ECLI:NL:TGZREIN:2019:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18179

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2019:39
Datum uitspraak: 28-06-2019
Datum publicatie: 28-06-2019
Zaaknummer(s): 18179
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerster, arts jeugdgezondheidszorg, dat zij onzorgvuldig en onprofessioneel heeft gehandeld jegens klaagster in haar onderzoek en dat verweerster een onterechte en onjuiste melding bij Veilig Thuis heeft gedaan waardoor aan klaagster en haar zoon schade is toegebracht. Het college is van oordeel dat verweerster zorgvuldig heeft gehandeld in haar onderzoek en is tevens van mening dat klaagster de stappen van de KNMG Meldcode Kindermishandeling op juiste en zorgvuldige wijze heeft doorlopen en op juiste gronden tot een melding bij Veilig Thuis kon komen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake. Klachten ongegrond.

Uitspraak: 28 juni 2019

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 16 november 2018 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

tegen:

[C]

arts

werkzaam te [D]

verweerster

gemachtigde: mr. M. Stevens te Zeist

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-       het klaagschrift en de aanvulling daarop

-       de brief van klaagster, ontvangen op 22 januari 2019

-       het verweerschrift.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 17 mei 2019 behandeld. Verweerster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde ter zitting, mr. S.J.M. de Neeve. Klaagster is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klaagster heeft een zoon, geboren in 2004. Sinds eind januari 2017 gaat de zoon van klaagster niet meer naar school. Verweerster is als arts jeugdgezondheidszorg werkzaam bij een Gemeentelijke Gezondheidsdienst (hierna: de organisatie). Een collega van verweerster maakte, als arts jeugdgezondheidszorg, deel uit van een multidisciplinair zorgadviesteam voor onder andere de (voormalige) school van de zoon van klaagster (hierna: de school). Een zorgadviesteam houdt zich onder andere bezig met zorgwekkend schoolverzuim van leerlingen en hun terugkeer naar school. Een zorgadviesteam bestaat uit een zorgcoördinator, een leerplichtambtenaar, een schoolmaatschappelijk werker en een arts jeugdgezondheidszorg. Het zorgadviesteam bekijkt ook of het noodzakelijk is het Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs (hierna: het samenwerkingsverband) bij de casus te betrekken. Het samenwerkingsverband beoordeelt onder meer welke passende ondersteuning noodzakelijk is voor een individuele leerling en financiert dit.

Een collega van verweerster heeft in 2017 een tweetal gesprekken gevoerd met klaagster en haar zoon. Nadien heeft klaagster het vertrouwen in de collega opgezegd en een klacht tegen deze collega ingediend bij het regionaal tuchtcollege voor de gezondheidszorg.

De school heeft op 30 november 2017 aan de organisatie gevraagd om klaagster en haar zoon opnieuw uit te nodigen voor een gesprek omdat de zoon van klaagster nog steeds niet naar school ging.

Op 24 januari 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden. Bij dat gesprek waren aanwezig, klaagster, de zoon van klaagster, verweerster en een jeugdarts in opleiding. Van dit gesprek heeft verweerster een gespreksverslag opgemaakt. In dat verslag staat onder meer (inclusief eventuele taal – of schrijffouten):

“ Terugkoppeling Ziekteverzuimbegeleiding JGZ/GGD

(…)

Relevante informatie voor school (met toestemming van leerling en/of ouder):

-       Op dit moment is samenwerken met het samenwerkingsverband niet aan de orde, hierin verschillen jeugdartsen van mening met moeder.

(…)

Concreet met leerling en ouder/ verzorger gemaakte afspraken:

-       Voorlopig geen toestemming overleg met de kinderarts. Nog niet zeker of (naam zoon) bij deze arts blijf

-       Toestemming voor contact met orthopedagoog. Moeder mailt oudersverslag.

Acties JGZ

(…)

Overleg/ verder onderzoek nodig, definitieve terugkoppeling volgt zo spoedig mogelijk

(…)

De inhoud van dit formulier is mondeling met leerling en/of ouder besproken en wordt ter kennisgeving aan zowel school als ouders doorgestuurd.

N.a.v. dit gesprek geen (voorlopige) conclusie op papier. Onvoldoende informatie over fysieke toestand, hiervoor is overleg nodig met de betrokken kinderarts.

Ouder geeft aan dat de fase van ‘dingen proberen’ achter de rug is. Ouder geeft aan dat als

(naam zoon) gezondheid het toelaat dat hij zsm weer naar school gaat.”

Het gespreksverslag is door zowel klaagster, haar zoon, verweerster en de jeugdarts in opleiding ondertekend.

Op enig moment in maart 2018 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerster bij de organisatie. Deze klacht is behandeld door de (regionale) manager jeugdgezondheidszorg van de organisatie. Deze manager jeugdgezondheidszorg heeft vervolgens telefonisch contact gehad met klaagster en het gesprek op 3 mei 2018 schriftelijk teruggekoppeld aan klaagster en daarbij mediation aangeboden. Na (opnieuw) telefonisch contact tussen klaagster en de manager jeugdgezondheidszorg heeft de manager op 21 juni 2018 aan klaagster schriftelijk bericht dat zij de klacht afsluit, waarbij nogmaals mediation en tevens inzage in het medisch dossier wordt aangeboden.

De manager jeugdgezondheidszorg heeft contact gehad met de school en de leerplichtambtenaar. Daarbij heeft de school bekend gemaakt dat de school overwoog om de zoon van klaagster uit te schrijven. De manager jeugdgezondheidszorg heeft verweerster op de hoogte gesteld van de afhandeling van de klacht.

Verweerster heeft op 29 juni 2018 een melding gedaan van (vermoedens) van kindermishandeling bij Veilig Thuis.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Verweerster wordt verweten dat zij:

1.     tijdens de afspraak op 24 januari 2018 en daarna onzorgvuldig en onprofessioneel heeft gehandeld bij de uitvoering van haar onderzoek;

2.     klaagsters klacht niet heeft opgelost;

3.     een onterechte en onjuiste melding heeft gedaan bij Veilig Thuis, waardoor aan klaagster en haar zoon schade is toegebracht.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster stelt zich op het standpunt dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Over klachtonderdeel 1 stelt verweerster dat zij, nadat haar was verzocht klaagster en de zoon uit te nodigen voor een consult, dossierstudie heeft gedaan. Verweerster heeft klaagster uitgenodigd voor een consult, waarbij klaagster de afspraak twee keer heeft afgezegd. Op 24 januari 2018 heeft verweerster, samen met de jeugdarts in opleiding, een gesprek van bijna twee uur gevoerd met klaagster en haar zoon. Verweerster heeft vragen gesteld over de klachten van de zoon van klaagster. Klaagster vertelde daarbij dat de zoon onder behandeling van een kinderarts stond en dat hij kort ervoor door de kinderarts was onderzocht. Klaagster wilde of kon niet vertellen wat een mogelijke diagnose was en klaagster stond niet toe dat verweerster contact opnam met de kinderarts of de huisarts. Klaagster gaf geen toestemming om samenwerking te zoeken met andere partijen dan de orthopedagoog. Klaagster wilde ook niet dat contact werd gezocht met het samenwerkingsverband. Verweerster heeft contact opgenomen met de orthopedagoog, die geen concrete uitspraak deed of de zoon wel of niet naar school kon.

Verweerster heeft tijdens het gesprek aan klaagster duidelijk gemaakt dat zij op basis van de informatie die op dat moment beschikbaar was en door de weigering van klaagster om contact op te mogen nemen met de behandelende artsen niet de conclusie kon trekken dat de zoon in het geheel niet naar school zou kunnen. Evenmin was het voor verweerster mogelijk om een advies te geven hoe de zoon weer terug naar school zou kunnen. Het gespreksverslag, waarin dit ook staat, is opgesteld in overleg en met instemming van klaagster en haar zoon.

Over klachtonderdeel 2 stelt verweerster dat het haar niet duidelijk is wat klaagster haar verwijt. De bij de organisatie ingediende klacht is behandeld en afgerond door de manager jeugdgezondheidszorg. Daarbij heeft klaagster afgezien van de mogelijkheid tot het inzien van het medisch dossier en het inzetten van mediation.

Voor wat betreft klachtonderdeel 3 stelt verweerster dat zij bij haar melding bij Veilig Thuis stipt het (vijf-) stappenplan heeft gevolgd zoals dat is neergelegd in de KNMG Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld (2018): hierna ook: de Meldcode. Zo heeft zij onderzoek verricht (stap 1 van de Meldcode) en (stap 2 van de Meldcode) advies gevraagd aan een collega: de aandachtsfunctionaris kindermishandeling binnen de organisatie. Ook heeft zij (eveneens stap 2 van de Meldcode) de casus (anoniem) besproken met een vertrouwensarts van Veilig Thuis, die stellig was in het advies om een melding te doen. Na overleg met een tweede aandachtsfunctionaris kindermishandeling binnen de organisatie heeft verweerster besloten om niet in gesprek te gaan met klaagster en haar zoon (stap 3 van de Meldcode), alvorens de melding te doen. Na het gesprek op 24 januari 2018 had verweerster de vrees dat, als klaagster zou weten dat een melding zou worden gedaan, klaagster en haar zoon zich volledig aan de hulpverlening zouden onttrekken of zelfs zouden vertrekken. Verweerster verwijst in dit verband ook naar artikel 5.2.6. van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning( WMO) op grond waarvan beroepsbeoefenaren met een beroepsgeheim zonder toestemming gegevens mogen verstrekken aan Veilig Thuis, indien dat nodig is om kindermishandeling te stoppen of als een arts een redelijk vermoeden heeft van kindermishandeling. Overleg met betrokken professionals (stap 4 van de KNMG Meldcode) heeft niet plaatsgevonden omdat dat slechts met toestemming van klaagster kon en zij die toestemming niet heeft gegeven. Verweerster heeft (stap 5 van de KNMG Meldcode) vervolgens via vijf afwegingsvragen een weloverwogen beslissing genomen om een melding te doen. Zij heeft vastgesteld dat sprake is van structurele onveiligheid, waarin in onvoldoende mate hulp kon worden geboden. Alle pogingen om met klaagster of met de zoon tot samenwerking te komen waren tot dan toe gestrand en de school overwoog om de zoon uit te schrijven. De zoon ging (in juni 2018) nog steeds niet naar school, noch volgde hij enige vorm van onderwijs.

5. De overwegingen van het college

Het college overweegt als volgt.

Verweerster wordt in de eerste plaats verweten dat zij tijdens de afspraak op 24 januari 2018 en daarna onzorgvuldig en onprofessioneel heeft gehandeld bij de uitvoering van haar onderzoek.

Deze klacht treft geen doel. Uit het door klaagster en haar zoon ondertekende gespreksverslag kan worden afgeleid dat klaagster aan verweerster geen toestemming heeft gegeven om contact op te nemen met andere behandelaars dan de orthopedagoog. Ook blijkt uit het verslag dat klaagster geen samenwerking wenste met het samenwerkingsverband. Voorts is in het verslag opgenomen dat geen conclusie kan worden getrokken omdat er onvoldoende informatie is over de fysieke toestand van de zoon, omdat daarvoor overleg met de betrokken kinderarts nodig is. Op geen enkele wijze kan hieruit worden afgeleid dat verweerster, tijdens het gesprek op 24 januari of daarna, onzorgvuldig en onprofessioneel heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel treft geen doel.

Ten aanzien van klachtonderdeel 2, waarbij klaagster verweerster verwijt dat verweerster klaagsters klacht niet heeft opgelost, overweegt het college het volgende.

Vast staat dat de klacht tegen verweerster die klaagster bij de organisatie had ingediend, is behandeld door de manager jeugdgezondheidszorg van de organisatie, waarbij aan klaagster mediation is aangeboden. Nu verweerster niet direct betrokken was bij de afhandeling van de klacht, heeft klaagster niet duidelijk gemaakt wat zij verweerster in dit verband concreet verwijt. Dit klachtonderdeel treft al daarom geen doel.

Over klachtonderdeel 3, waarbij klaagster aan verweerster verwijt dat zij een onterechte en onjuiste melding heeft gedaan bij Veilig Thuis overweegt het college het volgende.

De KNMG Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld (2018) is geschreven in het belang van het kind en geeft de hulpverlener/arts handvatten om een afweging te maken om al dan niet een melding te doen van een vermoeden van kindermishandeling. In deze Meldcode is een stappenplan opgenomen als hulpmiddel voor de arts om een zorgvuldige afweging te maken voor al dan niet melden. Dit stappenplan is als volgt:

Stap 1. Onderzoek, kindcheck en mantelzorgverleningstechniek.

Verzamel aanwijzingen en leg vast in dossier.

Stap 2. Advies (anoniem) bij Veilig Thuis en bij voorkeur ook collega.

Stap 3. Gesprek betrokkenen.

In de Meldcode wordt in de toelichting bij deze stap onder meer en voor zover van belang het volgende vermeld:

-       De arts bespreekt de aanwijzingen en signalen van kindermishandeling en huiselijk geweld met de betrokkenen, en ook zo veel mogelijk met het kind. Dit kan al vanaf jonge leeftijd, mits het gesprek is aangepast aan het niveau van het kind. De arts bespreekt ook de mogelijkheden om tot een oplossing te komen. Indien gewenst kan VT adviseren bij de voorbereiding van het gesprek. De arts mag alleen van een gesprek afzien:

-       als dit gesprek een risico oplevert voor de veiligheid of gezondheid van de patiënt of van andere personen uit de huiselijke kring van de patiënt;

-       als redelijkerwijs gevreesd moet worden dat de patiënt de arts na dit gesprek zal gaan mijden; of

-       als de arts vreest voor zijn eigen veiligheid.

-       Besluit de arts om zijn vermoeden niet met de betrokkenen te bespreken, dan zoekt hij waar mogelijk naar een ander geschikt moment om hen alsnog in te lichten over zijn vermoedens en over een eventueel gedane melding.”

Stap 4. Zo nodig overleg betrokken professionals en signaal aan VIR.

Stap 5. Beslissen over melding via 5 afwegingsvragen:

-       Heb ik op basis van stap 1 tot en met 4 nog steeds een vermoeden van (dreigende) kindermishandeling en/of huiselijk geweld?

-       Schat ik, op basis van stap 1 t/m 4 in dat er sprake is van een acute of structurele onveiligheid?

-       Ben ik in staat effectieve hulp te bieden of te organiseren om (dreigende) kindermishandeling en/of huiselijk geweld af te wenden en te monitoren?

-       Aanvaarden betrokkenen hulp om (dreigende) kindermishandeling en/of huiselijk geweld af te wenden en zijn zij bereid en in staat zich hiervoor in te zetten?

-       Leidt de hulp binnen aanvaardbare of afgesproken tijd tot (herstel van) duurzame veiligheid en/of het (herstel van) welzijn van betrokkene(n)?

Naar het oordeel van het college heeft verweerster bij haar melding aan Veilig Thuis gehandeld in overeenstemming met het in de Meldcode voorgeschreven stappenplan en de daarbij gegeven toelichting. Zo heeft verweerster op 24 januari 2018 een onderzoek verricht, heeft zij advies gevraagd aan collega’s en (anoniem) aan een vertrouwensarts van Veilig Thuis, die haar heeft geadviseerd een melding te doen. Verweerster heeft voorts ook voldoende uiteengezet waarom zij ervoor heeft gekozen om niet het gesprek met klaagster en de zoon aan te gaan alvorens haar melding te doen. Gelet op het verloop van het gesprek op 24 januari 2018, waarbij klaagster niet wenste dat contact werd opgenomen met de behandelend kinderarts en het samenwerkingsverband en klaagster aldus weinig tot geen bereidheid tot samenwerking toonde, mocht verweerster redelijkerwijze vrezen dat klaagster en haar zoon na een gesprek verdere zorg zouden mijden en een gesprek aldus een risico zou vormen voor de gezondheid en veiligheid van de zoon van klaagster. Hierbij weegt het college mee dat verweerster dit punt expliciet heeft besproken met de tweede aandachtsfunctionaris kindermishandeling van de organisatie, die het met verweerster eens was. Ook weegt het college mee dat vast staat dat het vanaf januari 2017 (toen de zoon niet meer naar school ging) niet gelukt is tot samenwerking met klaagster en haar zoon te komen en dat de school in juni 2018 overwoog om de zoon van klaagster uit te schrijven. Dat verweerster vervolgens na beantwoording van de vijf afwegingsvragen, zoals vermeld in de

Meldcode, heeft vastgesteld dat sprake was van structurele onveiligheid, waarin in onvoldoende mate effectieve hulp kon worden geboden en een melding heeft gedaan bij Veilig Thuis is, naar het oordeel van het college, door verweerster inzichtelijk toegelicht. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake.

Bovenstaande overwegingen leiden ertoe dat de klacht, in al zijn onderdelen, ongegrond wordt bevonden.

6. De beslissing

Het college:

-       verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door M.J. van Laarhoven als voorzitter, A.M. Bossink als lid-jurist, E.I. van Dijk, A.M.A. Wagemans en A.W.M. van Milligen de Wit als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van M.E.B. Morsink als secretaris en in het openbaar uitgesproken door  K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op 28 juni 2019 in aanwezigheid van de secretaris.