ECLI:NL:TGZRSGR:2019:155 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-213

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:155
Datum uitspraak: 01-10-2019
Datum publicatie: 01-10-2019
Zaaknummer(s): 2018-213
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater over met name een onjuiste behandeling. Beklaagde heeft zijn beslissing om geen medicatie voor te schrijven gemotiveerd uiteengezet. Niet vast te stellen dat sprake zou zijn geweest van een disproportioneel aantal afspraken om tot een behandelplan en diagnose te komen. Klacht is kennelijk ongegrond.    

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, psychiater,

werkzaam te D,

beklaagde.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 2 augustus 2018;

-      het verweerschrift met bijlagen;

-      het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek, gehouden op 5 februari 2019, met bijlagen;

-      de aanvullende documentatie, ontvangen op 30 januari 2019 van klager.

1.2              Het College heeft de klacht op 7 augustus 2019 in raadkamer behandeld.

2.                  De feiten

2.1              Klager, geboren in 1974, stond ten tijde van zijn contact met beklaagde al enige tijd onder behandeling bij het E, expertisecentrum voor autisme, van F. Beklaagde was aldaar werkzaam als psychiater.

2.2               Beklaagde is betrokken geweest bij klagers behandeling van 11 oktober 2016 tot 11 april 2017 als interim psychiater vanwege uitval van een collega.

3.                  De klacht

Klager verwijt beklaagde dat hij onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Meer in detail verwijt klager beklaagde dat hij:

a)      op 17 februari 2017 medische gegevens onbeveiligd heeft gemaild aan klager;

b)      heeft geweigerd antidepressiva te verstrekken;

c)      een disproportioneel aantal afspraken heeft gemaakt om tot een behandelplan en diagnose te komen en aan klager geen afschrift van het volledige medische dossier heeft verstrekt;

d)      klager aan zijn lot heeft overgelaten toen het UWV hem opriep voor een keuring terwijl toegezegd was dat beklaagde het UWV zou bellen om uitstel te vragen voor klager vanwege ziekte.

4.                  Het standpunt van beklaagde

Beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

5.1       Het College oordeelt dat van onvoldoende onzorgvuldig handelen niet is gebleken.

Klachtonderdeel 3 a).

5.1        Beklaagde heeft erkend dat hij in februari 2017 op verzoek van klager zijn behandelplan per e-mail heeft toegezonden. Op dat moment was veilig mailen, hetgeen per 19 april 2017 binnen de instelling is ingevoerd, nog niet mogelijk. Onbeveiligd e-mailen was destijds algemene praktijk, zodat het College dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar acht.

Klachtonderdeel 3b).

 5.2      Ook het verwijt dat beklaagde heeft geweigerd antidepressiva te verstrekken is ongegrond. Beklaagde heeft zijn beslissing om geen medicatie voor te schrijven in zijn verweerschrift gemotiveerd uiteengezet. Hij heeft gesteld dat bij PTSS psychotherapie behandeling van eerste keuze is. Voorts heeft hij aangevoerd dat bij een medicamenteuze behandeling een trouwe inname van medicatie van belang is. Beklaagde had nog geen vertrouwen daarin gezien het feit dat de behandelrelatie tussen beklaagde en klager nog instabiel was. Het College kan zich hierin vinden.

Klachtonderdeel 3 c).

5.3       Beklaagde heeft naar voren gebracht dat hij samen met klager zich tot doel had gesteld om het eens te worden over de diagnose en het behandelplan en aansluitend over de behandeling. Hij heeft gesteld dat de gebruikelijke afspraken zijn ingepland, waarbij stagnatie is opgetreden op de momenten dat klager boos is uitgevallen. Ook kostte het enige tijd om tot overeenstemming te komen. Het College kan op grond van de stukken niet vaststellen dat sprake zou zijn geweest van een disproportioneel aantal afspraken om tot een behandelplan en diagnose te komen. Het verweer van beklaagde sluit hierbij aan. Klachtonderdeel c wordt daarom eveneens ongegrond geacht.

Klachtonderdeel 3 d).

5.4       Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Waar het verwijt van klager niet is onderbouwd, wordt de stelling van beklaagde dat hij op 4 april 2017 het UWV heeft gebeld en in zijn hoedanigheid van behandelaar van klager heeft meegedeeld dat klager niet in staat was om op de afspraak op de donderdag te verschijnen, ondersteund door de aantekening hiervan in het medisch dossier. Het College gaat dan ook uit van de lezing van de beklaagde.  

5.5       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.

6.         De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 1 oktober 2019 door  M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, H.N. Koetsier en M.H. Braakman, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.