ECLI:NL:TGZRAMS:2019:199 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/262

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:199
Datum uitspraak: 15-10-2019
Datum publicatie: 15-10-2019
Zaaknummer(s): 2019/262
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager heeft een klacht ingediend tegen een tandarts, die een second opinion met betrekking tot behandeling van klagers gebit heeft uitgevoerd. Klager verwijt de tandarts zonder zijn toestemming zijn bevindingen en het tandheelkundig dossier van klager aan de tandarts van klager (de eerste opiniegever) heeft verstrekt. Verweerder voert aan dat hij wel degelijk (veronderstelde) toestemming had. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 28 mei 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven en vervolgens naar dit college doorgestuurde en op 28 juni 2019 binnengekomen klacht van :

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

tandarts,

werkzaam te D,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: mr. L. Greebe, verbonden aan Eldermans Geerts Advocaten te Zeist.            

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                  het klaagschrift met de bijlagen;

-                  het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;

-                  het verweerschrift met de bijlagen;

-                  de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                  het proces-verbaal van het op 26 september 2019 gehouden vooronderzoek.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Verweerder heeft een BIG-registratie als tandarts en is werkzaam als klinisch adviseur. Klager is als patiënt ingeschreven bij de praktijk van E te B (hierna: de ‘tandartspraktijk’).

2.2.      Klager heeft zijn behandelend tandarts aansprakelijk gesteld voor een (volgens klager) jarenlange slechte behandeling van zijn gebit. Op 28 augustus 2018 heeft klager de tandartspraktijk laten weten geen inmenging van een verzekeraar te willen, maar een onafhankelijke beoordeling te wensen. Daaropvolgend heeft de tandartspraktijk klager toestemming gevraagd het tandheelkundig dossier van klager aan verweerder te mogen overleggen voor een  beoordeling.

2.3.      Per e-mail van 25 september 2018 heeft klager toestemming onder voorwaarden en bedingen aan de tandartspraktijk gegeven voor het verstrekken van zijn tandheelkundig dossier. In die e-mail is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:

“(…)

Na overleg met mijn jurist:

De toestemming is er hierdoor onder de navolgende voorwaarden en bedingen:

1.      Deze brief behoort bij het te bestuderen dossier

2.      Ik wordt onafhankelijk van Uw organisatie ook door de onderzoeker ingelicht over zijn onderzoeksbevindingen;

3.      Aan mij wordt helder en in eevoudige bewoordingen:

a.      De onderzoeksopzet uitgelegd;

b.      De gebruikte methoden en tehchnieken van onderzoek

c.      Het onderzoeksuniversum onderbouwd bepaald

d.      Verantwoording over de betrouwbaarheid van het onderzoek

e.      Het is U expliciet verboden de onderzoeksresultaten met wie ook te delen behoudens mijn expliciete toestemming;

(…)

Hoogachtend,

[naam klager]

(…)”.

2.4.      Per e-mail van 8 oktober 2018 is de klachtenfunctionaris van de tandartspraktijk bij klager op zijn e-mail van 25 september 2018 teruggekomen. In die e-mail van 8 oktober 2018 staat (onder andere) vemeld:

“Geachte heer [naam klager],

Hierbij komen wij terug op uw e-mail van 25 september.

De klinisch adviseur zal op basis van het beschikbare dossier beoordelen of er sprake is van verwijtbaar handelen.

In navolging van uw voorwaarden en bedingen:

(…)

2. De onderzoeker zal de bevindingen tegelijkertijd aan u en aan de klachtenfunctionaris doen toekomen.

(…)

Voor alle duidelijkheid vernemen wij graag of u in navolging van onze toelichting akkoord bent met het doorsturen van uw dossier naar onze klinisch adviseur [naam verweerder].

(…)”.

2.5.  Per e-mail van 24 oktober 2018 heeft klager de e-mail van de klachtenfunctionaris beantwoord door te laten weten dat er snel een uitspraak diende te komen.

2.6.  Na ontvangst van het tandheelkundig dossier van klager heeft verweerder het dossier beoordeeld. Op 12 november 2018 heeft de klachtenfunctionaris van de tandartsenpraktijk de bevindingen van verweerder per post aan klager toegestuurd en op 13 november 2018 per e-mail.

2.7. Per e-mail van 21 november 2018 heeft klager de tandartsenpraktijk laten weten het niet eens te zijn met de bevindingen van klager.

2.8.      Op 13 april 2019 heeft klager verweerder een e-mail gestuurd met een aantal vragen. Op 8 juli 2019 heeft verweerder klager per e-mail geantwoord dat hij (zojuist) had ontdekt dat de e-mail van klager in zijn spambox terecht was gekomen en de vragen van klager zo spoedig mogelijk zou beantwoorden.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1.    maling heeft aan voor hem geldende beroepsethiek;

2.    niet schroomt een fundamenteel recht te schenden;

3.    de AVG aan zijn laars zou lappen;

4.    zonder toestemming van klager zijn bevindingen gedeeld heeft met de klachtenfunctionaris.

Ter onderbouwing van zijn klacht stelt klager dat hij zich door de handelingen van verweerder ernstig bezwaard voelt.

Op 25 september 2018 heeft klager per e-mail toestemming – onder een aantal voorwaarden en bedingen – gegeven voor het verzenden van het patiëntendossier aan verweerder. Klager heeft die e-mail voor het grootste deel zelf opgesteld en geschreven, maar hij heeft daarover wel overleg gehad met een jurist. Ter gelegenheid van het mondeling vooronderzoek heeft klager toegelicht dat hij met de tweede voorwaarde [van de e-mail van 25 september 2018, secretaris college] bedoeld heeft te zeggen dat hij los van de klachtencommissie de bevindingen van verweerder toegestuurd zou krijgen. Met het woord ‘ook’ bedoelt klager dat de gegevens aan een eventuele derde kunnen worden verstrekt, na zijn akkoord. Met voorwaarde 3, sub e bedoelt klager dat verweerder de onderzoeksresultaten niet mag delen met derden.

Voorts heeft klager ter gelegenheid van het mondeling vooronderzoek aangegeven dat het eerste en het tweede klachtonderdeel eveneens zien op de (vereiste) toestemming voor het verstrekken van zijn bevindingen door verweerder.

Voor zover nodig wordt hieronder nader ingegaan op het standpunt van klager.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

Ter onderbouwing van zijn verweer voert verweerder aan dat hij op 8 juli 2019 heeft ontdekt dat de e-mail van klager van 13 april 2019 in zijn spambox terecht is gekomen, maar na ontdekking direct met de vragen van klager aan de slag is gegaan en die op 8 juli 2019 heeft beantwoord (klachtonderdeel d).

Verder betwist verweerder dat hij zonder toestemming van klager zijn bevindingen en medische gegevens aan derden heeft vertrekt. Volgens verweerder volgt uit klagers e-mail van 25 september 2018 dat ook klager ervan uitging dat de onderzoeksresultaten c.q. bevindingen door hem met (de klachtenfunctionaris van) de tandartspraktijk zouden worden gedeeld, de tandartspraktijk over de onderzoeksresultaten c.q. bevindingen zou komen te beschikken en dat klager daarmee instemde. De voorwaarde “Het is U expliciet verboden de onderzoeksresultaten met wie ook te delen behoudens mijn expliciete toestemming” impliceert dat over de onderzoeksresultaten wordt beschikt en dus dat verweerder die (uitsluitend) met (de klachtenfunctionaris) van de tandartspraktijk zou delen.

Bovendien heeft klager geen bezwaar gemaakt toen per e-mail van 8 oktober 2018 aan klager werd bevestigd hoe de bevindingen van verweerder zouden worden gedeeld en zekerheidshalve nogmaals akkoord werd gevraagd voor het doorsturen van zijn gegevens aan verweerder.

Voor zover nodig wordt hieronder nader op het verweer van verweerder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Het college zal het eerste, het tweede en het vierde klachtonderdeel, die alle drie zien op de toestemming van klager om de onderzoeksresultaten te delen, gezamenlijk behandelen.

5.2.      Het college onderschrijft het standpunt van verweerder dat hij mocht uitgaan van  toestemming van klager om de onderzoeksbevindingen dan wel zijn patiëntendossier door verweerder met (de klachtenfunctionaris) van de tandartspraktijk te delen. Naar het oordeel van het college blijkt niet alleen uit de door verweerder aangehaalde voorwaarde 3 sub e, verwoord in de e-mail van klager van 25 september 2018, dat verweerder mocht vertrouwen op de (impliciete) toestemming van klager zijn onderzoeksbevindingen en het dossier te delen, maar ook uit de tweede voorwaarde van die e-mail van 25 september 2018. Naar het oordeel van het college volgt ook uit de tweede voorwaarde, inhoudende “ Ik wordt onafhankelijk van Uw organisatie ook door de onderzoeker ingelicht over zijn onderzoeksbevindingen” dat verweerder ook de tandartspraktijk zou inlichten over zijn onderzoeksbevindingen. Het college deelt niet het standpunt van klager dat het woord ‘ook’ in deze voorwaarde ziet op het (pas) verstrekken van de onderzoeksbevindingen na akkoord van verweerder, maar ziet op klager zelf, die naast de tandartspraktijk ook [cursivering secretaris college] wordt ingelicht.

Daar komt bij dat het binnen de beroepsgroep van verweerder – nu klager is verwezen door de tandartspraktijk naar verweerder – gebruikelijk is dat een eerste meninggever op de hoogte wordt gebracht over de bevindingen door de second opiniongever, één en ander overeenkomstig de praktijkrichtlijn van KNMT ‘Second Opinion’ uit 2004. Dat is slechts anders in de situatie dat een patiënt zich op eigen initiatief tot de second opiniongever heeft gewend. Bovendien heeft klager geen bezwaar gemaakt in reactie op de e-mail van 8 oktober 2018 toen hem werd medegedeeld met wie de bevindingen van verweerder zouden worden gedeeld.

5.3.      Voor zover klager bedoelt te klagen over het door verweerder delen van zijn bevindingen met anderen dan de (klachtenfunctionaris van de) tandartspraktijk, merkt het college op dat het geen enkele aanleiding heeft te veronderstellen dat verweerder zijn bevindingen met ‘derden’ heeft gedeeld. Het eerste, het tweede en het vierde klachtonderdeel zijn ongegrond.

5.4.      Wat betreft het derde klachtonderdeel onderschrijft het college niet het standpunt van klager dat verweerder ‘de AVG aan zijn laars lapt’. Weliswaar is de e-mail van klager van 13 april 2019 ongelukkigerwijs in de spambox van verweerder terechtgekomen, maar na ontvangst van klagers e-mail, heeft verweerder de vragen van klager per omgaande beantwoord. Om verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken van een mogelijk te accuraat ingestelde spamfilter gaat te ver. Het derde klachtonderdeel is ongegrond.

5.4.      De conclusie van het voorgaande is dat de klacht (in al haar onderdelen) kennelijk ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 15 oktober 2019 door:

J. Recourt, voorzitter,

B.D. Stibbe en R. Müller, leden-tandarts,

bijgestaan door A. Kerstens, secretaris.

WG                                                                                                     WG

secretaris                                                                                       voorzitter