ECLI:NL:TGZRAMS:2019:246 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/391

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:246
Datum uitspraak: 20-12-2019
Datum publicatie: 20-12-2019
Zaaknummer(s): 2019/391
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster klagers privacy en haar beroepsgeheim heeft geschonden door, zonder klagers toestemming, zijn gegevens door te geven aan het secretariaat, aan een collega (het college begrijpt: de stafarts) en aan de klachtencommissie. Kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 20 augustus 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle binnengekomen, en aan het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam doorgestuurde en op 11 oktober 2019 binnengekomen, klacht van:

A,                                                                  

wonende te B,

k l a g e r ,

tegen

C,

arts,

werkzaam te D,

v e r w e e r s t e r ,

gemachtigde: mr. R.J. Peet, verbonden aan VvAA rechtsbijstand.             

1.            De procedure

1.1.        Het college heeft kennisgenomen van:

-           het klaagschrift met de bijlage;

-                      het verweerschrift;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      de conclusie van repliek met de bijlagen;

-                      de conclusie van dupliek. 

1.2.        Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3.        De klacht is in raadkamer behandeld.

2.            De feiten

2.1.        Verweerster is als arts verbonden aan E, een onafhankelijk medisch adviesbureau.

2.2.        Klager, geboren op mei 1969, heeft bij zijn gemeente een aanvraag gedaan voor een gehandicaptenparkeerkaart. De gemeente heeft E om advies gevraagd over de vraag of klager, gezien zijn medische situatie, aanspraak kan maken op een dergelijke kaart.

2.3.        In het kader van die adviesaanvraag zag verweerster klager op 17 mei 2019. Vervolgens is tussen partijen enkele malen schriftelijk gecommuniceerd, onder meer over het al dan niet opvragen van medische informatie bij derden. Op 3 juli 2019 heeft verweerster, via het secretariaat van E, klager haar conceptrapportage toegezonden. Daarin heeft zij negatief geadviseerd. Klager heeft daarop geen toestemming gegeven om deze rapportage naar de gemeente te sturen en heeft daarbij duidelijk gemaakt het niet eens te zijn met de inhoud van het advies.

2.4.        Verweerster heeft de daardoor ontstane situatie met de stafarts van E besproken. Daarna heeft zij, gelet op de inhoud van de correspondentie met klager, besloten de klachtenfunctionaris in te schakelen.

2.5.        De klachtenfunctionaris heeft met klager contact opgenomen. Toen haar duidelijk werd dat klager niet had bedoeld bij haar een klacht in te dienen, is die procedure stopgezet.

3.            De klacht en het standpunt van klager

3.1.      De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster klagers privacy en haar beroepsgeheim heeft geschonden door, zonder klagers toestemming, zijn gegevens door te geven aan het secretariaat, aan een collega (het college begrijpt: de stafarts) en aan de klachtencommissie.

3.2.      Voor zover nodig zal hieronder nader op het standpunt van klager worden ingegaan.

4.            Het standpunt van verweerster

4.1.        Verweerster heeft gemotiveerd bestreden dat zij in strijd met klagers privacy en haar beroepsgeheim heeft gehandeld. Zij stelt dat zij heeft gehandeld zoals van haar in de gegeven omstandigheden verwacht mocht worden. 

4.2.      Voor zover nodig zal hieronder nader op het standpunt van verweerster worden ingegaan.

5.            De beoordeling

5.1.        Ter toetsing staat of verweerster bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm was aanvaard. Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van dat beroepsmatig handelen gaat het derhalve niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen die grenzen is gebleven. In het licht van dat toetsingskader zal het college de klacht beoordelen.

5.2.        Voor zover de klacht betrekking heeft op de stelling dat verweerster klagers privacy en haar beroepsgeheim heeft geschonden door de conceptrapportage ter verzending aan het secretariaat van E aan te bieden, dient het ongegrond te worden verklaard. Voor de medewerkers van het secretariaat van een organisatie als E geldt immers een van de arts(en) afgeleid beroepsgeheim. Dat betekent dat verweerster betreffende het ter verzending aanbieden van haar rapportage aan het secretariaat geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5.3.        Het college stelt verder vast dat verweerster uitdrukkelijk heeft bestreden dat zij enige vertrouwelijke medische informatie met de stafarts en de klachtenfunctionaris heeft gedeeld. Zij geeft aan dat ze met de stafarts klagers casus alleen geanonimiseerd heeft besproken en dat ze aan de klachtenfunctionaris uitsluitend klagers contactgegevens heeft verstrekt. In reactie daarop heeft klager bij conclusie van repliek aangegeven: ‘Als er geen medische gegevens zijn verstrekt waarover hebben ze dan gepraat over A. Het zijn allemaal artsen dus ga ik ervan uit dat er medisch is gewisseld over mij.’ en ‘Ik ben ervan overtuigd dat de arts haar beroepsgeheim tegenover mij heeft geschonden en mijn privacy in gevaar heeft laten brengen (…)‘ . Het college stelt vast dat klager daarmee zijn stelling niet heeft onderbouwd met concrete gegevens, maar alleen met zijn vermoeden dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld. Naar het oordeel van het college kan dat, in het licht van verweersters uitdrukkelijke ontkenning van hetgeen klager stelt, niet als voldoende onderbouwing gelden. Aangezien er ook overigens voor het college geen enkele aanleiding is om te veronderstellen dat verweerster het college op dit punt onjuist heeft geïnformeerd, zal ook dit onderdeel van de klacht ongegrond worden verklaard. 

5.4.        De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

5.5.        Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 20 december 2019 door:

A. van Maanen, voorzitter,

E.G. van der Jagt en R.L. Kloots, leden-beroepsgenoten,

bijgestaan door I.W.M. Dirksen, secretaris.

WG  secretaris                                                                                         WG  voorzitter