeilijke tijd doormaakt. Het College vindt het verdrietig dat klaagster zich destijds kennelijk niet gehoord heeft gevoeld door verweerder.

5.2              Het College moet in het kader van de klacht beoordelen of verweerder in strijd heeft gehandeld met de zorg die van hem in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. Het College komt niet tot het oordeel dat verweerder is tekortgeschoten in de zorg voor F en zal de klacht dan ook ongegrond verklaren. Het College legt dat hieronder verder uit.

5.3              De stelling van klaagster dat verweerder nalatig is geweest door haar met haar zoon meerdere keren veel te snel naar huis te sturen en haar niet serieus te nemen is door verweerder gemotiveerd tegengesproken. Daarna heeft klaagster haar stelling niet verder onderbouwd en die vindt ook geen steun in het medische dossier. Daarbij merkt het College op dat klaagster, zonder bericht, niet is verschenen bij het mondelinge vooronderzoek, waar zij een nadere toelichting had kunnen geven op haar klacht. Het College beschikt daarom niet over een aanwijzing dat verweerder  tekort is geschoten in zijn zorg voor de zoon van klaagster.

5.4              Over de wijze van communicatie en de bejegening lopen de standpunten van klaagster en verweerder ver uiteen. Zo stelt klaagster dat verweerder zich “niet menselijk” heeft gedragen door te zeggen dat kindjes met een beperking deze maatschappij niet waardig zijn. Door verweerder wordt stellig betwist dat hij dit ooit gezegd zou hebben; het is voor hem onbegrijpelijk hoe het kan dat klaagster het idee heeft dat hij dit vindt. Nu partijen elkaar op dit punt tegenspreken en objectieve aanknopingspunten ontbreken, kan het College de feitelijke gang van zaken niet vaststellen en daardoor ook niet tot de conclusie komen dat dit deel van de klacht gegrond is.

5.5              Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.

6.                  De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

de klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 8 oktober 2019 door N.B. Verkleij, voorzitter, E.P. de Beij, lid-jurist, G.J. Dogterom, J.G.M. van Eekelen en N.G. Hartwig, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door R. van der Vaart, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.