ECLI:NL:TGZCTG:2019:312 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.253

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2019:312
Datum uitspraak: 17-12-2019
Datum publicatie: 18-12-2019
Zaaknummer(s): c2019.253
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen gz-psycholoog. Klager heeft al eerder een klacht tegen verweerster ingediend die betrekking heeft op een door verweerster opgestelde verklaring. In die eerdere procedure verweet klager verweerster dat zij deze verklaring heeft opgesteld; in de onderhavige procedure verwijt hij haar dat zij de verklaring niet wil herroepen. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat beide klachten betrekking hebben op hetzelfde feitencomplex en in de kern hetzelfde handelen van verweerster betreffen, te weten het opstellen van de verklaring. In de eerder door klager aangespannen procedure is thans, anders dan ten tijde van de behandeling van deze zaak in eerste aanleg, onherroepelijk beslist, zodat in het onderhavige geval sprake is van ne bis in idem. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager daarom niet ontvankelijk in zijn klacht.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.253 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., gz-psycholoog, werkzaam te D., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. J.S.M. Brouwer, verbonden aan DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V. te Amsterdam.

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 14 mei 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. – hierna de gz-psycholoog – een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 juli 2019, onder nummer 104-2019, heeft dat College klager niet-ontvankelijk verklaard.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De gz-psycholoog heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep gelijktijdig maar niet gevoegd met een andere zaak tussen dezelfde partijen (C2019.125) behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 3 december 2019, waar zijn verschenen klager en de gz-psycholoog, bijgestaan door mr. Brouwer voornoemd. Desgevraagd hebben partijen met deze gelijktijdige behandeling ingestemd.

Zowel klager als de gemachtigde van de gz-psycholoog hebben hun standpunten nader toegelicht.

2.         Beoordeling van het beroep

2.1       In beroep maakt klager bezwaar tegen het feit dat het Regionaal Tuchtcollege de zaak in raadkamer heeft behandeld zonder dat aan de gz-psycholoog een afschrift van het klaagschrift was verstrekt. Klager stelt dat het Regionaal Tuchtcollege daarmee niet de wettelijke procedure heeft gevolgd. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat, voor zover er op dit punt sprake is geweest van een verzuim in de procedure in eerste aanleg, dit is hersteld door de behandeling van de zaak in beroep waar partijen zowel schriftelijk als mondeling ter terechtzitting de gelegenheid hebben gekregen hun standpunten naar voren te brengen.

2.2       Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan de bestreden beslissing van

12 juli 2019 ten grondslag gelegd dat tussen partijen bij het Regionaal Tuchtcollege eerder een klacht (met zaaknummer 289/2018) over de door de gz-psycholoog opgestelde verklaring van 27 mei 2016 aanhangig is geweest. In die zaak heeft het Regionaal Tuchtcollege op 19 april 2019 de klacht afgewezen. Anders dan het Regionaal Tuchtcollege in zijn beslissing van 12 juli 2019 overweegt is die eerdere beslissing van 19 april 2019 niet op 31 mei 2019 onherroepelijk geworden, nu door klager tegen deze beslissing beroep is ingesteld, welk beroep onder nummer C2019.125 door het Centraal Tuchtcollege tegelijk met deze zaak ter openbare terechtzitting van 3 december 2019 is behandeld.

2.3       Ingevolge artikel 51 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) kan niemand ingevolge de bepalingen van Hoofdstuk VII van de Wet BIG nogmaals worden berecht ter zake van enig in artikel 47 lid 1 van die wet bedoeld handelen of nalaten waarover te zijnen aanzien een onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing is genomen. Dit is het zogenoemde “ne bis in idem” beginsel. Aan de orde is de vraag of het Regionaal Tuchtcollege terecht heeft geoordeeld dat klager kennelijk niet ontvankelijk is omdat deze situatie zich hier voordoet. Het Centraal Tuchtcollege beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt hiertoe als volgt.

2.4       Als gevolg van het door klager ingestelde beroep was de beslissing in de zaak met nummer 289/2018 ten tijde van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege van 12 juli 2019 niet onherroepelijk en niet-ontvankelijkverklaring van klager op grond van voornoemd artikel 51 was daarmee niet aan de orde. Dit betekent dat de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege van 12 juli 2019 niet in stand kan blijven. Op grond van artikel 73 lid 9 Wet BIG zal het Centraal Tuchtcollege deze beslissing daarom vernietigen en de klacht in het navolgende zelf afdoen.

2.5       Het Centraal Tuchtcollege heeft ambtshalve kennis van het feit dat bij beslissing van heden, te weten 17 december 2019, in de zaak met nummer C2019.125 het beroep van klager tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege van 19 april 2019 met zaaknummer 289/2018 is verworpen. Dit betekent dat aan de voor de toepassing van het ne bis in idem beginsel gestelde voorwaarde van een onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing is voldaan.

2.6       Verder geldt dat de door klager op 14 mei 2019 tegen de gz-psycholoog ingediende klacht in de zaak 104-2019 opnieuw betrekking heeft op de door de gz-psycholoog opgestelde verklaring van 27 mei 2016. De kern van de klacht in de eerste door klager tegen de gz-psycholoog aangespannen tuchtprocedure is dat de gz-psycholoog deze verklaring heeft opgesteld; in de onderhavige procedure verwijt klager de gz-psycholoog dat zij de verklaring niet wil herroepen. Beide klachten van klager hebben daarmee betrekking op hetzelfde feitencomplex en betreffen in de kern hetzelfde handelen van de gz-psycholoog, te weten het opstellen van de verklaring van 27 mei 2016.

2.7       Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat een redelijke uitleg van artikel 51 van de Wet BIG met zich brengt dat de gz-psycholoog, nu bij beslissing van 17 december 2019 (onder nummer C2019.125) al onherroepelijk over de genoemde verklaring is beslist, hierover niet nogmaals kan worden berecht. Klager kan daarom niet in zijn klacht worden ontvangen.

3.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan beroep;

en opnieuw rechtdoende:

verklaart klager niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven door: J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter;

A.R.O. Mooy en R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en E.D. Berkvens en

B. van Giessen, leden-beroepsgenoten en M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris.

Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2019.

Voorzitter  w.g.          Secretaris  w.g.