ECLI:NL:TGZRAMS:2019:229 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/418

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:229
Datum uitspraak: 25-11-2019
Datum publicatie: 25-11-2019
Zaaknummer(s): 2018/418
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klagers verwijten verweerster, huisarts, dat zij na de dood van hun moeder een onjuiste overlijdensakte heeft opgesteld en heeft geprobeerd de ware toedracht te verhullen. Ook wordt haar onder meer verweten de moeder voor haar overlijden palliatieve zorg te hebben onthouden. Verweerster voert verweer. Zij betwist de ontvankelijkheid van klagers en zegt in de nacht van het overlijden van de moeder enkel te hebben gewerkt als waarneemster voor de huisartsenpost en de moeder verder niet te hebben gekend.   Ongegrond

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 25 september 2018 binnengekomen klacht van:

1. A,

wonende te B,

2. C ,

wonende te B,

3. D ,

wonende te E,

4. F ,

wonende te G,

k l a g e r s ,             

gemachtigde: voorheen H, werkende te I,

tegen

J,

arts,

werkzaam te K,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde: mr. A.C.I.J. Hiddinga, verbonden aan DAS rechtsbijstand.             

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met bijlagen;

-                      het verweerschrift;

-                      de schriftelijke reactie van klagers op het verweerschrift;

-                      het door klagers overgelegde obductieverslag;

-                      een brief van de gemachtigde van klagers;

-                      nadere toelichting van de zijde van verweerster over de ontvankelijkheid;

-                      nadere toelichting van de zijde van klagers over de ontvankelijkheid, met bijlagen;

-                      het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek van 27 mei 2019;

-                      aanvullende stukken van de zijde van klagers;

-                      een schriftelijke reactie op de aanvullende stukken van de zijde van verweerster;

-                      een brief van de zijde van klagers met daarin het verzoek om aanhouding in verband met lopend toxicologisch onderzoek;

-                      de mail van 14 november 2019 van klagers, waarin zij aangeven dat de heer H niet langer als gemachtigde van klagers optreedt.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

2.1.      Op 14 juni 2018 om 2.30 uur is mw. L, moeder van zeven kinderen waaronder klagers, op 82-jarige leeftijd overleden. Verweerster had in de nacht van 13 op 14 juni 2018 als waarnemend huisarts nachtdienst op de huisartsenpost te K. Zij heeft die nacht als dienstdoend huisarts bij de overledene een natuurlijke dood vastgesteld. Op de verklaring van overlijden is door verweerster als tijdstip van overlijden 14.45 uur vermeld.

2.2.      In het kader van een kort geding is de uitvaart uitgesteld om obductie mogelijk te maken.

2.3.      Bij schrijven van 3 juli 2018 aan de gemeente M heeft verweerster verzocht het tijdstip van overlijden op de akte van overlijden te wijzigen naar 2.35 uur in verband met een verkeerd ingevulde tijd van overlijden op de overlijdenspapieren.  

2.4.      Het obductieverslag van 5 juli 2018 opgesteld door dr. N, patholoog, vermeldt voor zover hier van belang, het volgende:

“F: Definitieve conclusie

Bij L was verstoring van de bloedsamenstelling door een massaal gemetastaseerd adenocarcinoom uitgaande van de dikke darm de oorzaak van het intreden van de dood.  

Specifiek aangaande de vraagstelling obductie:

Wat is de doodsoorzaak?

Antwoord: verstoring van de bloedsamenstelling door een eindstadium van darmkanker.

Zijn er sporen van mishandeling?

Antwoord: er zijn geen zichtbare sporen die wijzen op voorgaande mishandeling.

Zijn er sporen van verstikking?

Antwoord: Er zijn geen tekenen die wijzen op zuurstofgebrek.

Zijn er sporen van overdoses medicijnen?

Antwoord: materiaal voor eventueel toxicologisch onderzoek werd afgenomen echter door de bevindingen worden daar geen wezenlijke dingen van verwacht die een ander licht zouden werpen op de huidige conclusie.

Toestand van het verhemelte?

Antwoord: Er waren geen afwijkingen aan het verhemelte zichtbaar.

Zijn er gevaarlijke combinaties van medicijnen gebruikt?

Antwoord: zie voorgaande vragen.

Zijn er sporen die wijzen op een niet-natuurlijke dood of hulp bij overlijden?

Antwoord: Zie voorgaande  vragen.”

3.         De klacht en het standpunt van klagers

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster de overledene en haar jongste zoon al kent van voor het overlijden. Zij heeft de overledene palliatieve zorg onthouden en een eenzame en pijnlijke dood bezorgd. Zij heeft zich ten onrechte uitgegeven als de behandelend huisarts van de overledene. In deze hoedanigheid heeft zij de overledene nog drie dagen voor haar overlijden ingestuurd voor een CT-scan. Zij heeft voorts vier weken voor het overlijden samen met de jongste zoon overleg gevoerd met het uitvaartcentrum over het snel afhandelen van de crematie, waarmee alle bewijs vernietigd zou zijn. Verder heeft zij, onder meer door onjuistheden in de overlijdensakte, getracht de ware toedracht van het overlijden van de overledene te verhullen, aldus steeds klagers.

4.            Het standpunt van verweerder

Verweerster heeft de klachten gemotiveerd bestreden. Zij stelt zich primair op het standpunt dat klagers niet-ontvankelijk zijn in hun klacht omdat zij niet worden verondersteld de wil van hun overleden moeder te vertegenwoordigen. De klacht is ingediend door vier van de zeven kinderen van klaagster. Deze vier kinderen hadden niet de zorg voor de overledene. De jongste zoon had deze zorg. Er is onmin binnen de familie.

In het geval klagers wel kunnen worden ontvangen in hun klacht stelt verweerster dat zij de overledene, noch haar familie kent. Zij is in de nacht van 13 op 14 juni 2018, toen zij als waarnemer werkte voor de huisartsenpost, gebeld door een zoon van de overledene met de mededeling dat zijn moeder zojuist was overleden. In het medisch dossier zag zij dat er sprake was van uitgezaaide darmkanker. Verweerster zag bij de schouw geen verdachte omstandigheden. Zij heeft na het schouwen een verklaring van natuurlijke dood opgemaakt. Hierbij heeft zij abusievelijk de verkeerde tijd ingevuld (de dagtijd in plaats van de nachttijd). Dit heeft zij gecorrigeerd nadat hierover naar de huisartsenpost was gebeld. Dit is de enige bemoeienis geweest die verweerster met de overledene en haar zoon heeft gehad.          

5.         De beoordeling

5.1.      Het college is van oordeel dat klagers kunnen worden ontvangen in hun klacht. Uitgangspunt is dat klagers als kinderen van hun overleden moeder verondersteld worden haar wil te vertegenwoordigen (ECLI:NL:TGZCTG:2015:344). Klagers hebben onvoldoende gesteld om de veronderstelde wil in dit geval niet aan te nemen. De omstandigheid dat er sprake is van een ernstig conflict tussen de kinderen en dat het verzorgende kind de klacht niet ondersteunt, is zonder nadere onderbouwing onvoldoende om de wil van de overledene niet te veronderstellen. Het college zal de klacht dus inhoudelijk beoordelen. 

5.2.      Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.3.      Het college is van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Zij heeft na de door haar verrichtte schouw op 14 juni 2018 de verklaring van overlijden betreffende een natuurlijke oorzaak kunnen opmaken. Het college overweegt hiertoe als volgt. Verweerster heeft het medisch dossier voorafgaande aan de schouw geraadpleegd. Op basis hiervan wist zij dat de overledene leed aan uitgezaaide darmkanker. Zij heeft geen verdachte omstandigheden aangetroffen. Het obductierapport van 5 juli 2018 geeft geen steun aan het standpunt van klagers maar bevestigt verweersters conclusie van een natuurlijke dood.   

5.4.      Verweerster heeft in de verklaring van overlijden een fout gemaakt in het tijdstip van overlijden. Deze fout heeft zij, nadat zij hierop was gewezen, hersteld. Een dergelijke slordigheidsfout leidt niet tot tuchtrechtelijke aansprakelijkheid, temeer nu deze adequaat is hersteld. Evenmin kan hierin een aanwijzing worden gezien voor een kwaadaardig complot waarin verweerster een rol zou spelen.

5.5.      Klagers hebben voor de betrokkenheid van verweerster bij het complot nog drie argumenten aangevoerd en gemotiveerd met als eerste het argument dat verweerster niet was opgenomen op de lijst van huisartsen te K. Dit is echter afdoende door verweerster weersproken met de omstandigheid dat de lijst alleen vaste huisartsen vermeldt en verweerster ten tijde van de schouw waarnemend huisarts was. Ook de omstandigheid dat de GGD niet is ingeschakeld is anders dan klagers menen niet ongebruikelijk, omdat de huisarts pas de schouwarts van de GGD inschakelt als er een vermoeden is van een niet-natuurlijke dood, hetgeen hier dus niet aan de orde was. Tot slot overweegt het college dat het de gebruikelijk werkwijze is om als waarnemer tijdens de schouw “behandelend arts” in te vullen op de overlijdenspapieren. Ook hier kan verweerster geen verwijt van worden gemaakt, noch kan hieruit eerdere betrokkenheid bij de overledene worden opgemaakt. Voor hetgeen verder door klagers is gesteld over de betrokkenheid van verweerster bij de overledene en de verzorgende zoon is geen onderbouwing gegeven.

5.6.      Klagers hebben met het voorgaande niet aannemelijk gemaakt dat de betrokkenheid van verweerster bij de overledene en haar jongste zoon verder ging dan de enkel de schouw en het opmaken van de verklaring van overlijden. Van het onthouden van zorg of het vernietigen van bewijs is dan ook niet gebleken.    

5.7.      Het voortgaande leidt tot de conclusie dat de klacht kennelijk ongegrond is . Verweerster kan met betrekking tot de klachtonderdelen geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist op 25 november 2019 door:

E.A. Messer, voorzitter,

J.C. van der Molen en A. Wewerinke, leden-arts,

bijgestaan door C. Neve, secretaris.

WG                                                                                                   WG

secretaris                                                                                       voorzitter